Caesars Anti-Cato

Cato de Jongere (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Als ik schreef dat het augustus was in het jaar waarin Julius Caesar zonder collega het consulaat bekleedde, ofwel 45 v.Chr., dan weet de trouwe volger van deze blog dat dit weer een aflevering zal zijn in de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij was nog steeds in de Provence en dicteerde een nieuw boek: de Anti-Cato. Zoals u al vermoedde, is het een schotschrift tegen Cato de Jongere, die, liever dan door Caesar in genade te worden opgenomen, zelfmoord had gepleegd in Utica. Caesars boek moet een flinke boekrol zijn geweest, want de dichter Martialis Juvenalis heeft het ergens over “een pik zo dik als de Anti-Cato”.

De Anti-Cato was een reactie op de teksten die in de weken na de dood van de filosofisch ingestelde republikeinse senator waren verschenen. We weten dat Cicero een Laus Catonis schreef, waarin hij betoogde dat de man nog groter was geweest dan zijn reputatie. Cicero voltooide deze tekst in de maand vóór Caesars terugkeer uit de Afrikaanse Oorlog. We weten ook dat de dictator een afschrift van die tekst bij zich had tijdens zijn Spaanse veldtocht. Volgens Suetonius zou hij ongeveer ten tijde van de slag bij Munda een begin hebben gemaakt met het schrijven van een weerlegging.

Scheldpartij

Die was, althans volgens Caesar, hard nodig. De auteur van de Afrikaanse Oorlog had Cato nog getypeerd als hoogstaand. Caesars protegé Marcus Junius Brutus had een vriendelijk geschrift aan Cato gewijd. Ook Aulus Hirtius, die voor Caesar het achtste boek van de Gallische Oorlog had geschreven, had zich in een antwoord op Cicero’s lofrede genuanceerd over Cato uitgelaten. Caesar vond het allemaal te vriendelijk voor de dode senator. Hij besloot hem volledig af te branden.

De tekst is verloren, maar het schijnt een ordinaire scheldpartij te zijn geweest, waarin Cato de Jongere onder meer werd getypeerd als dronkaard. Dit soort teksten kennen we wel meer uit de Oudheid: eindeloze verzamelingen invectieven, doorgaans nog niet eens voor een kwart waar. Scheldpartijen als die van Caesar dienden, zoals Cicero in een van zijn brieven observeert, echter vooral om Cato’s verheven karakter nog beter te laten uitkomen.

Caesars haat

De vraag is waarom Caesar zich bij het schijven van de Anti-Cato door zijn blinde, contraproductieve haat heeft laten leiden. Ik ga eens wat speculeren over wat Caesar zoal zal hebben gedacht.

Ik denk dan dat het antwoord is dat het feitelijk ging over de vraag wat een Romeinse man behoorde te zijn. De hele geschiedenis van de republiek was opgehangen aan traditionele helden, die onkreukbaar en dapper waren, die verantwoordelijkheid namen en geen duimbreed toegaven aan geweld of despotie. Cato was de belichaming van die aloude Romeinse virtus, een woord dat we niet goed kunnen vertalen maar waarvan de betekenis min of meer die is van deugd, ruggengraat, karakter, fatsoen. De man die in Utica de republiek had verdedigd, stond voor alles wat de republiek groot had gemaakt.

Het recht van de sterkste

Een Pompeius had naast verdiensten ook duidelijke fouten gehad. Een Caesar kon zo iemand minachten. Vrijwel alle senatoren in Rome waren óf Caesars eigen creaturen en dus opportunisten, óf zijn tegenstanders, die hij had verslagen. Ook daarvoor hoefde Caesar geen respect te voelen. Maar Cato was onverslagen ten onder gegaan, trouw aan zijn principes en aan de deugden van de republiek. Op hem viel niets aan te merken. Dat maakte hem mateloos irritant.

Misschien moet ik het anders formuleren. Caesar baseerde zijn macht op geweld, terwijl Cato natuurlijk gezag had bezeten. Wie Cato’s karakter prees, impliceerde tegelijk dat Caesar geen deugden bezat. In feite belichaamde Cato Caesars eigen gebrek aan legitimiteit. Daarom was er Caesar veel aan gelegen de reputatie van de man te vernietigen. Dus schreef hij een Anti-Cato. Feitelijk verdedigde Caesar een wereld zonder moreel gezag, waarin hij wilde regeren met het recht van de sterkste.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AulusHirtius #CatoDeJongere #Cicero #JuliusCaesar #Juvenalis #MarcusJuniusBrutus #Suetonius #virtus

De valse Marius

Romeins portret (Capitolijnse Musea, Rome)

Als ik u zeg dat het was in het jaar waarin Julius Caesar zonder collega het consulaat bekleedde en als ik uitleg dat wij dat jaar 45 v.Chr. noemen, dan weet u dat u bent beland in een aflevering van het feuilleton “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” Alleen gaat het vandaag niet over hem maar over een familielid. Of beter, een soort van familielid.

De gens Julia

Hoe zat het ook alweer met Caesars familie? De gens Julia, de familie Julius, stamde uit Troje, dat was algemeen bekend. Troje heette immers ook Ilion of Ilios, en daarvandaan was het maar een kleine stap naar Julius. Duidelijke zaak. Mythologisch dan. We zijn op historisch betrouwbaarder grond als we constateren dat de familie behoorde tot de aloude aristocratie, het patriciaat, en dat rond 115 v.Chr. een dochter Julia trouwde met Gaius Marius, een aanstormend talent, afkomstig uit de provincie. Marius zou niet minder dan zeven keer het consulaat bekleden. De broer van Julia, en de zwager van Marius, was de vader van Julius Caesar.

Gaius Marius en Julia hadden een zoon, Marius Junior, die in 82 v.Chr. om het leven kwam in de Eerste Burgeroorlog, nog maar zesentwintig jaar oud. Tijdens Caesars lange afwezigheid in Spanje bleek echter dat Marius Junior een zoon had gehad. Deze Marius iuvenissimus (de allerjongste) was dus een achterneef van Julius Caesar, even nauw met hem verwant als de Sextus Julius Caesar wiens gouverneurschap in Syrië zo catastrofaal was verlopen.

