De Palatijn
De Domus Augustana op de PalatijnIk heb me zelden in mijn leven zó in mijn oudheidkundige waanwijsheid betrapt gevoeld als op een grijze decemberdag, nu een jaar of twintig geleden, in Rome. Ik was met twee studenten op het Forum Romanum en we wandelden naar de Palatijn, de heuvel waar ooit de keizerlijke paleizen stonden en waar Romulus de stad zou hebben gesticht. Uiteraard moest ik alles uitleggen en stond ik al in de doceerstand toen een van de studenten (de Lauren van Zoonen die hier ook weleens leuke blogs schrijft) zei dat dit toch wel een magische plek was.
Bam. Dat was ik even vergeten. Maar Rome is natuurlijk niet slechts een plaats waar allerlei oudheidkundig interessants is te zien. Het is ook een plek die je moet ervaren. Er is niets mis met Ruinenlust. Zeker op de Palatijn, waar de overblijfselen van de oude gebouwen zijn opgenomen in een prachtig park, dat zelfs op een grijze decemberdag magisch is.
De IJzertijd
Niet dat er vanuit de doceerstand niets over de Palatijn te vertellen valt. Volgens de Romeinse traditie was de heuvel al in de oudste tijden bewoond. In de keizertijd wees men de vermeende hut van Romulus nog altijd aan. Archeologen hebben inderdaad de resten van eenvoudige boerderijen – geen herdershutten – gevonden. Dat bevestigt overigens niet de traditie dat Rome is gesticht op de Palatijn, want soortgelijke boerderijen stonden ook op andere heuveltoppen.
Maquette van een IJzertijddorpje op de Palatijn (Antiquarium v/d Palatijn, Rome)In elk geval lag in de IJzertijd een kleine nederzetting op het westelijk deel van de Palatijn, de zogeheten Germalus. Of de heuvel destijds al was omgeven door een muur met drie poorten, zoals de antieke auteurs en Italiaanse archeologen beweren, valt niet uit te maken. Feit is wel dat de Palatijnse nederzetting ook zonder omwalling nagenoeg onneembaar was, aangezien de heuvel aan vrijwel alle zijden was omgeven door diepe, drassige dalen. Pas in de vroege zesde eeuw v.Chr. zou een begin worden gemaakt met de drainage.
Republiek
In voorindustriële samenlevingen, zo vervolgt uw docent, waren de hygiënische omstandigheden slecht. Rijke stedelingen vestigden zich het liefst op heuveltoppen, omdat ze daar minder last hadden van de stank van afval en uitwerpselen. Zo ook in Rome.
Huis van AugustusUit geschreven bronnen is bekend dat in de republikeinse periode op de Palatijn vooraanstaande Romeinse politici woonden, op loopafstand van het Senaatsgebouw. Hun huizen moeten groot zijn geweest, maar vooralsnog ontbreken archeologische sporen van vóór 90 v.Chr. Uit de daaropvolgende tijd stammen het Huis van Livia (Augustus’ echtgenote) en het Huis van de Griffioenen. Archeologen hebben ook tempels uit de republikeinse periode geïdentificeerd, zoals die van Victoria en Kybele.
Paleisbouw
Keizer Augustus was de eerste die hier grootschalig bouwde, maar een echt paleis was zijn woning op de Germalus niet. Dan zou het immers lijken alsof hij koning was, en dat was uit den boze. Al ten tijde van Tiberius (r.14-37) bleek het Huis van Augustus echter te klein voor alle representatieve functies. Het werd daarom uitgebreid, maar het 150 bij 120 meter grote complex dat tegenwoordig bekendstaat als Domus Tiberiana en waarvan de ruïnes liggen onder de lieflijke Farnesetuinen, is jonger.
Maquette van de Palatijn (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)Keizer Caligula (r.37-41) verbond de huizen van Augustus, Livia en Tiberius met het Forum en gebruikte, volgens een archeologische bevestigde anekdote, de tempel van Castor en Pollux als entree. Daarna bouwde Nero eerst de Domus Transitoria, een verzameling gebouwen die de diverse paleisachtige constructies moest verbinden. Na de beruchte brand van Rome werden alle gebouwen geïntegreerd in het Gouden Huis. De Domus Tiberiana maakte hier deel van uit.
De diverse bouwfasen zijn door archeologen geïdentificeerd, en uw docent wil er best wel over praten, maar veel is nog onduidelijk. Alle gebouwen zijn namelijk aan het eind van de eerste eeuw na Chr. weer geïntegreerd in de paleizen die architect Rabirius ontwierp voor keizer Domitianus (r.81-96): de representatieve Domus Flavia en de residentiële Domus Augustana. (De namen zijn bedacht door moderne geleerden.) Deze residentie werd voltooid in 92. Met een oppervlak van ruim een vierkante kilometer domineren deze gebouwen – of beter: de ruïnes ervan – de heuvel tot op de huidige dag.
Reconstructie van Domitianus’ troonzaal in RomeMagische plek
In de tweede eeuw liet keizer Hadrianus (r.117-138) op verschillende plaatsen werkzaamheden uitvoeren, en een ruime halve eeuw later begonnen de Severische keizers weer nieuwe gebouwen toe te voegen. Keizer Septimius Severus (r.193-211) bouwde in de zuidhoek onder meer een badhuis en het zogeheten Septizodium. Dat was een sierlijke muur die vooral diende om de lelijke onderbouw van het badhuis aan het zicht te onttrekken voor wie over de Via Appia de stad binnen kwam.
