Romeins Judea (41-70 na Chr.)

Judaea Capta, “Judea is onderworpen” (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

[Tweede blogje over Romeins Judea; het eerste was hier.]

Het keerpunt

De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus beweert dat er vanaf de dood van Herodes de Grote een rode draad was van aanhoudend geweld, dat uiteindelijk culmineerde in de Joodse Opstand van 66-70 na Chr. alsmede het einde van de eredienst in de tempel in Jeruzalem. Josephus kan voor het eerste en langste deel van die periode echter geen voorbeelden noemen en zijn tijdgenoot en collega Tacitus is overtuigd van het tegendeel: sub Tiberio quies, ten tijde van keizer Tiberius heerste er rust.noot Tacitus, Historiën 5.9. In 36/37 was er voor het eerst een incident, toen een samaritaanse messias naar de wapens liet grijpen. Pontius Pilatus onderdrukte de revolte voor ze gevaarlijk werd.

Enkele jaren later, in de winter van 40/41 na Chr., wilde keizer Caligula zijn standbeeld hebben in de tempel in Jeruzalem. Dat leidde tot protesten en de eerste interventie van de legioenen. De dood van de keizer verhinderde een bloedbad, maar voortaan was het gedaan met de rust.

De nieuwe keizer, Claudius, zocht een alternatief voor het prefecten-bestuur en benoemde een kleinzoon van Herodes de Grote tot koning: Herodes Agrippa I. Deze regeerde van 41 tot 44 en kreeg niet alleen de gebieden in handen die ooit door Archelaos bestuurd waren geweest, maar ook die van Antipas en Filippos. Bovendien kreeg zijn broer, Herodes van Chalkis, het bestuur toegewezen van de Arabische Itureeërs in de Bekaavallei. Het Joodse koninkrijk was opnieuw intact en Agrippa lijkt zichzelf te hebben beschouwd als een soort messias, die Israël had hersteld. De auteur van de Handelingen van de apostelen, die een andere messias vereerde, vermeldt zijn onverwachte dood niet zonder leedvermaak.noot Handelingen 12.23.

De procuratoren

Na de dood van Herodes Agrippa kreeg Judea opnieuw een Romeinse bestuurder, alleen was het niet langer een militaire prefect maar een civiele procurator. De wereld van de apostel Paulus is daarmee een heel andere dan die van Jezus van Nazaret.

Deze procurator was verantwoordelijk voor Judea, Samaria, Galilea, Idumea en het gebied ten oosten van de Dode Zee. De religieuze taken die de prefect nog had uitgeoefend, zoals het aanwijzen van de hogepriester, kwamen in handen van Herodes van Chalkis en (na diens dood in 48 na Chr.) in handen van een zoon van Herodes Agrippa, Agrippa II.

Het bewind van de procuratoren was echter minder gelukkig dan dat van de prefecten. De belastingdruk was hoog en dat begon zich te doen voelen. Er heerste onvrede. Voor deze periode noemt Flavius Josephus wél gewapende opstanden. Het is onduidelijk waarom de procurators niet goed in staat waren deze problemen het hoofd te bieden, want keizers als Claudius en Nero waren zeker bereid belastingtarieven te verlagen als dat nodig was. Misschien speelt een rol dat de procuratoren meer bestuurlijke taken hadden dan de prefecten, maar minder bevoegdheden. Terwijl de samenleving onrustig was, hadden zij minder armslag.

In elk geval: de vlam sloeg in de pan, de Joden kwamen in opstand, de sadducese hogepriester Ananos II – ooit afgezet omdat hij Jezus’ broer Jakobus de Rechtvaardige zonder proces had laten executeren – zag zijn kans schoon en stichtte een provisorische regering, waarop keizer Nero de legioenen stuurde.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#AnanosII #Augustus #Bekaavallei #CaesareaMaritima #Caligula #Claudius #FlaviusJosephus #Galilea #HandelingenVanDeApostelen #HerodesAgrippaI #HerodesAgrippaII #HerodesVanChalkis #hogepriesterschap #Idumea #Itureeërs #JakobusDeRechtvaardige #Jeruzalem #JoodseOpstand #JudaeaCapta #Judea #messias #Nero #PontiusPilatus #procurator #RomeinsBestuur #Samaria #Tiberius

De onbekende god

Altaar voor een onbekende god (Antiquarium van het Palatijn, Rome)

We zullen vermoedelijk nooit weten wie Gaius Sestius Calvinius was, behalve dat hij in Rome het bovenstaande altaar oprichtte. Het is gevonden op de plek die bekendstaat als Velabrum, dat wil zeggen de doorgang tussen Palatijn en Capitool die het Forum Romanum verbond met het Forum Boarium, de veemarkt. De tekst, die bekendstaat als EDCS-17200112, is eenvoudig:

Sei deo sei deivae sac(rum)
C(aius) Sextius C(ai) f(ilius) Calvinus pr(aetor)
de senatinoot Je zou senatus hebben verwacht. sententia
restituit

Dat wil zoiets zeggen als

Aan hetzij een god, hetzij een godin
Door Gaius’ zoon praetor Gaius Sestius Calvinius
Op last van de Senaat
Heeft hij dit vernieuwd.