Marius in Rome

Terwijl Julius Caesar dus in het verre westen was, maakte deze Marius ineens naam in Italië. Omdat het met zijn vader zo slecht was afgelopen, had hij moeten onderduiken en pas nu een verwant de macht had, durfde hij weer in openbaarheid te komen. De Romeinse auteur Valerius Maximus, een tijdgenoot van keizer Augustus, weet te vertellen dat

veel veteranenkolonies en vooraanstaande steden, alsmede bijna alle gilden hem vroegen als hun beschermheer (patronus).noot Valerius Maximus, Opmerkelijke daden en gezegden 9.15.2.

In de late zomer keerde Octavius terug uit Spanje en hij kwam de Tiber opvaren naar de villa van Caesar, die niet ver van het huidige spoorwegstation Trastevere lag. Daar ontmoette hij zijn verwant. Nikolaos van Damascus weet meer:

Toen hij bij Rome de Janiculum bereikte, kwam hem een man tegemoet die beweerde de zoon van Gaius Marius Junior te zijn. Met hem kwamen een grote menigte mensen en ook enkele vrouwen die familie waren van Caesar. Hij wilde graag in de familie worden opgenomen en zij getuigden van zijn afkomst. Hij was er echter niet in geslaagd om [Octavianus’ moeder] Atia of haar zus ertoe te brengen een soortgelijke verklaring over de familiebanden af te leggen. De families Julius en Marius waren nauw verbonden en deze man leek helemaal geen familie. Hij kwam dus met een grote schare naar Octavianus toe en probeerde ook op zijn gezag in de familie opgenomen te worden. De burgers die hem vergezelden waren er ook zeker van dat hij de zoon was van Marius Junior.

Octavianus zat in een lastig parket. Hij vroeg zich af wat te doen. Het was moeilijk om een vreemdeling als familielid te begroeten, iemand van wie hij de afkomst niet kende en voor wie zijn moeder niet instond. Anderzijds zou het lastig zijn … om de man en zijn aanhangers af te wijzen. Octavianus zei dus dat Caesar én het hoofd van de familie was én het hoofd van de staat én van de hele Romeinse wereld. De man kon daarom beter naar hem toe gaan en de verwantschap uitleggen. Als hij Caesar kon overtuigen, zouden hij en de andere verwanten, volledig overtuigd, zich bij die beslissing neerleggen. … In de tussentijd zou hij niet naar Octavianus moeten komen en moest hij niets vragen alsof ze verwanten waren. Zo verstandig antwoordde Octavianus en iedereen prees hem. Desondanks volgde de kerel hem de hele weg naar huis.noot Nikolaos van Damascus, Augustus 14.

We zullen nog zien dat Julius Caesar de man beschouwde als bedrieger en wegstuurde uit Italië, wat een opmerkelijk lichte straf is. De auteurs van onze bronnen – naast Valerius Maximus en Nikolaos van Damascus ook Appianus – weten zeker dat de man een bedrieger was, die eigenlijk Amatius of Herophilus heette en oogarts was. noot Valerius Maximus, Opmerkelijke daden en gezegden 9.15.2. Onze auteurs behandelen hem echter wel heel respectvol. De man had bovendien voldoende aanhang om nog terug te keren.

Hoe vals was “de valse Marius”?

Feitelijk is het oordeel van onze bronnen ook niet relevant. Toen Caesar de man wegstuurde uit Italië, had hij al besloten dat Octavianus hem als familiehoofd zou opvolgen. Een extra, volwassen familielid was niet praktisch. Vanaf dat moment zou elk oordeel dus negatief zijn, ongeacht de waarheid. Het is vergelijkbaar met de “Pseudo-Filippos”, een Macedonische pretendent die zijn troonstrijd verloor en dus de geschiedenis in ging als bedrieger. Omgekeerd geldt de Abd al-Rahman die zich medio achtste eeuw aandiende in Córdoba als laatste overlevende van de Umayyaden-dynastie uit Damascus, wel als echt. En ook dat kunnen we helemaal niet zeker weten. Historici die zulke typeringen zomaar overnemen, maken zich schuldig aan de redenatiefout die bekendstaat als “naïef positivisme”.

Enfin. De man die zich tijdens Caesars verblijf in Spanje opwierp als zijn verwant, is de geschiedenisboeken ingegaan als “de valse Marius”. We komen hem nog tegen, want hij zou nog een extreem belangrijke rol spelen.

[De oudheidkundige wetenschappen zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect, vindt u daar. En een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AbdAlRahmanIVanCórdoba #Atia #EersteBurgeroorlog #GaiusMarius #JuliaI #JuliusCaesar #naïefPositivisme #NikolaosVanDamascus #Octavianus #PseudoFilippos #SextusJuliusCaesar #ValeriusMaximus #ValseMarius

Caesar en het Parthische Rijk

Soldaat uit het Parthische Rijk (Museum van Azerbaijan, Tabriz)

De stukjes in mijn reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” leid ik meestal in met een zo precies mogelijk datering, maar vandaag kan ik niet nauwkeuriger zijn dan dat het was in het jaar waarin Caesar zonder collega het consulaat bekleedde. Ofwel 45 v.Chr. We gaan het hebben over ’s mans volgende grote project: de oorlog tegen het Parthische Rijk.

Casus belli

De Romeinen hadden nogal wat unfinished business in het oosten. In 53 v.Chr. was generaal Crassus, nadat hij de Midden-Eufraat was overgestoken, verslagen bij Carrhae. Het staat vast dat de Romeinen zo snel mogelijk wraak wilden nemen. De heropleving van de Gallische Oorlog door Ambiorix en Vercingetorix had echter ieders aandacht gevraagd. Vervolgens was de Tweede Burgeroorlog uitgebroken.

Dat Julius Caesar al rekening hield met oorlog in het oosten, wordt gesuggereerd door twee gegevens. Om te beginnen is er de korte passage van Cassius Dio na de slag bij Zela:

Farnakes sloeg dus op de vlucht en Caesar wilde nu direct de Parthen aanpakken. Maar omdat het door toedoen van bepaalde personen in Rome tot ordeverstoringen was gekomen, zag hij zich gedwongen naar huis terug te keren. noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 44.46; vert. Gé de Vries.