Wat bomen geven aan waar het Septizodium stondKeizer Heliogabalus – over hem binnenkort meer op deze blog – sierde de heuvel met een tempel voor zijn god, de Syrische Elagabal. De volgende keizer, Severus Alexander (r.222-235), wilde een imposante toegang toevoegen in de buurt van het Septizodium, maar de voortekens waren steeds ongunstig, zodat het project nooit werd voltooid. Daarmee kwam een einde aan de keizerlijke bouwactiviteit op de Palatijn. De keizers waren steeds minder vaak in Rome. Zeker na de Crisis van de Derde Eeuw dienden andere steden als residentie.
Maar het was een magische plek, met belangrijke tempels, met Domitianus’ goed gebouwde paleis, en met herinneringen aan het oudste Rome en Romes eerste keizer. In de vijfde eeuw keerden de keizers terug en waren er reparaties. Ook Theodorik, die rond 500 regeerde over Italië, liet de gebouwen opknappen. Een magische plek dus, waarvan de naam voortleeft in ons woord “paleis”.
#Augustus #Caligula #Domitianus #DomusAugustana #DomusAurea #DomusFlavia #DomusTiberiana #DomusTransitoria #Germalus #GoudenHuis #Hadrianus #Heliogabalus #Kybele #LaurenVanZoonen #Livia #Nero #Palatijn #Rabirius #Rome #Romulus #Ruinenlust #SeptimiusSeverus #Septizodium #SeverusAlexander #TheodorikDeGrote #Tiberius #Victoria
Velleius Paterculus (7)
Tiberius (British Museum)[Deze week recycle ik de inleiding die ik in 2012 schreef voor Vincent Huninks vertaling van de Geschiedenis van Rome van de Romeinse auteur Velleius Paterculus. De Nederlandse titel is Van Troje tot Tiberius en het e-boek is nog leverbaar. Het eerste deel is hier. Vandaag Velleius’ portret van keizer Tiberius.]
Lucianus vond dat een historicus een voorbeeld moest nemen aan
een onpartijdige rechter, welwillend tegenover iedereen, zonder de ene partij te bevoordelen boven de andere. In zijn boeken is de historicus een vreemdeling, zonder vaderland, onafhankelijk, aan geen koning onderworpen, en houdt hij geen rekening met wat deze of gene ervan denkt: hij verhaalt wat er gebeurd is.
Als er één punt is waar Velleius Paterculus ten opzichte van deze norm tekortschiet, dan is het bij zijn beoordeling van Tiberius, voor wie geen compliment te exuberant is. Zoals hij zelf in een andere context toegeeft:
Wat de nog levenden betreft, zo groot als onze bewondering voor hen is, zo moeilijk is ook een kritisch oordeel.
Dit heeft Velleius’ reputatie geen goed gedaan, want Tiberius gold lange tijd niet als groot bestuurder. Het oordeel van de serieuze Romeinse historicus Tacitus en de populaire biograaf Suetonius wogen zwaar, en zij schetsen hem als een getormenteerde geest die in staat was zich tot de Senaat te richten met de woorden
wat ik u moet schrijven, heren senatoren, hoe ik u moet schrijven, of wat ik u op dit ogenblik beslist niet moet schrijven – de goden en de godinnen mogen mij storten in een verderf vreselijker dan dat waaraan ik dagelijks ten prooi ben, als ik het weet.
Een geesteszieke, met andere woorden, die niet hoorde te worden geprezen door een eerlijk historicus. Als doodsklap voor Velleius’ reputatie golden de opmerkingen aan het einde van De geschiedenis van Rome, waar hij Seianus lijkt te prijzen, de commandant van de garde die zó machtsbelust was dat zelfs Tiberius van mening was dat hij beter uit de weg kon worden geruimd.
Zoals hierboven al aangegeven, hebben historici hun beeld van Tiberius intussen bijgesteld, en dat betekent dat nu ook anders tegen Velleius’ loftuitingen wordt aangekeken. Dit wil niet zeggen dat hij tegenwoordig geldt als de enige waarheidsgetrouwe bron, maar zijn woorden gelden inmiddels als overdreven en niet meer als volslagen misplaatst, en hijzelf wordt beschouwd als overenthousiast en niet langer als leugenaar. Op één punt heeft Velleius Paterculus zelfs volledig gelijk gekregen: de oorlogsvoering. Tiberius’ voorkeur Germanië via diplomatie te beheersen, was adequater dan de gewelddadige benadering van zijn broer Drusus en zijn adoptiefvader Augustus. Er is niets mis met Velleius’ bewondering voor een man die als generaal simpelweg bewonderenswaardig was.
Op een ander punt kunnen we vaststellen dat er teveel in Velleius’ woorden is gelezen: hij prijst Seianus niet, hij beargumenteert slechts dat Tiberius het recht had hem als assistent aan te stellen. Sterker nog, Seianus zal niet blij zijn geweest met De geschiedenis van Rome, aangezien Velleius Paterculus hem niet noemt waar hij dat had moeten doen: in zijn beschrijving van de muiterij van de Romeinse troepen in Illyrië, die door Tiberius’ zoon Drusus en Junius Blaesus zou zijn onderdrukt. De actieve figuur was hier vooral Seianus.
En toch. Hoewel niemand nu nog zal beweren dat Velleius’ bewondering voor een geesteszieke hem ontmaskert als een vleier van het laagste allooi, en hoewel er in de antieke opvatting over geschiedschrijving ruimte is voor lof en blaam, blijven de excessieve loftuitingen merkwaardig in een geschiedenisboek. Maar is het einde van De geschiedenis van Rome wel bedoeld als geschiedwerk?