Er waren destijds vele goden, en het kon goed verkeerd gaan als je er een vergat. Gelukkig gaven de goden hun wensen door middel van voortekens te kennen, en dan waren er priesters die de zogeheten Sibillijnse Boeken raadpleegden. Die vertelden dan welke godheid wenste te worden toegevoegd aan het pantheon. Maar soms werd het voorteken niet begrepen en dan waren de rampen niet te overzien. Zo liet in 387 v.Chr. een onbekende godheid weten dat hij verering wenste door expliciet te spreken, maar de Senaat sloeg geen acht op de mysterieuze sprekende stem, en binnen de kortste keren leed het leger aan het riviertje Allia een nederlaag tegen de Galliërs, die vervolgens de stad bezetten en het Capitool belegerden. Kortom, je kon beter een altaar hebben waar je offerde aan goden die je ongewild was vergeten.

Zo’n altaar hebben we dus ook hierboven. Het dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de eerste eeuw v.Chr. Het werkwoord “heeft dit vernieuwd” bewijst dat dit soort altaren zorgvuldig werd gecontroleerd en op gezette tijden aangepast aan de eisen van de tijd. (Er is overigens een theorie dat de formulering “aan hetzij een god, hetzij een godin” diende om de naam van de beschermgoden van Rome niet te hoeven noteren, zodat vijanden die niet konden ontdekken, maar ik geloof die theorie niet omdat die namen algemeen bekend waren.)

Zo’n altaar was natuurlijk ideaal voor religieuze vernieuwers. De Handelingen van de apostelen vertellen dat de apostel Paulus verwees naar zo’n monumentje toen hij in Athene een nieuwe tak van jodendom kwam uitleggen:

“Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent. Want toen ik in de stad rondliep en alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam, ontdekte ik ook een altaar met het opschrift: ‘Aan de onbekende god’. Wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen.”noot Handelingen 17.22b-23; NBV21.

En daarmee rond ik mijn zondagse blogje over het Nieuwe Testament af.

[Dit was het 505e voorwerp in mijn reeks museumstukken. Een overzicht van de reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Athene #HandelingenVanDeApostelen #inscriptie #NieuweTestament #onbekendeGod #Paulus #priesterschap #Rome #SibillijnseBoeken #voortekens

Apollos

Een Egyptenaar (Staatliches Museum Ägyptischer Kunst, München)

Ik stipte gisteren aan dat het een raadsel is hoe het christendom in Egypte is aangekomen. Een van de allergrootste kenners van de materie, Adolf von Harnack, typeerde ons vrijwel volledige gebrek aan informatie als de ergste lacune in onze kennis van het vroege christendom. De kwestie is belangrijk omdat Egypte in de tweede eeuw een ware fabriek van nieuwe ideeën was. Grappig genoeg weten we wél dat er al heel vroeg volgelingen van Jezus leefden in Alexandrië: we kennen er een bij naam, hij heette Apollos en dat is een naam die vooral in Egypte is gedocumenteerd.

Apollos van Alexandrië

De auteur van de Handelingen van de apostelen vertelt:

Intussen arriveerde er in Efese een uit Alexandrië afkomstige Jood, die Apollos heette. Hij was een ontwikkeld man, die goed onderlegd was in de Schriften. Hij had [in zijn vaderland] onderricht gekregen in de Weg van de Heer en verkondigde geestdriftig de leer over Jezus, die hij zorgvuldig uiteenzette, ook al was hij alleen bekend met de doop zoals Johannes die had verricht. In de synagoge begon hij nu vrijmoedig het woord te voeren.noot Handelingen 18.24-26a; NBV21.

We kennen deze Apollos ook uit de door Paulus geschreven Eerste Brief aan de Korintiërs en weten daarom dat Apollos rond 50 aankwam in Efese. Dus hier ontmoeten we een Egyptische Jood die niet alleen de relevante literatuur kende, maar ook het zelfvertrouwen had om op pad te gaan om in de synagogen van Klein-Azië onderricht te gaan geven.

Waar hij zijn kennis had opgedaan, is onduidelijk; de in het citaat hierboven tussen […] geplaatste woorden “in zijn vaderland” staan niet in alle handschriften. Maar we hebben hier wel een christen uit Alexandrië, heel erg vroeg. Overigens waren er op dat moment ook al christenen in Antiochië, dus zó vreemd is het nou ook weer niet.

Handelingen

We lezen in de Handelingen verder dat Paulus’ Efesische leerlingen bedenkingen hadden bij Apollos’ verkondiging, en hem terzijde namen om hem bij te praten.noot Handelingen 18.26b. Vervolgens reisde Apollos door naar Korinthe, waar hij opnieuw kennis maakte met een door Paulus gestichte gemeente.