Een tweede bewijsstukje is dat Caesar in 47 v.Chr. zijn vertrouweling Sextus Julius Caesar benoemde in Syrië. Die had vermoedelijk een dubbele taak: mochten de Parthen aanvallen, dan moest hij ze tegenhouden; en zolang ze niet aanvielen, moest hij het leger trainen waarmee de Romeinen de schande van Carrhae konden uitwissen. Als Caesar de oostgrens geen prioriteit had gegeven, had hij daar vermoedelijk zijn naaste vertrouweling niet aangesteld.

Sextus was echter vermoord door Quintus Caecilius Bassus, die zichzelf had benoemd tot gouverneur. Hij had, met hulp van de Arabische leider Alchaudonios én de Parthische prins Pakur, in december 46 een door Caesar gestuurd leger bij Apameia verslagen.

Plannen

Pakurs interventie vormde voor Caesar een extra reden om tegen het Parthische Rijk op te rukken. De plannen waren er vermoedelijk echter al eerder. Zolang Syrië onrustig was, was een aanval op de Parthen via de Midden-Eufraat moeilijk. Het was bovendien niet verstandig opnieuw het strijdtoneel te betreden waar de Parthische cavalerie Crassus’ legioenen had verslagen. Het was verstandiger op te rukken door Armenië. We weten uit een brief van Cicero dat er al vóór Pakurs interventie diplomatieke contacten waren tussen Rome en Armenië.noot Cicero, Brieven aan vrienden 9.15.4.

Uit diezelfde tijd, vóór Pakurs interventie dus, stamt Cicero’s redevoering ter verdediging van Marcellus, waarover ik al blogde. Daarin merkte de redenaar op dat er in het Romeinse Rijk nog veel onopgeloste problemen waren. Met andere woorden, het was nog te vroeg voor buitenlandse avonturen.noot Cicero, Voor Marcellus 29. Inderdaad ging Caesar eerst naar Spanje.

Voorbereidingen

Verschillende bronnen documenteren dat er in de zomer van 45, toen Caesar op de terugweg was vanuit Spanje, in Rome werd gesproken over de naderende Parthische Oorlog.noot Bijv. Cicero, Brieven aan Atticus 13.27.1. Het staat vast dat niemand openlijk bezwaar maakte. Er waren immers openstaande rekeningen en iedere Romeinse politicus had de plicht die te vereffenen. Het spreekt boekdelen dat Cicero, die later alles wat lelijk was in stelling zou brengen tegen Caesars rechterhand Marcus Antonius, nergens diens hulp noemt bij de voorbereiding van deze campagne. Een populaire oorlog kon geen verwijt zijn.

In de zomer van 45 werden de plannen dus gemaakt. Hoe die er in eerste instantie uitzagen, weten we niet, maar we weten dat aan de drie legioenen die al op de Balkan waren, er zes werden toegevoegd. Ook elders werden eenheden geactiveerd. Ik kom daar nog op terug.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Alchaudonios #Ambiorix #CassiusDio #FarnakesII #JuliusCaesar #MarcusLiciniusCrassus #PakurI #ParthischeRijk #QuintusCaeciliusBassus #SextusJuliusCaesar #slagBijCarrhae #slagBijZela #TweedeBurgeroorlog #Vercingetorix

Het complot tegen Caesar

Portret van een tijdgenoot van Caesar (Metropiltan Museum, New York)

In de zomer van 45 v.Chr. of, zoals de Romeinen het noemden, het jaar dat begon met Julius Caesar als enige consul, reisde Romes hoogste magistraat in het zuiden van het huidige Frankrijk. Op de vraag wat hij daar vandaag 2069 jaar geleden deed, luidt het antwoord dat hij koloniën stichtte voor zijn veteranen. Ik noemde ze al: in Narbonne vestigde hij legionairs van X Equestris, hij richtte de stad Arles in voor de mannen van VI Ferrata en organiseerde tevens de oorlogshaven Fréjus. Al eerder had hij wat verder stroomopwaarts langs de Rhône veteranenkolonies gesticht.

Het begin van een samenzwering

Het was in deze tijd dat de samenzwering begon te groeien die Caesar het leven zou kosten. De aanstichter was Gaius Trebonius en ik kan me voorstellen dat u even niet meer meteen paraat hebt wie dat ook alweer was. Het was een trouwe partijganger van Caesar, die zich had onderscheiden in de Gallische Oorlog. Hij had in het eerste jaar van de Tweede Burgeroorlog leiding gegeven aan de belegering van Marseille (een, twee, drie) en was daarna gouverneur geweest in Andalusië. Daar had hij echter de orde niet weten te handhaven en hij was zelfs verdreven uit zijn residentie Córdoba. Daarna was Gnaeus Pompeius Junior in het gebied geland.

Zoals u straks zult zien, was Gaius Trebonius zeker niet in ongenade gevallen. Zijn motief om zich tegen Caesar te keren, is dan ook onduidelijk. Feit is dat hij in de zomer van 45 v.Chr. in Zuid-Frankrijk was en daar een complot tegen Caesar begon te beramen. Hij zocht daartoe contact met Marcus Antonius. In de eerste fase van de burgeroorlog was dat Caesars rechterhand geweest, maar hij had noch aan de Afrikaanse noch aan de Spaanse Oorlog deelgenomen. Toen Caesar zich de dictatuur-voor-tien-jaar had laten toewijzen, had hij als rechterhand Lepidus geprefereerd boven Marcus Antonius. Die lijkt op een zijspoor te zijn beland en had, zo lijkt het, een motief om zich van Caesar te ontdoen. Althans, zo zag Trebonius het.

De bronnen

Uit de aard der zaak weten historici over samenzweringen doorgaans weinig. Van dit voorval weten we echter uit iets meer uit een (overigens nooit uitgesproken) redevoering van Cicero, die deze enkele maanden na de moord op Caesar schreef. Cicero geeft aan dat het op dat moment algemeen bekend was dat Marcus Antonius in Narbonne met Trebonius plannen had gemaakt, en dat de twee mannen, toen Caesar was gedood, samen hadden staan praten.noot Cicero, Tweede Philippica 34. De Grieks-Romeinse biograaf Ploutarchos bevestigt dit en citeert Trebonius zelf:

Toen ze Caesar bij diens terugkeer uit Spanje tegemoet reisden, had Marcus Antonius als reisgenoot Trebonius’ tent gedeeld, en die had toen voorzichtig zijn mening gepeild. Antonius had Trebonius begrepen, maar was niet op zijn woorden ingegaan. Hij had echter niets tegen Caesar gezegd en had trouw over het gesprek gezwegen.noot Ploutarchos, Marcus Antonius 13.