De vraag stellen is haar beantwoorden. Nee. Elke antieke lezer wist dit toen hij las hoe Velleius Paterculus zijn jubelzang op Tiberius aanhief:
En dan de successen en prestaties uit de afgelopen zestien jaar! Die staan in hun totaliteit op het netvlies en in het hart van alle mensen geschreven, dus waartoe daarover spreken in detail?
Als dan toch een gedetailleerde beschrijving volgt, is er sprake van een retorische vraag, zoals die ook in een geschiedwerk kan voorkomen. De lezer kan er echter zeker van zijn dat er écht van genre wordt gewisseld als toon en woordkeuze die van een feestrede blijven, en dat is precies wat gebeurt:
trouw en vertrouwen werden weer centrale begrippen op het forum, en oproer werd daar verwijderd, evenals corruptie vanaf het Marsveld en twisten uit het Senaatsgebouw.
In het Latijn staat het er nog pregnanter: e foro seditio, ambitio campo, discordia curia. De stijlfiguur die hier wordt gebruikt staat bekend als metonymie: het gebruik van een plaatsaanduiding om iets anders aan te duiden, zoals “Brussel” voor de Europese Commissie. (Een uitgewerkte vertaling zou kunnen luiden: “verwijderd werden het oproer uit de districtsgewijze Volksvergadering, corruptie uit de censusgewijze Volksvergadering, twisten uit de Senaatsvergaderingen”.) Dit is niet het taalgebruik van een historicus, maar van een redenaar. En zo gaat het verder. Iedereen herkent even later de retorische overdrijving van “correct handelen wordt nu beloond, verkeerd handelen bestraft”. Velleius Paterculus mocht dan kritisch zijn over Augustus, hij zou nooit voor zijn rekening nemen dat tijdens diens regering correct handelen was bestraft en verkeerd handelen beloond.
We hebben hier te maken met een verandering van genre die elke senator meteen in de gaten had. Velleius’ eigenlijke, historische overzicht is na de stijlbreuk feitelijk afgelopen, wat rest is een retorisch envoi, stilistisch duidelijk gescheiden van De geschiedenis van Rome. Marcus Vinicius zal hebben gedacht aan het einde van de Metamorfosen van Ovidius, een dichtwerk waarmee hij sinds zijn jeugd vertrouwd was: daar wordt een mythologische setting abrupt verruild voor de wereld van de Romeinse politiek, vol lofprijzingen voor de heersers. Het was in proza niet gebruikelijk wat Velleius Paterculus deed, maar er is geen twijfel mogelijk over het punt waar zijn geschiedwerk overgaat in welsprekendheid.
[Morgen vervolg ik met de laatste aflevering.]
#antiekeGeschiedschrijving #MarcusVelleiusPaterculus #Tiberius #VincentHunink
Castor en Pollux in Rome (2)
De tempel van Castor en Pollux op de Forma Urbis (Nationaal Museum, Rome)In het vorige stukje vertelde ik dat een generaal genaamd Postumius de tempel voor Castor en Pollux beloofde en dat zijn zoon die inwijdde. Archeologen hebben restanten teruggevonden van het heiligdom dat de Postumii bouwden. Ze hebben vastgesteld dat het podium waarop het heiligdom stond ongeveer even groot was als het enorme podium dat nu is te zien. Verder groeven ze een deel van de decoratie op, waarvan aannemelijk is dat het behoorde tot deze eerste bouwfase. Het moet voor Latijnse bezoekers, die ongetwijfeld vaak in Rome kwamen, pijnlijk zijn geweest te zien dat hun nederlaag met zo’n grandioos bouwwerk werd herdacht.
De bouwers gaven een vergelijkbaar politiek signaal af aan de Romeinse bevolking: dit was immers een cultus van aristocraten, die de massa’s duidelijk maakten dat zij sinds de val van de monarchie de macht in handen hadden. Het volk vergat het niet: de Postumii werden met dodelijke haat verafschuwd en we kennen anekdotes over generaals die werden gestenigd door hun manschappen. Het is maar een detail uit het conflict dat in de vijfde en vierde eeuw v.Chr. woedde en bekendstaat als de Standenstrijd.
Castor en Pollux als beschermers van de ruiterij (Kunsthistorisches Museum, Wenen)Latere verschijningen
Ruim drie eeuwen later deden Castor en Pollux opnieuw dienst als bode. Volgens Valerius Maximus, een verzamelaar van historische anekdotes, brachten ze in 168 v.Chr. het nieuws van de slag bij Pydna:
Tijdens de Macedonische Oorlog meende Publius Vatienus, een man uit het district van Rieti die ’s nachts op weg was naar Rome, dat twee goedgebouwde jongemannen op schimmels hem tegemoetkwamen en hem opdroegen te melden dat Lucius Aemilius Paullus de voorafgaande dag koning Perseus had gevangengenomen. Toen hij dit aan de Senaat had verteld, werd hij in de cel geworpen omdat hij met zijn ijdele praatjes de hoogheid en het aanzien van het college had geschonden. Toen echter uit Paullus’ rapport bleek dat hij die dag Perseus inderdaad gevangengenomen had, werd Vatienus uit het gevang bevrijd en werd hem bovendien land en een belastingvrijstelling geschonken.
Een beeldengroep, vervaardigd in de jaren zestig van de tweede eeuw v.Chr., lijkt te horen bij bouwwerkzaamheden van kort na de slag bij Pydna. De beelden zijn te zien in het Antiquarium van het Forum.