Hij slaagde erin de Joden in het openbaar in het ongelijk te stellen door op grond van de Schriften aan te tonen dat Jezus de messias is.noot Handelingen 18.28.

Terwijl Apollos dus in Korinthe was, arriveerde Paulus in Efese, waar hij Apollos’ leerlingen opnieuw doopte, omdat die van Apollos de doop hadden ontvangen zoals Johannes die had toegediend. Dat was vooral een manier om ritueel rein aan een nieuw leven te beginnen, en ze hadden niet meegekregen dat ze (althans volgens Paulus) ook nog moesten geloven in de Heilige Geest en in Jezus. Je zou dit laatste de Paulinische verschuiving kunnen noemen: het gaat hem niet om het geloof van Jezus, maar om het geloof in Jezus.

1 Korintiërs

Uit het bovenstaande valt af te leiden dat Apollos mensen doopte en geloofde dat Jezus de messias was, maar dat hij met Paulus van mening verschilde over de vraag wat dit laatste betekende. De auteur van Handelingen noemt verder geen conflicten of ruzies. Dat die er wel waren, blijkt uit Paulus’ eigen woorden.

Door Chloë’s huisgenoten is mij verteld dat er verdeeldheid onder u heerst. Ik bedoel dat de een zegt: “Ik ben van Paulus,” een ander: “Ik van Apollos,” een derde: “Ik van Kefas,” en een vierde: “Ik van Christus.” Is Christus dan verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of is het in de naam van Paulus dat u bent gedoopt?noot 1 Korintiërs 1.11-13.

Even verderop bakent Paulus zijn eigen positie af:

De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God. Er staat namelijk geschreven: “Ik zal de wijsheid van de wijzen vernietigen, het verstand van de verstandigen zal ik tenietdoen.”noot 1 Korintiërs 1.18-19, met citaat uit Jesaja 29.14.

In de vertaling valt een woordspeling weg: het werkwoord “vernietigen” (apollynai in de Septuaginta) lijkt als twee druppels op de naam Apollos. Paulus lijkt geërgerd te zijn. Dat blijkt ook uit de metaforen die hij even verderop gebruikt, waarin hij zich presenteert als belangrijker dan Apollos.

Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven…noot 1 Korintiërs 3.6.

Ik heb als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en anderen bouwen daarop voort…noot 1 Korintiërs 3.10.

Paulus zijnde Paulus vallen deze verwijten eigenlijk wel mee. Over Petrus oordeelt hij veel giftiger.noot “Zijn gedrag was verwerpelijk”: Galaten 2.12. Paulus lijkt niet te hebben willen toestaan dat een meningsverschil de eenheid verstoorde. Zo keek ook de auteur van de Brief aan Titus er tegenaan, die aan de geadresseerde vraagt om Apollos te voorzien van reisbenodigdheden.noot Titus 3.13. Apollos was en bleef dus aanvaard in de Paulinische gemeenschappen, maar er is wel iets aan de hand.

Egyptisch christendom?

Wat was het verschilpunt? Handelingen noemt de doop, de Heilige Geest en het geloof in Jezus, maar 1 Korintiërs noemt die zaken niet. Ik speculeer dat het ging om “de boodschap over het kruis” die een dwaasheid was “voor wie verloren gaan” en die “de kracht van God” was voor degenen die op de Jongste Dag zouden worden gered. Dit is vertrouwd Paulus-materiaal: volgens hem verzoende de kruisdood de zondige mensheid met God.noot Romeinen 5.6-11; Galaten 1.4, 3.13.

Het is goed mogelijk dat Apollos, die immers niet Paulus was, hier anders over dacht. Misschien was in zijn visie Jezus wel een wijsheidsleraar, ongeveer zoals ook Josephus hem typeert, en is Paulus’ opmerking dat “de wijsheid van de wijzen zal worden vernietigd” meer dan een woordspeling. Paulus plaatst dan de wereldse wijsheid van Apollos tegenover zijn eigen, paradoxale dwaasheid. Ik noem dit punt omdat in het latere Egyptische christendom de door Jezus gepredikte wijsheid/inzicht/kennis centraal staat. Dat wordt weleens aangeduid als gnostisch en in navolging van latere orthodoxe auteurs als Eusebios gelden de gnostici als valse christenen. Zo hebben ze dat zelf niet gezien.