Misschien zijn ook andere vroege samenzweerders te identificeren: Aulus Hirtius, de man die als Caesars ghostwriter optrad en het achtste boek van De Gallische Oorlog schreef, en Decimus Junius Brutus, die met Trebonius Marseille had belegerd. Hun betrokkenheid valt niet te bewijzen, maar beiden waren op dat moment in Gallië en in elk geval Decimus Brutus zou een cruciale rol spelen bij de moordaanslag.

Hoe dit alles ook zij, Trebonius’ plan kwam tot niets: Marcus Antonius verlinkte Trebonius weliswaar niet maar weigerde ook zijn medewerking, en veel meer kwam er niet van. We weten niet met wie Trebonius nog meer contact heeft opgenomen en welke reacties er waren. Motieven kennen we evenmin. Maar dit staat vast: de samenzwering begon in Caesars inner circle.

De beloning van Trebonius

Ik schreef al dat Trebonius niet in ongenade was gevallen. Caesar zocht nog steeds naar vormen om zijn macht constitutioneel te laten lijken. Dat hij in z’n eentje consul was, was een affront voor elke republikeins denkende senator, dus vanaf 1 oktober zorgde hij ervoor dat de situatie weer zo normaal mogelijk was: vanaf die dag bekleedden Quintus Fabius Maximus en Gaius Trebonius het consulaat. Caesar zou in het najaar van 45 ook magistraten aanwijzen voor de komende tijd, en Trebonius kreeg Asia toegewezen. Van die provincie zou de Romeinse geschiedschrijver Tacitus later opmerken dat ze makkelijk viel uit te buiten. Anders gezegd: Caesar beloonde zijn partijganger.

Sterker nog, hij stelde vertrouwen in Trebonius. Asia zou namelijk heel belangrijk worden als Caesar eenmaal zou beginnen aan de inmiddels steeds waarschijnlijker wordende Parthische Oorlog. Kortom, Trebonius behoorde zeker nog tot Caesars vertrouwelingen toen hij een complot begon te beramen.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.] 

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Arles #AulusHirtius #Cicero #DecimusJuniusBrutus #Fréjus #GaiusTrebonius #GnaeusPompeiusJunior #JuliusCaesar #MarcusAntonius #Narbonne #Ploutarchos #VIFerrata #XGemina

Het einde van de slag bij Thapsus

Sinds de slag bij Thapsus had V Alausae een olifant op zijn munten (Teylers Museum, Haarlem)

Zoals ik in het vorige blogje al aangaf, begon de slag bij Thapsus niet werkelijk zoals Julius Caesar het had gepland, maar dreven de mannen die op zijn rechtervleugel stonden, hun tegenstanders terug. Op de andere vleugel had Scipio enig succes, maar de soldaten van het Vijfde Legioen Alaudae die hier stonden, bestookten de olifanten met hun speren en dreven ze terug. Vanaf toen had dit legioen een olifant als embleem. Zie boven.

Ook hier, op Scipio’s rechtervleugel, zetten zijn manschappen het dus op een lopen toen de olifanten zich tegen hen keerden.

Terwijl ze over de hele vlakte vluchtten, zaten Caesars legioenen dicht achter hen aan en gaven hun geen kans op adem te komen. Toen ze het legerkamp bereikten waarheen ze op weg waren, om zich daar te herstellen en weer te verdedigen, zochten ze een leider naar wie ze konden opzien en onder wiens gezag en commando ze oorlog konden voeren. Toen ze merkten dat het kamp door niemand werd beschermd, wierpen ze meteen hun wapens weg en vluchtten haastig naar het kamp van de koning. Toen ze daar aankwamen, zagen ze dat ook dat in bezit was van de Julianen. (Afrikaanse Oorlog 85)

Hoe het kamp van Juba al door Caesars mannen ingenomen kon zijn, komen we niet te weten. De auteur van De Afrikaanse Oorlog stond blijkbaar niet op dit deel van het slagveld. In de tussentijd had Gaius Vergilius, de commandant van het belegerde Thapsus, zijn garnizoen een uitval laten doen, maar de twee door Caesar achtergelaten rekrutenlegioenen sloegen die af.

Misdaden

De strijd was voorbij maar dat was niet het einde van het geweld. De soldaten, vol van frustratie over de langdurige campagne, draaiden helemaal door.

Toen Scipio’s mannen alle hoop op redding hadden laten varen, gingen ze op een heuvel staan en brachten de militaire groet door hun wapens neer te leggen. Dit hielp de ongelukkigen niet veel. Want de veteranen, een en al woede en ergernis, waren er niet toe te brengen de vijand te sparen. Ze verwondden of doodden zelfs een aantal aanzienlijke Romeinen …

Hierop trokken heel wat Romeinse ridders en senatoren zich geschrokken uit het gevecht terug, om niet eveneens gedood te worden door de soldaten, die zich na zo’n grote overwinning de vrijheid permitteerden om alle grenzen te buiten te gaan, in de hoop dat hun geweldige prestaties hen voor straf zouden behoeden. En zo werden alle soldaten van Scipio, hoewel ze Caesar om bescherming smeekten, tot de laatste man gedood, terwijl Caesar toekeek en zijn troepen smeekte hen te sparen. (Afrikaanse Oorlog 85)

Tot slot

Hoe lang het bloedvergieten is doorgegaan, we weten het niet. Maar het gevecht vormde het einde aan de Afrikaanse campagne. Sommige van Scipio’s officieren wisten te ontkomen en zouden de strijd voortzetten vanuit Andalusië. De Tweede Burgeroorlog was dus nog altijd niet voorbij. Ook had Caesar de provincie nog niet voldoende gepacificeerd. Maar hij had een moeizame campagne met succes afgerond en hij zal die dag opgelucht zijn geweest.