Castor en Pollux en hun paarden (Antiquarium Forense, Rome)Florus, een geschiedschrijver uit de Keizertijd, vertelt dat de Tweelingen in 101 v.Chr. meldden dat Marius de Kimbren had verslagen:
Het Romeinse volk ontving het zo vreugdevolle en zo gelukkige nieuws dat Italië was bevrijd en het imperium gered niet, zoals gewoonlijk, uit mensenhanden, maar, zo moeten we geloven, van de goden zelf. Want op de dag waarop de veldslag plaatsvond, is gezien hoe jongelingen bij de tempel van Castor en Pollux het overwinningsbericht overhandigden aan de praetor.
Na een restauratie in 74 v.Chr. schonk Pompeius de tempel een schilderij van zijn maîtresse Flora. Erg dankbaar betoonden de Tweelingen zich niet, want toen ze in 48 v.Chr. weer verschenen, was het om Pompeius’ nederlaag (en Caesars overwinning) bij Farsalos te melden.
Keizertijd
In 9 v.Chr. brandde het gebouw af, zodat keizer Augustus het moest herbouwen. Dat deed hij graag, want hij wilde de ridderstand zijn militaire rol teruggeven. Het leek Augustus een aardig idee de tempel te laten inwijden door zijn kleinzoons Gaius en Lucius: de zonen van Julia waren, net als Castor en Pollux, onafscheidelijke broers. Helaas stierven de jongens voordat de nieuwbouw was voltooid. Daarom werd de cultusplaats in 6 na Chr. ingewijd door Augustus’ opvolger Tiberius, mede uit naam van diens broer Drusus. Menigeen zal vreemd hebben opgekeken, want Drusus was overleden na een val van zijn paard.
Het hoge platform dat momenteel is te zien, behoort bij deze bouwfase. Daarboven stond het heiligdom zelf, waarvan dus drie opvallende zuilen resteren. Aan de voorkant was een sprekerspodium dat, net als het podium bij het Senaatsgebouw, was versierd met scheepsstevens. De trappen lagen daarom aan de zijkant, tot keizer Septimius Severus de opgang verplaatste naar de voorkant en het sprekerspodium verwijderde.
Onder de tempel waren enkele vertrekken, die waarschijnlijk werden gebruikt door het Romeinse ijkbureau. Andere kamers dienden als kluis. Vóór de tempel stonden de beelden van Castor en Pollux. Volgens Cassius Dio brachten ze keizer Caligula op een idee:
Hij liet de tempel van de Tweelingen op het Forum Romanum in Rome in tweeën delen door er dwars doorheen een ingang naar zijn paleis te maken, midden tussen de twee standbeelden door. Op die manier, zei hij steeds, konden de Tweelingen als zijn poortwachters fungeren.
De bron van JuturnaMisschien nog interessant om te weten: in de omgeving van de tempel van Castor en Pollux bevinden zich de Bron van Juturna, waar de Tweelingen hun paarden steeds drenkten, het christelijke Oratorium van de Veertig Martelaren en de Santa Maria Antiqua. Ze zijn alle drie jarenlang niet te bezichtigen geweest, maar inmiddels wel. Ik heb ze twee jaar geleden voor het eerst gezien en het was het wachten waard: de fresco’s zijn adembenemend mooi.
#BronVanJuturna #Caligula #CassiusDio #CastorEnPollux #Drusus #ForumRomanum #GaiusCaesar #GaiusMarius #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #Kimbren #Latijnen #LuciusCaesar #PubliusAnniusFlorus #Pydna #Rome #SeptimiusSeverus #slagBijFarsalos #Standenstrijd #Teutonen #Tiberius #ValeriusMaximus
Kleopatra in Rome
Kleopatra VII Filopator (Vaticaanse Musea, Rome)Als ik u zeg dat het eind oktober was, als ik toevoeg dat het was in het jaar dat was vernoemd naar het consulaat van Julius Caesar, en als ik toelicht dat het dus de oktobermaand was van wat wij 45 v.Chr. noemen, dan weet de trouwe lezer van deze blog genoeg: hij of zij is weer eens beland in een aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar 2069 jaar geleden?” En het antwoord is dat hij koninklijk bezoek kreeg.
Niet voor het eerst. Zoals gezegd was koningin Kleopatra VII Filopator, de laatste heerseres uit het ooit machtige huis van Ptolemaios, al eerder in Rome geweest, in de zomer van 46 v.Chr. Ze was later echter teruggegaan naar Egypte, vermoedelijk toen Caesar afreisde naar Spanje. In haar gezelschap was toen haar broertje en echtgenoot Ptolemaios XIV geweest, en een zoontje Caesarion. Die gold als kind van Julius Caesar en hoewel dit al in de Oudheid werd bestreden,noot Suetonius, Caesar 52. sluit de chronologie van Kleopatra’s zwangerschap het allerminst uit.
Eind 45 was de koningin van Egypte opnieuw in Rome. Caesar bracht zijn voorname gast, die dus ook zijn geliefde lijkt te zijn geweest, onder in een van zijn villa’s, gelegen aan de overzijde van de Tiber. We denken ongeveer te weten waar dat was. Julius Caesar liet het complex namelijk na aan het volk van Rome en keizer Tiberius bouwde er later een tempeltje voor Fors Fortuna, zeg maar de gelukkige samenloop van omstandigheden.noot Tacitus, Annalen 2.41. Dat tempeltje stond in de buurt van een eerdere tempel voor Fors Fortuna, bij de eerste mijlpaal aan de Via Portuensis. Zeg maar een halve kilometer ten noorden van het huidige spoorwegstation Trastevere. (Op het terrein van de villa lag trouwens ook de oudste, joodse catacombe van Rome.) Dus dat is waar Kleopatra verbleef: in het zuiden van Trastevere.