Enfin. Ik was aan het speculeren over een niet-Paulinische joodse christen. Er is echter geen bewijs, zelfs geen aanwijzing, dat Apollos een proto-gnosticus was. Het laatste woord moet echt dat zijn van Von Harnack: hoe het christendom in Egypte is gekomen, is de ergste lacune in onze kennis van de geschiedenis van het nieuwe geloof. Maar we weten dus wél dat het er al is geweest vóór 50.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#AdolfVonHarnack #Alexandrië #Apollos #BriefAanTitus #EersteBriefAanDeKorintiërs #Efese #HandelingenVanDeApostelen #JohannesDeDoper #Korinthe #NieuweTestament #Paulus

Mattias, een van de Twaalf

Romeinse bijl (Noord-Brabants Museum, Den Bosch)

Historici zijn simpele mensen. Ze willen alleen maar weten hoe iets in het verleden is geweest. Zo simpel. Dat doen ze niet omdat ze het verleden inspirerend vinden of omdat ze aandrang voelen deze of gene praktijk verontwaardigd te veroordelen. Het is voor historici voldoende om gebeurtenissen, meningen of maatschappijstructuren te kennen. Gesubsidieerde historici spreken weleens over de relevantie van het verleden, maar daarvan hoeven wij ons niks aan te trekken. Het is immers voldoende dat verleden gewoon interessant is.

Wij hoeven slechts te constateren dat er in het tweede kwart van de eerste eeuw na Chr. binnen het jodendom een groep ontstond die “christenen” werd genoemd. Anderen mogen daarvan zeggen dat het christendom, van de vele wegen die naar de hemel leiden, een vrij directe is, of juist beweren dat de mensheid beter niet christelijk was geweest. Dat mag allemaal, maar de historicus heeft daarover, althans professioneel, geen mening. Die zet de feiten op een rij. Niet meer. Niet minder. De historicus is een simpel mens.

De apostelen en de Twaalf

Het is vandaag Pinksteren. Daarover heb ik al eens geblogd en ik laat het nu rusten. Interessanter vind ik vandaag het verhaal dat in de Handelingen van de Apostelen voorafgaat aan het Pinksterverhaal: de keuze van een nieuw lid van de Twaalf. Judas Iskariot was immers dood, er dus werd een vervanger gezocht.

Ze stelden twee mannen voor: Josef Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias. … Ze lieten hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd aan de elf apostelen toegevoegd.noot Handelingen 1.23, 26.

Eerst een kleine kanttekening: rond Jezus bestonden diverse groepen, zoals de leerlingen, de (tweeën)zeventig apostelen en de Twaalf. Om hem moverende redenen stelt de auteur van het Evangelie van Lukas en de Handelingen van de Apostelen die Twaalf gelijk aan de apostelen. Ik heb geen idee waar die gelijkstelling vandaan komt, maar het is een relevant punt, want het betekent dat toen Lukas schreef, ergens rond 80 na Chr., het onderscheid tussen deze groepen niet meer duidelijk was.

Maar goed. De laatste zin zou dus ook kunnen luiden dat Mattias “aan de Elf werd toegevoegd”. En mijn simpele vraag is: is dat werkelijk gebeurd?

Argumenten

Zekerheid is er niet. Maar er zijn wel argumenten. Eén daarvan veronderstelt het zogeheten “criterium van de discontinuïteit” en de redenering is als volgt. Als in de jonge kerk de Twaalf een rol zouden hebben gespeeld, was het op dat moment belangrijk te vernemen hoe de Elf waren aangevuld. Maar de Twaalf spelen in het vroege christendom geen rol.

  • De Handelingen gaan over mensen als Petrus (wel een van de Twaalf), over de diakens zoals Stefanos en Filippos, en over Barnabas en Paulus, die zich in zijn eigen brieven apostel noemt maar nooit bij de Twaalf heeft gehoord.
  • De nieuwtestamentische brieven en vroegchristelijke auteurs noemen de Twaalf ook al niet bijster vaak.
  • Uit Lukas’ begripsverwarring blijkt dat hij ook niet meer precies wist wat de Twaalf waren.

De Twaalf kunnen, zo luidt de redenering, dus niet zijn verzonnen om een praktijk uit de vroege kerk te voorzien van een antecedent. Er is een discontinuïteit tussen de aanwezigheid van de Twaalf ten tijde van Jezus’ leven en de afwezigheid in de tijd erna.

Dit is natuurlijk niet het enige argument. Ook het “criterium van de gêne” is relevant. Dat Jezus door een lid van de Twaalf is verraden, is wel wat beschamend. Als de Twaalf zouden zijn verzonnen, zou dit niet zijn bedacht.

We hebben zo bezien twee aanwijzingen dat er een groep heeft bestaan die de Twaalf heet. En als die er is geweest, maar als die geen rol meer speelde toen Lukas eenmaal aan het schrijven was, dan zal de anekdote over de aanvulling van de Elf ook wel niet zijn verzonnen.

Complexiteit

Daar is ook een meer positieve aanwijzing voor: de complexiteit. Als Lukas alleen maar hoefde verzinnen dat de Elf een extra lid aantrokken, zou je iets hebben verwacht als “Mattias blonk uit in vroomheid en werd daarom gecoöpteerd”. De auteur heeft geen reden om het verhaal complexer te maken. Dat dit wel is gebeurd, suggereert dat de kandidatuur van Josef Barsabbas algemeen bekend was. Dat duidt minimaal op een heel oude traditie.