Ik rond af met nog twee kleine opmerkingen. Eén: Ploutarchos vertelt dat de veldslag chaotisch begon omdat Caesar een epileptische aanval had. Er is een theorie die dat uitlegt als een hart- en vaataandoening. Ik heb er al eens over geblogd: on n’a pas besoin de cette hypothèse. Ik voor mij vermoed dat de epileptische aanval is verzonnen ter verklaring van het rommelige begin van de veldslag.

Twee: ik heb hierboven de antieke bronnen centraal gesteld. We weten natuurlijk allemaal hoe het echt is geweest. Caesar aarzelde lang of hij de strijd moest beginnen, maar werd voor een voldongen feit gesteld toen Gallische legionairs de aanval op Scipio’s troepen inzetten.

Hoe de slag bij Thapsus eigenlijk begon

[Morgen meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AfrikaanseOorlog #Asterix #epilepsie #GaiusVergilius #JubaI #JuliusCaesar #olifant #Ploutarchos #QuintusCaeciliusMetellusPiusScipio #Thapsus #Tunesië #TweedeBurgeroorlog #VAlaudae

De slag bij Farsalos (3)

De vlakte van Farsalos

[Derde deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

De wijze waarop de antieke auteurs de spanning voor opdrijven voordat ze de slag bij Farsalos beschrijven, is alleszins begrijpelijk. Het was bepaald geen uitgemaakte zaak wie het gevecht en de Tweede Burgeroorlog zou winnen. Aan de ene zijde de Senaat met als opperste generaal Pompeius. Dit leger was niet alleen getalsmatig sterker, maar had bovendien nog maar kort geleden bij Dyrrhachion de overwinning geboekt. Het was goed gemotiveerd.

Aan de andere zijde stond Caesar, met een kleiner leger, nog onlangs verslagen. Het bestond echter uit veteranen, die bovendien wisten dat het er vandaag op aan zou komen. Als ze opnieuw zouden verliezen, was er geen enkele hoop – niet op een eindzege, zelfs niet op een rustige oude dag. Pompeius’ ondercommandanten, zoals Titus Labienus, hadden immers krijgsgevangenen laten executeren. Dat zullen wel mensen zijn geweest die het burgerrecht hadden verworven onder de Lex Roscia, maar ook voor “oude” Romeinse burgers leek capitulatie levensgevaarlijk. Men moest winnen, zo simpel.

Caesars eigen woorden

We zullen vandaag Julius Caesar zelf zoveel mogelijk aan het woord laten. Hij is onze uitgebreidste bron, hij was ooggetuige, en latere bronnen volgen hem. Ook moest hij, eenmaal alleenheerser, samenwerken met zijn voormalige tegenstanders. Hij kon ze niet typeren als laf of oneervol. Caesar zal als bron niet 101% betrouwbaar zijn, maar bij zijn verslag wist hij zich gehouden aan grenzen aan zijn vertekening.

Er zijn andere verslagen geweest, en het is belangrijk te constateren dat een Titus Livius pompeiaanse sympathieën zou hebben gehad, maar dit deel van Livius’ geschiedwerk is verloren gegaan, net als zijn bronnen. Wat latere auteurs hebben te melden, kan heel goed via een Livius teruggaan op een door hem geraadpleegd pompeiaans ooggetuigenverslag, maar we kunnen dat niet langer weten. Caesar schrijft (in de vertaling van Hetty van Rooijen):

Toen Caesar zijn troepen volgens krijgsgebruik tot de strijd aanspoorde, legde hij de nadruk op alles wat hij voor hen had gedaan. Hij wees er vooral op dat de soldaten voor hem konden getuigen hoe hardnekkig hij naar vrede had gestreefd … Nooit had hij nodeloos bloed van soldaten vergoten en evenmin had hij de staat van een van beide legers willen beroven. (Burgeroorlog 3.90)

Wat ik uit dit citaat heb weggelaten (op de …) is de vermelding van de diverse pogingen tot onderhandeling. Ik denk dat Caesar die alleen opnam in zijn verslag om zijn senatoriële lezers eraan te herinneren. Op de dag van Farsalos zal hij beknopter zijn geweest, want hij moet zijn praatje enkele keren hebben afgestoken, vier keer bij de vier cohorten die van elk van de negen legioenen de eerste linie vormden. Zesendertig toespraken dus, en ook nog een praatje bij de ruiterij op de rechtervleugel.

Crastinus

In Caesars verslag komen diverse officieren voor, die vaak woorden in de mond gelegd krijgen waarmee Caesar zichzelf indirect lof toezwaait. Die woorden kunnen heel goed werkelijk gesproken zijn, maar Caesar selecteert ze natuurlijk niet zonder reden.

In Caesars leger bevond zich de vrijwillig opgekomen veteraan Crastinus, die het jaar ervoor bij hem eerste centurio van het Tiende Legioen was geweest, een buitengewoon moedig man. Hij zei, toen het signaal was gegeven: “Mannen …, volg mij, en zet je in voor je bevelhebber, zoals je beloofd hebt! Alleen dit gevecht is nog over; daarna zal hij zijn oude aanzien terugkrijgen en wij onze vrijheid!”

En met een blik naar Caesar zei hij: “Bevelhebber, vandaag zal ik ervoor zorgen dat u mij bij leven of na mijn dood dankbaar kunt zijn!” Na deze woorden stormde hij als eerste uit de rechtervleugel vooruit, gevolgd door ongeveer honderdtwintig keursoldaten van de vrijwilligers. (Burgeroorlog 3.91)

Voor wie het nog niet door mocht hebben: als Caesar zegt dat iemand “buitengewoon moedig” was, heeft hij het meestal ook over loyaliteit.

[De strijd barst over een uur los. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #GaiusCrastinus #GnaeusPompeiusMagnus #Griekenland #JuliusCaesar #slagBijFarsalos #Thessalië #TweedeBurgeroorlog #XGemina

Pompeius bij Dyrrhachion

Pompeius (Louvre, Parijs)

Als ik u zeg dat het 9 april was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 4 maart 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En ook vandaag is hij niet de enige over wie we het moeten hebben. We  moeten het ook hebben over zijn rivaal, Gnaeus Pompeius Magnus, die de troepen commandeerde die de Senaat had geworven in de oostelijke provincies in de maanden waarin Julius Caesar de Iberische provincies onder de voet liep.