We hebben geen idee wat Caesars echtgenote Calpurnia ervan dacht dat de minnares van haar man verbleef op een half uurtje wandelen. Kleopatra beschikte over een schitterende villa, terwijl zij moest wonen in de dienstwoning van de hogepriester op het altijd rumoerige Forum Romanum. Calpurnia zal hebben geweten dat dit de wegen der wereld waren, maar een tikje wrang was het wel.
Wie zeker moeite had met de aanwezigheid van Kleopatra, was Cicero. In een brief uit juni 44 v.Chr. vertelt hij dat hij “de koningin” – hij kon bij het dicteren van de brief haar naam blijkbaar niet over de lippen krijgen – niet kan uitstaan. Ze had blijkbaar “allemaal dingen van het geleerde soort en passend bij mijn karakter” beloofd, maar was die toezegging niet nagekomen. Met pijn herinnerde Cicero zich Kleopatra’s brutaliteit en om die reden wilde hij “niets meer te maken hebben met die bende”.noot Cicero, Brieven aan Atticus 15.15.
In elk geval: de koningin van Egypte was in Rome en dat had misschien een romantische maar zeker ook een praktische reden. Caesar was bezig met de voorbereiding van een enorme militaire operatie tegen de Parthen, en de bevoorrading van al die manschappen zou het uiterste vergen van de intendance. De Egyptische graanvoorraden waren cruciaal en samenwerking met Kleopatra was dus noodzakelijk. Toen Marcus Antonius enkele jaren later Caesars plannen uitvoerde, was de rol van de Egyptische koningin even vanzelfsprekend.
[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier. Dit was het zevenduizendste op deze blog geplaatste stukje. Als u deze blog waardeert, en wat kunt missen, zijn donaties welkom.]
#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Calpurnia #JuliusCaesar #KleopatraVIIFilopator #MarcusAntonius #PtolemaiosXIV #PtolemaiosXVCaesarion #Tiberius
Romeins Judea (41-70 na Chr.)
Judaea Capta, “Judea is onderworpen” (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)[Tweede blogje over Romeins Judea; het eerste was hier.]
Het keerpunt
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus beweert dat er vanaf de dood van Herodes de Grote een rode draad was van aanhoudend geweld, dat uiteindelijk culmineerde in de Joodse Opstand van 66-70 na Chr. alsmede het einde van de eredienst in de tempel in Jeruzalem. Josephus kan voor het eerste en langste deel van die periode echter geen voorbeelden noemen en zijn tijdgenoot en collega Tacitus is overtuigd van het tegendeel: sub Tiberio quies, ten tijde van keizer Tiberius heerste er rust.noot Tacitus, Historiën 5.9. In 36/37 was er voor het eerst een incident, toen een samaritaanse messias naar de wapens liet grijpen. Pontius Pilatus onderdrukte de revolte voor ze gevaarlijk werd.
Enkele jaren later, in de winter van 40/41 na Chr., wilde keizer Caligula zijn standbeeld hebben in de tempel in Jeruzalem. Dat leidde tot protesten en de eerste interventie van de legioenen. De dood van de keizer verhinderde een bloedbad, maar voortaan was het gedaan met de rust.
De nieuwe keizer, Claudius, zocht een alternatief voor het prefecten-bestuur en benoemde een kleinzoon van Herodes de Grote tot koning: Herodes Agrippa I. Deze regeerde van 41 tot 44 en kreeg niet alleen de gebieden in handen die ooit door Archelaos bestuurd waren geweest, maar ook die van Antipas en Filippos. Bovendien kreeg zijn broer, Herodes van Chalkis, het bestuur toegewezen van de Arabische Itureeërs in de Bekaavallei. Het Joodse koninkrijk was opnieuw intact en Agrippa lijkt zichzelf te hebben beschouwd als een soort messias, die Israël had hersteld. De auteur van de Handelingen van de apostelen, die een andere messias vereerde, vermeldt zijn onverwachte dood niet zonder leedvermaak.noot Handelingen 12.23.
De procuratoren
Na de dood van Herodes Agrippa kreeg Judea opnieuw een Romeinse bestuurder, alleen was het niet langer een militaire prefect maar een civiele procurator. De wereld van de apostel Paulus is daarmee een heel andere dan die van Jezus van Nazaret.
Deze procurator was verantwoordelijk voor Judea, Samaria, Galilea, Idumea en het gebied ten oosten van de Dode Zee. De religieuze taken die de prefect nog had uitgeoefend, zoals het aanwijzen van de hogepriester, kwamen in handen van Herodes van Chalkis en (na diens dood in 48 na Chr.) in handen van een zoon van Herodes Agrippa, Agrippa II.
Het bewind van de procuratoren was echter minder gelukkig dan dat van de prefecten. De belastingdruk was hoog en dat begon zich te doen voelen. Er heerste onvrede. Voor deze periode noemt Flavius Josephus wél gewapende opstanden. Het is onduidelijk waarom de procurators niet goed in staat waren deze problemen het hoofd te bieden, want keizers als Claudius en Nero waren zeker bereid belastingtarieven te verlagen als dat nodig was. Misschien speelt een rol dat de procuratoren meer bestuurlijke taken hadden dan de prefecten, maar minder bevoegdheden. Terwijl de samenleving onrustig was, hadden zij minder armslag.