Wat we bij deze simpele vraag steeds zien, is dat we aannames doen over de vroege kerk en aan de hand daarvan redeneren of de Twaalf en de benoeming van Mattias eind eerst eeuw kunnen zijn verzonnen. Persoonlijk denk ik dat de aannames correct zijn en dat we dus kunnen concluderen dat ook het bestaan van de Twaalf en Mattias’ benoeming wel historische feiten zijn. Maar u merkt ook: hoe simpel de vraag ook is, er is aanzienlijke ruimte voor twijfel.

Meer valt er niet van te maken. Dat Mattias met een bijl zou zijn onthoofd, is middeleeuwse legendevorming. Romeinse bijlen waren daarvoor bovendien niet geschikt, daarvoor waren ze veel te klein, zoals het plaatje bovenaan dit blogje toont. Mattias is, net als Josef Barsabbas, een naam, niet méér.

#criteriumVanDeDiscontinuïteit #criteriumVanDeGêne #deTwaalf #EvangelieVanLukas #HandelingenVanDeApostelen #Lukas #Mattias #NieuweTestament

Lezen in de Oudheid

Een jongen probeert te lezen; in zijn hand heeft hij een aanwijsstokje (Bank van Cyprus)

Bij de boeken die ik momenteel aan het lezen ben, behoort ook De gereedschapskist van de Bijbelschrijvers van Klaas Smelik. Een prima boek, maar u hoeft niet naar de boekhandel te rennen om het te gaan kopen, want het verschijnt rond 17 juni; de auteur was zo vriendelijk me een PDF te sturen. Smelik is overigens ook de auteur van een boek over de Protocollen van de Wijzen van Zion, waarover ik al eerder blogde.

Hardop lezen

In De gereedschapskist legt Smelik de verhaaltechnieken uit van de auteurs van de Hebreeuwse Bijbel, met parallellen uit latere literatuur en dus ook het Nieuwe Testament. Zorgvuldige lezer die hij is, attendeert hij op een detail uit de Handelingen van de apostelen waar ik altijd overheen heb gelezen.

Een engel van de Heer zei tegen Filippos: “Ga tegen de middag naar de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza.”

Filippos deed wat hem gezegd werd en ging naar die weg toe. Net op dat moment was daar een Ethiopiër, een eunuch, een hoge ambtenaar van de kandake, de koningin van Ethiopië, die belast was met het beheer van haar schatkist. Hij was in Jeruzalem geweest om daar God te aanbidden en zat nu op de terugweg in zijn reiswagen de profeet Jesaja te lezen. De Geest zei tegen Filippos: “Ga naar die man daar in de wagen.”

Filippos haastte zich naar hem toe en hoorde hem de profeet Jesaja lezen, waarop hij vroeg: “Begrijpt u ook wat u leest?”noot Handelingen 8.26-30; NBV21.

Over wat die Nubische ambtenaar in Jeruzalem kwam doen en niet doen mocht, heb ik het hier al eens gehad. Smelik attendeert op iets anders: Filippos hoort de hoveling lezen. Het toont de wijze waarop mensen destijds omgingen met teksten: ze droegen ze hardop voor, ongeveer zoals wij doen met toneel en poëzie om te proeven of het wel goed bekt. Omdat men destijds elke tekst hardop las, hield men ook van lange inscripties, om zo de wereld te laten weten dat men lezen kon.

Directe rede

Dat teksten bedoeld waren om hardop te worden gelezen, heeft allerlei gevolgen voor de wijze waarop ze werden geschreven. Eén ervan is dat rekening werd gehouden met de hoeveelheid tekst die mensen in één adem konden voordragen. Een ander is het veelvuldige gebruik van de directe rede. Er is nogal een verschil tussen

Jezus vroeg hen te kijken hoe de bloemen in het veld bloeiden.

en

Jezus zei: “Kijk, de bloemen in het veld, hoe ze bloeien.”

Het laatste zinnetje is letterlijk veel sprekender.

Stil lezen

Stil lezen, zoals wij doen, kwam in de Oudheid overigens wel voor. Maar het was heel zeldzaam. Een van de beroemdste scènes uit het leven van Augustinus is zijn ontmoeting met de bisschop van Milaan, Ambrosius, die met zijn ogen las en met zijn hart de betekenis probeerde te doorgronden, maar die zijn tong en stem liet rusten. Augustinus, die als hoogleraar in de welsprekendheid echt wel iets wist over de omgang met teksten, stond paf – en dat geeft wel aan hoe zeldzaam het was dat mensen in stilte zaten te lezen.