Pompeius

Lange tijd had Pompeius gegolden als Romes beste generaal. Hij had gevochten in de Eerste Burgeroorlog, waarin Sulla het had opgenomen tegen de Volksvergadering. Vervolgens had hij gestreden in Spanje en een rol gespeeld bij het onderdrukken van de opstand van Spartacus. Hij had een piratenoorlog beëindigd, was door het Nabije Oosten getrokken, had het Seleukidische Rijk geliquideerd en had Jeruzalem ingenomen. Boven alles was hij een constitutionele vernieuwer, die had bedacht dat je provincies kon besturen via vertegenwoordigers en dan zelf in Rome kon blijven, die het imperium maius verzon en die het idee had van een consul zonder collega. Hij legde zo de institutionele grondslag voor het keizerrijk van Augustus.

Lange tijd waren Pompeius en Caesar, samen met Crassus, politieke vrienden geweest: het eerste driemanschap of, zoals Titus Livius het verwoordde, “een samenzwering tegen de staat door de drie voornaamste burgers”. Maar Crassus was gesneuveld en de familieband tussen Pompeius en Caesar was verbroken toen Caesars dochter Julia, Pompeius’ echtgenote, was overleden. Nu stonden ze tegenover elkaar. Je krijgt uit de bronnen de indruk dat ze het allebei niet hadden gewild. In elk geval: Pompeius had het beneden zijn waardigheid geacht de republiek niet te verdedigen toen Caesar de Tweede Burgeroorlog had ontketend.

Asparagium

Gedurende de winter hadden de legers van Pompeius en Caesar aan de rivier de Apsos tegenover elkaar gelegen, totdat Marcus Antonius met Caesars versterkingen was aangekomen in het noorden van het huidige Albanië. De drie legers waren naar de havenstad Dyrrhachion opgerukt, het huidige Durrës, waar Pompeius proviand en oorlogsmaterieel

had laten opslaan. In mijn voorvorige stukje gaf ik aan dat Pompeius een en ander had veiliggesteld door de bezetting van een plaats die Caesar Asparagium noemt, het huidige Rrogozhinë. Caesar schrijft:

Toen Caesar vernam dat Pompeius zich bij Asparagium bevond, vertrok hij met zijn leger ook daarheen. … Op de derde dag bereikte hij Pompeius en sloeg naast hem zijn legerkamp op. De volgende dag liet hij al zijn troepen uitrukken, stelde ze in slagorde op en bood Pompeius de gelegenheid tot een beslissende strijd. Toen hij bemerkte dat Pompeius bleef waar hij was, voerde hij zijn leger terug in het kamp en meende nu een andere tactiek te moeten volgen. Daarom vertrok hij de volgende dag met al zijn troepen in een grote omtrekkende beweging

langs een moeilijke smalle weg naar Dyrrhachion, in de hoop Pompeius ofwel naar Dyrrhachion te kunnen terugdringen of hem van die stad te kunnen afsnijden. (Burgeroorlog 3.41; vert. Hetty van Rooijen)

Dyrrhachion

Pompeius meende aanvankelijk dat Caesar te weinig voedsel had om de strijd voort te zetten en zijn leger daarom terug trok naar het zuiden of naar Thessalië, waar zijn adjudant Gnaeus Domitius Calvinus zich bevond. Ik noemde hem al. Pompeius’ verkenners namen het misverstand al snel weg en ook het leger van Pompeius trok nu naar Dyrrhachion.

Caesar spoorde zijn soldaten aan de inspanning gewillig te verdragen, onderbrak de mars die nacht maar even, bereikte vroeg in de ochtend Dyrrhachion, op het moment dat in de verte Pompeius’ voorhoede in zicht kwam, en sloeg daar zijn legerkamp op.

Hier staat dus feitelijk dat Caesar er niet in was geslaagd de voorraadbasis met een omtrekkende beweging per verrassing in te nemen. In tegendeel: Caesar had zijn leger geplaatst tussen een door Pompeius’ manschappen goed verdedigde stad en Pompeius’ eigen leger. Geniaal eufemisticus als hij is, weet Caesar er een bijzondere draai aan te geven: “Pompeius was nu van Dyrrhachion afgesneden.”

Kul natuurlijk.

Pompeius had immers de beste vloot. Zolang hij beschikte over een haven of een strand, kon hij zich laten bevoorraden vanuit Dyrrhachion. Hij liet dus een kamp aanleggen bij een hoogte die men Petra noemde, “rots”. Ook Caesar liet dus een kamp aanleggen: iets ten noorden van Petra, iets ten oosten van Dyrrhachion. Het zou komen tot een wekenlange stellingenoorlog, waarin Caesar zich bevoorraadde vanuit het binnenland en Pompeius van over het water.

[Dinsdag meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Albanië #Asparagium #Durrës #Dyrrhachion #GnaeusDomitiusCalvinus #GnaeusPompeiusMagnus #JuliaII #JuliusCaesar #Rrogozhinë #TweedeBurgeroorlog

Caesar en Varro (2)

De brug van Córdoba stond er al in de tijd van Caesar en Varro

Varro probeerde, zoals we in het vorige stukje zagen, Hispania Ulterior vanuit Cádiz te verdedigen tegen de naderende legers van Julius Caesar. Dat liep niet goed.

Córdoba sloot de poort voor Varro en even later schreef de gemeenteraad van Cádiz dat Varro er niet welkom was. Vervolgens deserteerde een van Varro’s legioenen. Het trok zich terug in Sevilla. Toen ook Italica, de oudste Romeinse stad in Ulterior, zich tegen Varro keerde, begreep deze het hopeloze van zijn positie. In Córdoba onderwierp hij zich aan Caesar. Daarna ging Caesar naar Cádiz, waar hij twaalf jaar geleden voor het laatst was geweest.

Daar liet hij het geld en de gedenktekens die uit het heiligdom van Hercules naar een particuliere woning waren overgebracht naar de tempel terugbrengen. Hij gaf Quintus Cassius de leiding over de provincie en wees hem vier legioenen toe.