In elk geval: de vlam sloeg in de pan, de Joden kwamen in opstand, de sadducese hogepriester Ananos II – ooit afgezet omdat hij Jezus’ broer Jakobus de Rechtvaardige zonder proces had laten executeren – zag zijn kans schoon en stichtte een provisorische regering, waarop keizer Nero de legioenen stuurde.
[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
#AnanosII #Augustus #Bekaavallei #CaesareaMaritima #Caligula #Claudius #FlaviusJosephus #Galilea #HandelingenVanDeApostelen #HerodesAgrippaI #HerodesAgrippaII #HerodesVanChalkis #hogepriesterschap #Idumea #Itureeërs #JakobusDeRechtvaardige #Jeruzalem #JoodseOpstand #JudaeaCapta #Judea #messias #Nero #PontiusPilatus #procurator #RomeinsBestuur #Samaria #Tiberius
De Panter, de “vader” van Jezus
Panter, de “vader” van Jezus (Römerhalle, Bad Kreuznach)Ik noemde vorige week dat het wat curieus is dat Jezus in het Marcus-evangelie als “zoon van Maria” wordt aangeduid, terwijl het Lukas-evangelie aangeeft dat Jezus’ vader Jozef nog in leven was toen Jezus twaalf was. Je zou daarom hebben verwacht dat Jezus ook door Marcus “zoon van Jozef” genoemd werd. Misschien hebben de twee auteurs verschillende informatie ontvangen en heeft Lukas, die het evangelie van Marcus kende, de strijdigheid tussen diens en zijn eigen informatie niet herkend. Ik weet het niet.
Je kunt je voorstellen dat in het oude Judea, waar geruchten de gewoonste zaak van de wereld waren, ook allerlei lasterpraatjes circuleerden. En de vader van Jezus was daarvoor een goed doelwit. Waarom heette Jezus niet gewoon “zoon van Jozef”? Waarom beweerden zijn volgelingen dat Maria als maagd zwanger was geworden? En hoe liet die maagdelijkheid zich rijmen met het feit dat Jezus enkele broers en minimaal twee zussen had? Was Maria, toen Jezus al twaalf was of ouder, nog eens hertrouwd en kreeg ze de andere kinderen van een andere echtgenoot? Het gezin van Jezus was, hoe dan ook, een punt waarop critici het christendom konden aanvallen.
De Panter
Fast forward naar het begin van de vorige eeuw. Archeologen ontdekken bij Bingen de bovenstaande grafsteen van een Romeinse soldaat, die ooit vocht in de hulptroepen.
Tib(erius) Iul(ius) Abdes(mun) Pantera
Sidonia ann(orum) LXII
stipen(diorum) XXXX miles exs
coh(orte) I sagittariorum
h(ic) s(itus) e(st)noot EDCSEDCS-11001626.
Tiberius Julius Abdesmun, de Panter, afkomstig uit Sidon, werd tweeënzestig jaar oud, diende veertig jaar als soldaat van het Eerste Cohort Boogschutters, en ligt hier begraven.
Ik herinner mijn verbazing toen ik dit las in een van de folianten van het Corpus Inscriptionum Latinarum. Panter (het was gisteren Dierendag) is namelijk, volgens een rabbijns roddeltje, de naam die de vader van Jezus zou hebben gehad. En werkelijk alles klopt. De soldaat in Bingen kwam uit de regio, namelijk Sidon; hij leefde ten tijde van keizer Tiberius; hij behoorde bij een onderdeel dat óf in het jaar 6 na Chr. óf in het jaar 9 is overgeplaatst naar de Rijn. Het is niet helemáál ondenkbaar dat dit de man is die aanleiding is geweest tot het rabbijnse roddelpraatje. Dat maakt het echter nog niet waarschijnlijk, want zo ongebruikelijk is de bijnaam Panter nou ook weer niet.
Rabbijnse polemiek
Er is bovendien iets veel interessanters te zeggen. Namelijk dat het roddeltje zo prachtig de aard van de rabbijnse antichristelijke polemiek illustreert. We kennen uit de rabbijnse literatuur diverse soorten laster: Jezus zou dus een buitenechtelijk kind van een Romeinse soldaat zijn geweest, Jezus was een tovenaar, Jezus was een bedrieger die werd gestenigd, Jezus zat in de Onderwereld in de helse kookpotten. Anders gezegd, de rabbijnse critici zetten christelijke waarheden op hun kop: Jezus als kind van een maagd, Jezus als wonderdoener, de kruisdood als verzoening, de wederopstanding. En uiteraard is de culinaire bestraffing grappig als je doelwit een groep mensen is die waarde hecht aan gemeenschappelijke maaltijden.
De rabbijnse polemiek, die bewijsbaar teruggaat tot de tweede eeuw, illustreert twee dingen. Om te beginnen: de auteurs van de rabbijnse literatuur kenden de christelijke ideeën goed genoeg om ze trefzeker en niet zonder humor op de kop te zetten. Bovendien: de omkering past in een joodse traditie. Als de koningen van Babylonië claimden dat ze alle volken van de wereld hadden onderworpen en dat daardoor bij de bouwput van de Etemenanki alle talen van de wereld werden gesproken, dan maakten vroege joodse auteurs daar de Babylonische spraakverwarring bij de Toren van Babel van. De rabbijnse literatuur zet deze traditie voort. We krijgen hier vat op de aard van de antieke polemiek. Ik voor mij vind zoiets waanzinnig interessant.