U kunt Smeliks De gereedschapskist van de Bijbelschrijvers alvast hier bestellen. Ik kan het boek van harte aanbevelen.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Ambrosius #Augustinus #FilipposDiaken_ #HandelingenVanDeApostelen #KlaasSmelik #lezen

Bijbelse zoetigheden

Dadelpalmen in Khuzestan

Suiker wordt doorgaans gemaakt van suikerbieten, van suikerriet of van het sap van de dadelpalm. De suikerbiet kenden ze in de Oudheid niet, maar de Perzen brachten het suikerriet van India naar de Mediterrane kusten, terwijl palmsuiker viel te produceren waar dadelpalmen groeiden – zoals in Palmyra en eigenlijk overal rond de Middellandse Zee. De Romeinse auteur Plinius de Oudere was ermee vertrouwd.noot Plinius de Oudere, Natuurlijke Historie 12.17.

Je zou dus zeker niet hebben opgekeken als de Bijbel, die redelijk wat botanische vermeldingen bevat, ook een verwijzing had bevat naar suiker. Maar die is er niet. Geen joods Suikerfeest dus.

De Bijbel weet echter wel degelijk wat zoet is. Er zijn tientallen vermeldingen van honing (zoals verondersteld in het raadsel van Samson), van vijgen, van kaneel en van andere specerijen. Het land van Israël is zelfs een land waar het wemelt van de zoetigheden: “een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappelbomen, een land van olijven en honing”.noot Deuteronomium 8.8. Het laatste product is niet per se bijenhoning, overigens; het kan ook dadelhoning zijn.

In de Handelingen van de apostelen staat dat de mensen die, vervuld door de Heilige Geest, met Pinksteren in alle talen begonnen te spreken, werden bespot met de beschuldiging dat ze vast zoete wijn hadden gedronken.noot Handelingen 2.13. De auteur van de Brief van Jakobus spreekt zijn verbazing uit dat mensen met een en dezelfde mond zowel lelijke als mooie dingen kunnen zeggen – alsof uit een bron zowel bitter als zoet water zou opwellen.noot Jakobus 3.11.

Het zijn geen spectaculaire beelden en ze zijn niet wezenlijk anders dan de manier waarop in de klassieke literatuur over zoetigheid wordt gesproken. Meteen aan het begin van de Ilias spreekt de Griekse held Nestor honingzoete woorden.noot Ilias 1.247-253. Voor zover er, qua zoetigheid, iets unieks is te ontdekken aan de joodse literatuur, zijn het passages waarin de Wet van Mozes zoet wordt genoemd.noot Bijv. Psalm 119.103.

Speciaal voor minister Eppo Bruins, die evangelisch christelijk is en momenteel de Nederlandse kennisinfrastructuur kapot aan het maken is, wijs ik erop dat wijsheid de honing is van het leven.noot Spreuken 24.13. En als hij zo doorgaat zal er, om een andere christendemocraat te parafraseren, na dit zuur denkelijk geen zoets meer komen.

#BriefVanJakobus #dadel #EppoBruins #HandelingenVanDeApostelen #Ilias #kaneel #Nestor #Pinksteren #PliniusDeOudere #suiker #Suikerfeest #suikerriet #vijgen #WetVanMozes

Achaimenidisch Perzië (1) - Mainzer Beobachter

Achaimenidisch Perzië was een van de grootste antieke staten. Vandaag een zesdelige geschiedenis; dit is het eerste deel.

Mainzer Beobachter

Echte en onechte brieven van Paulus

Paulus (Rome, Santa Prassede)

Een nieuwe zondag, een nieuw stukje over de wereld van het Nieuwe Testament. En we gaan het eens hebben over auteurschap. Meer in het bijzonder: wie schreef de dertien brieven van de apostel Paulus? Daar is nogal wat om te doen, namelijk. Voor degenen die de Bijbel als het woord van God nemen, is dit een non-probleem: ongeacht wie de pen in de hand had, zijn alle teksten uit het Nieuwe Testament door God geopenbaard, zodat elke tekst normatief is, wie ze ook schreef.

Desondanks is er al sinds mensenheugenis discussie over. De Alexandrijnse geleerde Origenes, die schreef in de eerste helft van de derde eeuw, betwijfelde al of Paulus de Brief aan de Hebreeën had geschreven. En Origenes was een scherpzinnig geleerde, die wist van de tekst- en bronkritische hoeden en randen. Sindsdien zijn er allerlei argumenten naar voren gebracht. Ik zal de uitkomst alvast verklappen: niemand trekt de authenticiteit in twijfel van Romeinen, 1 Korintiërs, 2 Korintiërs, Galaten, Filippenzen, 1 Thessalonicenzen en Filemon. Over de rest is discussie.

Waarom discussie?