Varro als geschiedvervalser

Varro zou zich in Rome vestigen en werd een van Caesars meest loyale aanhangers. Zo voorzag hij hem van een van zijn gevaarlijkste wapens: geschiedvervalsing. Ik heb er weleens eerder over geschreven: toen Caesar later zijn buitengewone bevoegdheden, de zogeheten dictatuur, wilde verlengen, voegde hij aan de oude geschiedenis vier jaren toe waarin Rome door een dictator zou zijn geregeerd.

De gangbare reconstructie van de Romeinse geschiedenis, waarin Rome in 754/753 is gesticht en de monarchie in 510 ten einde kwam (tegelijk met het einde van de tyrannie in Athene), gaat hierop terug. De antieke historici, zoals Titus Livius en Velleius Paterculus, lieten zich niet van de wijs brengen en hielden een oudere, betere chronologie aan. Het systeem van Varro is echter wel gangbaar geworden, met het curieuze gevolg dat bijvoorbeeld de Nederlandse vertaling van Livius wordt “verduidelijkt” aan de hand van bewijsbaar onjuiste gegevens.

Caesars problemen

Wat Julius Caesar zelf betreft: hij had ondanks aanvankelijke moeilijkheden heel Iberië veroverd, inclusief de zilvermijnen. Hij kon zijn soldaten betalen. Nu kon hij zich opmaken voor de campagne tegen Pompeius, die in Macedonië en Griekenland een leger had gerekruteerd.

Maar voor Caesar naar het oosten ging, wachtte hem een nieuw probleem. Hij moest op een of andere manier een vorm vinden om zijn alleenheerschappij vorm te geven. We zagen al welke oplossing hij koos: de dictatuur. Dat zou uiteindelijk niet werken. Vooruitlopend op de gebeurtenissen kan alvast gezegd worden dat hij het probleem nooit echt heeft weten op te lossen. Het zou hem uiteindelijk het leven kosten.

[Een overzicht van de reeks over Julius Caesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Córdoba #HispaniaUlterior #Italica #JuliusCaesar #MarcusTerentiusVarro #TweedeBurgeroorlog

De tranen van Caesar

De zogenaamde “Zuil van Pompeius” in het Serapeion van Alexandrië: anders dan Caesar is Pompeius nooit in die stad geweest.

Afgelopen dinsdag vertelde ik hoe Pompeius bij de Berg Kasios op het strand was vermoord en ik kondigde aan dat ik het nog zou hebben over de reactie van Julius Caesar. Hij was ooit Pompeius’ schoonvader geweest en had aan het begin van de Tweede Burgeroorlog geprobeerd olie op de golven te gooien. Maar het was anders gelopen en op 2 oktober van het jaar waarin Caesar en Servilius Isauricus consuls waren, ofwel onze 19 september 48 v.Chr., vernam hij dat zijn rivaal was vermoord.

Caesar was al een paar dagen onderweg. Hij moet een kleine week eerder van Rhodos zijn vertrokken, richting Alexandrië. Uit deze simpele mededeling volgt dat hij op dat moment niet wist dat Ptolemaios XIII daar niet was. Caesar zal wel hebben geweten van de burgeroorlog tussen de Egyptische koning en zijn zus Kleopatra VII, maar dat hun legers ten oosten van Pelousion tegenover elkaar lagen, was hem onbekend.

Caesar in Alexandrië

Cassius Dio geeft de meest uitvoerige beschrijving van Caesars aankomst in de haven van Alexandrië. U moet zich voorstellen dat hij aan boord is van het vlaggenschip, gevolgd door een kleine vloot met aan boord niet meer dan 3200 man uit de legioenen VI Ferrata en XXVII.

Toen Caesar ontdekte dat de stadsbevolking in rep en roer was over de dood van Pompeius, wilde hij niet meteen aan land gaan. Hij bleef op zee en wachtte tot hij het hoofd en de vingerring van de vermoorde man zag, die Ptolemaios hem had toegezonden. Pas toen ging hij vol vertrouwen aan land. De menigte toonde zich echter geïrriteerd bij het zien van zijn lijfwachten en hij was blij dat hij zich in veiligheid kon brengen in het paleis. Van sommige van zijn manschappen waren wapens afgenomen en anderen bleven op zee totdat alle schepen de haven hadden bereikt.

Caesar heeft gehuild en geklaagd bij het zien van Pompeius’ hoofd. Hij noemde hem zijn landgenoot en zijn schoonzoon en hij somde alle weldaden op die ze elkaar hadden bewezen. Wat de moordenaars betreft, hij erkende niet dat hij hun een beloning was verschuldigd en maakte ze vooral verwijten. (Romeinse Geschiedenis 42.7)

Hypocrisie?

Tranen om je verslagen tegenstander: dit klinkt heel nobel. Maar Cassius Dio geeft (in een andere passage) al aan dat het niet helemaal vrij was van hypocrisie. De dichter Lucanus, die in zijn Pharsalia dezelfde bron volgt als Cassius Dio, vrijwel zeker Titus Livius, biedt een eigen interpretatie.

Toen Caesar het geschenk voor het eerst zag, veroordeelde hij het niet en ook wendde hij zich niet af. Zijn ogen bleven gericht op het gezicht tot hij echt zeker was. Toen hij het bewijs van de misdaad zo had bezien, wist hij dat het eindelijk veilig was om de liefhebbende bloedverwant te gaan spelen. Hij plengde krokodillentranen en weende – terwijl zijn hart zich verheugde. Alleen door te huilen kon hij zijn verrukking verbergen. (Pharsalia 11.1010-1043)

Het is inderdaad wat wonderlijk dat Caesar, die met droge ogen het slagveld van Farsalos had bezien en had opgemerkt dat de gevallenen het hadden gekregen zoals ze het hebben wilden, nu ineens huilde. Het kan opluchting zijn geweest nu een serieus gevaar voorbij was. Maar er is nog een verklaring denkbaar.