[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier. De rabbijnse polemiek is verzameld door Peter Schäfer, Jesus in the Talmud (2007).]
#Bingen #CorpusInscriptionumLatinarum #historischeJezus #JezusVanNazaret #PeterSchäfer #Tiberius
Provinciale herindelingen
Africa (Musée des beaux-arts, Lyon)Dit wordt een saai blogje. Ik schrijf het vooral voor mezelf, omdat ik even wat dingen op een rijtje wil hebben. Dus u moet het maar niet lezen, tenzij provinciale herindelingen uw hobby zijn.
Maar het zit dus zo. Als u in de eerste helft van de tweede eeuw v.Chr. naar de Maghreb had gekeken, dan lag in het oosten, waar nu Tunesië ligt, het gebied waarover de stad Karthago de scepter zwaaide. Reisde u naar het westen, dan arriveerde u in Numidië, en dat bestond uit het gebied van twee groepen: in het oosten de Massyliërs en in het westen de Masaeisyliërs. De koning van de Numidische volken is op dat moment Massinissa; hij resideerde in Cirta, het huidige Constantine. Nog wat verder naar het westen, zeg maar in wat wij Marokko noemen, leefden de Mauri.
De Romeinse Republiek
Massinissa breidde zijn rijk gestaag uit naar het oosten, ten koste van Karthago. Rond 173 veroverde hij Dougga en kort voor 150 Bulla, dat sindsdien Bulla Regia heette, het “koninkijke Bulla”. Omdat de Romeinen voorzagen dat Massinissa’s volgende verovering Karthago zou zijn, wat betekende dat er opnieuw een supermacht was in de Maghreb, annexeerden ze het gebied in 146 zelf. Karthago werd verwoest en de hoofdstad van de provincie Africa was daarom het oeroude Utica.
Een eeuw later raakte Julius Caesar verwikkeld in een conflict met de Numidische koning Juba I, die aanvankelijk succes had, zich verbond met Caesars tegenstanders en in 46 v.Chr. met hen werd verslagen in de slag bij Thapsus. Van het westelijk deel van zijn koninkrijk, Masaesylië dus, maakte de Mauri-vorst Bochus II zich meester, de broer van Caesars bondgenoot Bogud, die zelf regeerde over de Mauri in het huidige Marokko.
Het oostelijk deel van het rijk van Juba, Massylië, werd nu Romeins. Een deel daarvan werd als Africa Nova toegevoegd aan Africa, terwijl het deel rond Cirta in handen viel van de Romeinse vrijbuiter Publius Sittius. Later werd ook dit geannexeerd, maar Cirta en drie andere steden behielden enige autonomie.
De Romeinse keizertijd
Na de burgeroorlogen die volgden op de moord op Caesar werden Africa en Africa Nova verenigd tot Africa Proconsularis, met als hoofdstad het inmiddels herbouwde Karthago. Binnen deze provincie behield Cirta dus enige autonomie, en verder was er een zone onder militair gezag die wordt aangeduid als Numidia. Hier had de commandant van het Derde Legioen Augusta het voor het zeggen.
Stand van zaken in de tijd van keizer Augustus en keizer Tiberius:
In het jaar 40 na Chr. annexeerde keizer Caligula Mauretanië, dat twee jaar later door zijn opvolger Claudius werd gesplitst in een westelijk Mauretania Tingitana en een oostelijk Mauretania Caesarea. Ondanks de naam Mauretania was dit gebied traditioneel dat van de Numidische Masaesyliërs.
Nog wat latere aanpassingen: keizer Septimius Severus maakte de militaire zone Numidië tot een zelfstandige provincie met als hoofdstad Lambaesis. Een eeuw later splitste Diocletianus Africa Proconsularis in drieën, die Africa Proconsularis, Byzacena en Tripolitana heetten, terwijl de vier autonome steden in het westen van Africa voortaan bekendstonden als Numidia Cirtensis. Deze vijf provincies en de twee Mauretanische provincies vormden samen het diocees Africa.
Ik zei toch dat dit een saai blogje zou zijn? En hoewel ik hier even op heb zitten puzzelen, ben ik nog steeds niet helemaal zeker van mijn zaak.
#AfricaProconsularis #Algerije #Augustus #BochusII #Bogud #BullaRegia #Caligula #Cherchell #Cirta #Claudius #Diocletianus #Dougga #IolCaesarea #JubaI #JubaII #JuliusCaesar #Karthago #Lambaesis #Marokko #Masaeisyliërs #Massinissa #Massyliërs #Mauri #Numidië #PubliusSittius #SeptimiusSeverus #Thapsus #Tiberius #Tunesië #Utica
Saturnus Africanus (2)
Wijding aan Saturnus Africanus (Nationaal archeologisch museum, Algiers)[Dit is het tweede van twee blogjes over Saturnus Africanus. Het eerste was hier.]
Het onderzoek naar de inscripties is al begonnen in de negentiende eeuw en de grote Algerije-kenner Stéphane Gsell vatte het allemaal samen. Daaraan voegde Marcel Le Glay in 1966 de resultaten van driekwart eeuw archeologisch onderzoek toe; u vindt de monografie hier. Daarna zijn er deelpublicaties geweest, maar ik ken geen andere synthese dan die van Le Glay. Die behandelt gelukkig wel een veelvoud aan aspecten, zoals de eigenlijke eredienst.