Eén van de redenen om te debatteren is dat antieke brieven met een levensbeschouwelijke inslag sowieso verdacht zijn. Classici voeren een vrolijke discussie over de brieven van de Atheense filosoof Plato en voeren geen discussie over de brieven van Apollonios van Tyana (allemaal vals). De Grieks-Romeinse auteur Ploutarchos citeert in zijn Leven van Alexander uit een fictieve correspondentie tussen Alexander en Aristoteles.noot Ik noem dit omdat het bewijs dat Alexander de leerling is geweest van Aristoteles minder sterk is dan wel wordt aangenomen. Dat geleerden vraagtekens plaatsen bij het auteurschap van Paulus, is dus heel normaal: het genre schreeuwt erom.

De aanleiding tot de vraag zit soms ook in de brief. Hebreeën vermeldt geen afzender en heeft sowieso een beetje de vorm van een essay. De authenticiteitsvraag dringt zich dan vanzelf op.

De complicaties

Het probleem is nu: we hebben eigenlijk wat weinig context. We hebben een algemeen verhaal over Paulus’ reizen, de Handelingen van de apostelen, maar dat is meer een roman dan een biografie. En hoewel het te ver zou gaan de tekst als historisch volslagen onbetrouwbaar neer te zetten, zijn er toch wel heel gekke discrepanties tussen de Paulus van de Handelingen en de Paulus van de authentieke brieven.

Volgens de brieven-Paulus konden niet-Joden toetreden tot het Verbond zonder dat er eisen werden gesteld, terwijl de Handelingen-Paulus akkoord gaat met de Noachitische geboden. In de brieven noemt Paulus zich te pas en te onpas “apostel”, Handelingen duidt hem één keer zo aan.noot Handelingen 14.4. Ook de biografie van de twee Paulussen is anders. Samenvattend: de auteur van de Handelingen schetst geen reële Paulus maar een ideale christen. Of beter: de auteur herkende allerlei spanningen tussen de diverse soorten christenen en paste zijn Paulus zó aan dat consensus mogelijk was. Dat is een duidelijk doel, maar maakt het lastig om de authenticiteit van de brieven te toetsen aan de hand van Handelingen.

Criteria

Theologie dan? Er zijn tussen de authentieke en bediscussieerde teksten overeenkomsten en verschillen. Er liggen nu twee problemen. Het eerste is: niet-authenticiteit is altijd makkelijker te beredeneren. Het is vrij simpel verschillen te benoemen die overtuigend ogen, terwijl het aanwijzen van overeenkomsten neerkomt op het opsommen van platitudes. Dat Paulus en iemand die deed alsof ’ie Paulus was, allebei geloofden in één god en aan Christus een speciale plek toewijzen: dat is allemaal zo logisch dat het niet overtuigt.

Het tweede probleem is dat denkende mensen van mening veranderen. Zoiets geldt zeker voor Paulus, die begon als farizee en zich ontwikkelde tot christen. We weten dus dat deze man niet over alles altijd hetzelfde dacht.

Nog iets: voor wie schreef iemand? Een Paulus die zich richtte tot mensen die hem al kenden zou hun andere dingen vertellen dan aan mensen die hem niet kenden. Elke auteur past zijn vorm aan zijn doelgroep aan: de Max Havelaar die zich richt tot de hoofden van Lebak hanteert islamitisch jargon, de Max Havelaar van “Over de verhouding der europesche ambtenaren tot de Regenten op Java” niet. Verschillen in vorm en stijl zijn dus te verwachten.

Woordkeuze is ook weleens genoemd. De auteur van de omstreden Brief aan de Efesiërs hanteert woorden die overeenkomen met de Eerste brief van Clemens, die een halve eeuw na Paulus geschreven moet zijn. Van diezelfde brief aan de Efesiërs is weleens opgemerkt dat ze een kerk-in-wording veronderstelt, die er in Paulus’ eigen tijd zeker nog niet was.

Tot slot: stylometrie? Helaas zijn de brieven wat kort, maar er is wel onderzoek gedaan. Logischerwijs nemen onderzoekers de zeven authentieke teksten als norm en vergelijken de andere teksten daarmee. Dan lijken de omstreden Efeziërs en Kolossenzen authentieker te zijn dan de twee brieven aan Timotheüs.

Ik komt tot een soort conclusie. Toen ik me voornam dit eens uit te zoeken, meende ik te weten dat zeven brieven echt waren en de rest omstreden. Dat is nog steeds mijn conclusie, want de consensus van de wetenschappers is zwaarwegend. Maar nu ik me er wat in verdiep, begrijp ik wel beter waarom geleerden verdeeld zijn over de andere brieven: het is heel lastig om authenticiteit en gebrek aan authenticiteit aan te tonen.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier. En een overzicht van stukjes over het wetenschappelijk aspect van de oudheidkunde vindt u daar.]