Een man met een plan

Wie was Caesar? Een oorlogsmisdadiger, zeker, ook naar antieke maatstaven. Iemand die zijn eigen eer hoger stelde dan de vrede van de gemeenschap, dat ook. Een dictator, in meer dan één betekenis. Maar ook een despoot wil zijn regime stabiliseren en Caesar had een visie. De laatste jaren van zijn leven zagen de ene hervormingsmaatregel na de andere, waarvan sommige zelfs goed uitpakten. Tijdens zijn tumultueuze eerste consulaat, vlak voor de Gallische Oorlog, had hij ook vernieuwingen nagestreefd en in deze reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” kwam de Lex Roscia al aan bod.

De Duitse oudhistoricus Mommsen meende dat Caesar van begin af aan hervormingen nastreefde. De Gallische Oorlog en de oorlog tegen de Senaat waren alleen voorwaarden geweest om te bereiken wat tijdens het eerste consulaat niet was gelukt. Je moet als oudheidkundige verdraaid sterk staan wil je het met Mommsen oneens zijn, maar ik verbeeld me dat ik het beter weet. Caesar wilde die hervormingen niet vanuit oprechte hervormingsgezindheid, maar omdat hij zijn regime wilden stabiliseren.

Hoe dat ook zij: hij had een visie. Daarin was hij anders dan bijvoorbeeld Alexander, die plezier beleefde aan harde gevechten, maar nauwelijks een visie had op de toekomst van het rijksbestuur. Om te kunnen vechten had hij Perzische soldaten nodig en dus Perzische bestuurders, maar verder is hij nooit gekomen.

De verloren vrede

Om zijn regime te stabiliseren moest Caesar de Tweede Burgeroorlog beëindigen. Het eenvoudigste middel was de capitulatie van Pompeius. Caesar, die clementie als beleid had, zou zijn voormalige schoonzoon begenadigen en voorname posities geven. Wellicht een gedeeld consulaat, misschien de censuur. Het leger waarmee Cato de Jongere op weg was naar Africa, het leger van Metellus Scipio, koning Juba van Numidië, de senatoriële vloot, en de opstandige legioenen in Andalusië zouden daarna een reden minder hebben om de strijd voort te zetten. De burgeroorlog zou ten einde zijn en de Mediterrane wereld kon tot rust komen.

Maar nu was Pompeius dood. De burgeroorlog zou eindeloos voortduren. Ik denk dat Caesar daar in de haven van Alexandrië moet hebben geweten dat de rust die zijn regime nodig had, nog niet in zicht was. Nog lang niet. Dat hij zich in Egypte in wespennest had gestoken, zou hij trouwens ook snel genoeg ervaren.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Alexandrië #CassiusDio #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #LegioXXVII #MarcusAnnaeusLucanus #TweedeBurgeroorlog #VIFerrata

De slag bij Farsalos (5)

Pompeius, die tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in een shock (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

[Vijfde deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

In het vorige stukje beschreef ik – of beter: gaf ik in Hetty van Rooijens vertaling weer wat Caesar beschreef – hoe bij Farsalos de legioenen van Caesar en Pompeius slaags waren geraakt en hoe het ruiterijgevecht in Caesars voordeel was beslist. Daarna hadden de legionairs waarmee Caesar zijn cavalerie had versterkt, om Pompeius’ slaglinie getrokken en hadden zijn legionairs in de rug aangevallen.

Caesar had nog een troefkaart. Zijn legionairs hadden opgesteld gestaan in drie linies. De twee eerste linies waren al actief, maar de derde linie stond er achter. (Vaak wordt over het hoofd gezien dat hier ook de hospikken stonden.) Caesar activeerde deze troepen. Pompeius zal het ook hebben gedaan, maar in zijn geval ging het vrijwel zeker om rekruten en niet om veteranen.

De beslissing bij Farsalos

Tegelijkertijd gaf Caesar zijn derde linie, die tot dat moment rustig op haar plaats was gebleven, bevel tot een stormaanval. Toen daarmee nieuwe, onverzwakte troepen de vermoeide strijders aflosten en anderen hen in de rug aanvielen, hielden de Pompeianen niet langer stand en sloeg de hele menigte op de vlucht.

Caesar had zich dus niet vergist: van de cohorten die tegenover de ruiterij in de vierde linie geplaatst waren ging de overwinning uit, zoals hij bij het aanvuren van de soldaten had voorspeld. Want door hen werd allereerst de ruiterij verjaagd, door hen werd ook een bloedbad aangericht onder de boogschutters en slingeraars, en door hen werd eveneens het leger van Pompeius aan de linkerkant omsingeld en begon de vlucht. (Burgeroorlog 3.94)

Het compliment dat Caesar zichzelf geeft, is op het moment van zijn triomf niet eens meer verborgen. Na deze constatering schakelt hij, om het in televisietaal te zeggen, over naar een andere locatie.

Pompeius’ lot

Toen Pompeius zag dat zijn ruiterij verslagen was en hij de paniek waarnam bij dat deel van zijn leger waarop hij het meest vertrouwde, verloor hij ook zijn vertrouwen in de overige troepen, verliet de slag en reed rechtstreeks terug naar het legerkamp. Tegen de centurio’s die hij bij de hoofdpoort op wacht had gezet, riep hij luid, zodat ook de soldaten het hoorden: “Bescherm het kamp en verdedig het krachtig als er moeilijkheden komen. Ik ga de andere poorten langs om de wachttroepen van het kamp moed in te spreken.” Hierop begaf hij zich naar de veldheerstent. (Burgeroorlog 3.95)

Ploutarchos beschrijft, misschien op gezag van een door Livius geciteerde auteur, hoe Pompeius tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in iets dat sterk lijkt op een shock.

Het was moeilijk te zeggen wat er in zijn hoofd omging. Hij leek het meest op een waanzinnige die aan verstandsverbijstering leed, en vergat zelfs dat hij Pompeius de Grote was. Zonder iemand iets te zeggen liep hij langzaam weg naar het kamp. … In zo’n toestand liep hij naar zijn tent en bleef daar sprakeloos zitten, totdat samen met de vluchtenden ook veel achtervolgers het legerkamp binnenvielen. Toen riep hij alleen maar uit: “Wat? Zelfs tot in het hoofdkwartier?” (Pompeius 72)

[Wordt vervolgd om half twee. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Appianus #GnaeusPompeiusMagnus #Griekenland #JuliusCaesar #Ploutarchos #slagBijFarsalos #Thessalië #TitusLivius #TweedeBurgeroorlog