Verering
Er was, zo begrijp ik, onderscheid tussen de priesters (sacerdotes) en de ingewijde gelovigen (sacrati), die bij wijze van initiatie onder een juk moesten doorgaan. Een ander ritueel was het samen drinken van een honing-melk-drank. Ouders konden, zoals met de christelijke kinderdoop, baby’s al opdragen aan de bescherming van de god. De Saturnus-eredienst stond dus niet voor iedereen open; je moest een keuze maken voor toetreding, waarna er eisen aan je werden gesteld. Die doen zo oosters aan als je verwacht bij een godheid die minimaal ten dele uit Fenicië komt: je moest je schoenen uitdoen als je een heiligdom betrad en je mocht geen varkensvlees eten. En je moest je zoveel mogelijk onthouden van de verering van andere goden. Saturnus was niet zomaar een god, hij was simpelweg de heer, ba’al ofwel dominus.
Wijding aan Saturnus (Archeologisch museum, Guelma)Gegeven het enorme aantal inscripties, was Saturnus meer dan zomaar een god. Hij was simpelweg dé god. Ter vergelijking: er zijn uit de genoemde regio 106 voor Hercules, 117 voor Minerva en 246 voor Mercurius. Dat Saturnus de Africaanse oppergod was, blijkt ook wel uit het feit dat de officiële oppergod, Jupiter dus, is vertegenwoordigd met slechts 46 inscripties. (Ik sluit niet uit dat ik verkeerd heb gezocht.)
De eretitels verraden een veelheid aan aspecten. Als Saturnus Balcaranensis is hij de god van de heilige berg Bou Karnine; hij heet Pater (vader), Genitor (schepper), Frugifer (vruchtvoortbrenger), Sanctus (heilig), Aeternus (eeuwig) en Deorum omnium princeps (eerste onder alle goden).
Het is interessant dat een godheid die weliswaar een Latijnse naam had maar toch vooral een Numidisch–Fenicisch syncretisme belichaamt, zo belangrijk was. Le Glay oppert dat de populaire oosterse, door ingewijden als enige godheid te vereren oppergod in feite de wegbereider was voor de oosterse godheden die eveneens niet accepteerden dat hun ingewijden andere goden vereerden – Christus en Allah.
Saturnus Africanus in TiddisIntermezzo
Tot zo ver. Een actuele synthese heb ik niet kunnen vinden. Dat is wat verontrustend, en niet alleen omdat onderzoek begint te verouderen op het moment dat een manuscript wordt afgerond. Er is, als het gaat om antieke religie, een perspectiefwisseling geweest.
Kort door de bocht samengevat komt het erop neer dat antieke religie lang bekeken is geweest vanuit een christelijk perspectief. Zo interpreteerden oudhistorici het jodendom (althans tot het Nieuwe Perspectief op Paulus), grosso modo zoals christelijke theologen dat hadden gedaan. Ging het om het heidendom, dan namen oudheidkundigen laatantieke christelijke polemiek, zoals de bewering dat een taurobolium een doop in stierenbloed zou zijn, vrij kritiekloos over.
Uitgestorven zijn die vooroordelen bovendien niet. Op de expositie “Boven het maaiveld” wordt de christelijke laster dat heidenen religie slechts als transactie zagen (do ut des), zonder blikken of blozen herhaald. Het christendom behoudt zo zijn invloed, ook waar wetenschappers allang beter weten.
Wijding aan Saturnus Africanus (Archeologisch museum, Sétif)Door een combinatie van factoren, zoals de ontkerkelijking en de ontsluiting van nieuwe (archeologische en tekstuele) data, kijken oudheidkundigen inmiddels anders naar antieke religie. Opnieuw kort door de bocht: we zien hoe onbruikbaar het concept is. De term is sowieso alleen in zéér algemene zin te definiëren en mede daardoor zijn vrijwel alle generalisaties zinledig. Zoals het christendom zich verhoudt tot de islam zoals rugby zich verhoudt tot tennis, zo moet de verering van Saturnus Africanus zich tot het christendom hebben verhouden zoals dammen tot schansspringen.
Nieuwe visies op religie, dezelfde Saturnus
En dan wordt de door Le Glay geboden reconstructie eigenlijk wat verdacht. Hij schetst een eredienst voor Saturnus die op nogal wat plekken gemodelleerd lijkt op het christendom, met inwijdingsrituelen en priesters en hiernamaalsgeloof en exclusivisme en eeuwigheid en schepping en voedselrituelen en baby-bescherming. Het enige dat ontbreekt is een heilig boek.
Ik trek Le Glays integriteit allerminst in twijfel, maar ik sluit niet uit dat hij in zijn betoog dingen heeft uitgelicht die aansloten bij zijn impliciete, op het christendom gebaseerde definitie van religie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat hij Tertullianus’ opmerking dat Tiberius mensenoffers verbood, niet heeft herkend als een verzonnen heidense erkenning dat Jezus’ kruisdood het ultieme offer was geweest dat andere offers overbodig maakte.
Eigenlijk zou ik over Saturnus Africanus iets moderners willen lezen (zoals er over het jodendom, het christendom en de verering van Mithras volop boeken zijn die niet zijn geschreven met in het achterhoofd een beeld van het christendom), maar ik heb het niet kunnen vinden. Voor suggesties staat de commentaarsectie open.
#AfricaProconsularis #Algerije #BaälHammon #inscriptie #Kronos #MarcelLeGay #Marokko #MauretaniaCaesariensis #MauretaniaTingitana #Mithras #NieuwePerspectiefOpPaulus #Numidië #RomeinseReligie #Saturnus #SaturnusAfricanus #StéphaneGsell #syncretisme #taurobolium #Tiberius #Tunesië