#AlexanderDeGrote #ApolloniosVanTyana #Aristoteles #authenticiteitscriteria #BriefAanDeEfesiërs #BriefAanDeFilippenzen #BriefAanDeGalaten #BriefAanDeHebreeën #BriefAanDeKolossenzen #BriefAanDeRomeinen #BriefAanFilemon #briefliteratuur #EersteBriefAanDeKorintiërs #EersteBriefAanDeThessalonicenzen #EersteBriefAanTimotheüs #EersteBriefVanClemens #HandelingenVanDeApostelen #MaxHavelaar #NieuweTestament #Paulus #Plato #Ploutarchos #stylometrie #TweedeBriefAanDeKorintiërs #TweedeBriefAanTimotheüs

Nieuwe Testament - Mainzer Beobachter

In 2019 ben ik begonnen met een (bijna) wekelijks blogje over het Nieuwe Testament. Dat lees ik zonder al te veel aandacht te besteden aan latere christelijke uitleg, maar met de nadruk op de joodse context. Die reeks kan nog jaren duren. Hier is een overzicht van de stukjes. Matteüs Marcus Lukas Johannes Handelingen Romeinen … Meer lezen over Nieuwe Testament

Mainzer Beobachter

“De Egyptenaar”

De Olijfberg

Een paar maanden geleden noemde ik in dit zondagse reeksje over nieuwtestamentische personen die we ook van buiten de Bijbel kennen de man die in de Handelingen van de apostelen wordt aangeduid als “de Egyptenaar”. Ik citeerde de passage al eens eerder:

Vlak voordat Paulus de kazerne binnengebracht zou worden, zei hij tegen de tribuun: “Mag ik u iets vragen?” De tribuun [Claudius Lysias] antwoordde: “Spreekt u Grieks? Bent u dan niet die Egyptenaar die onlangs in opstand kwam en met vierduizend oproerkraaiers de woestijn in getrokken is?” Paulus zei: “Ik ben een Jood uit Tarsos in Cilicië, burger van een niet onbelangrijke stad.”noot Handelingen 21.37-39; NBV21.

Die Egyptenaar, die kennen we, al kennen we zijn naam niet. Maar de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vertelt erover. Tweemaal zelfs. Het gaat om de rebellen die Josephus de schuld geeft van de vernietiging van de Tempel in 70 na Chr.: gewelddadig, anti-Romeins verzet was wezensvreemd aan het Joodse volk, en als dit rapaille in toom was gehouden, had het dagelijks offer gewoon voortgang kunnen vinden. Hoewel Josephus het begin van de verzetstraditie te vroeg plaatst, vermeldt hij in de kwart eeuw vóór de Joodse Opstand inderdaad enkele opstandelingen. Zoals de Egyptenaar, die we rond 58 moeten plaatsen. Josephus schrijft in De Joodse Oorlog:

Een nog ernstiger slag werd de Joden toegebracht door de valse profeet uit Egypte. Bij aankomst in het land verzamelde deze man, een charlatan die zich voordeed als profeet, dertigduizend goedgelovige lieden. Langs grote omwegen voerde hij hen van de woestijn naar de zogeheten Olijfberg. Hij had het vaste voornemen van hieruit een doortocht naar Jeruzalem te forceren, het Romeinse garnizoen te overmeesteren en zichzelf te installeren als tyran van het volk. Zijn gewapende volgelingen beschouwde hij als een geschikte lijfwacht. Maar [gouverneur Antonius] Felix verhinderde dat er van zijn plannen iets trekken. De hele bevolking schaarde zich achter hem. Het resultaat van de botsing was dat de Egyptenaar met slechts een handjevol mannen wist te ontkomen, maar dat het overgrote deel van zijn aanhang gedood of gevangen genomen werd; de rest van zijn volgelingen werd uiteengeslagen. Ieder probeerde stilletjes zijn eigen huis te bereiken.noot Josephus, Joodse Oorlog 2.261-263; vert. Wes/Meijer.

In de Joodse Oudheden komt Josephus erop terug. Maar de accenten liggen anders: het aantal volgelingen lijkt meer in lijn met de vierduizend die de auteur van de Handelingen noemt. Ook vermeldt Josephus de tweede keer niet dat de profeet dreigde geweld te gebruiken om de toegang tot Jeruzalem te forceren.

De Egyptenaar zei dat hij hun vanaf de Olijfberg wilde laten zien hoe op zijn bevel de muren van Jeruzalem zouden instorten, en hij kondigde aan dat hij hen vervolgens dwars door de puinhopen heen de stad zou binnenleiden. Toen Felix dat vernam, gaf hij zijn soldaten bevel de wapens op te nemen. Hij rukte met een groot aantal ruiters en voetsoldaten op uit Jeruzalem en stortte zich op de volgelingen van de Egyptenaar. Vierhonderd van hen bracht hij om het leven, tweehonderd nam hij gevangen. De Egyptenaar zelf wist uit het strijdgewoel te ontsnappen en verdween spoorloos.noot Josephus, Joodse Oudheden 20.169-171; vert. Wes/Meijer.

De tweede keer is Josephus duidelijker over de aard van de Egyptische profeet: die modelleerde zijn optreden op Jozua, die ooit de muren van Jericho had laten instorten. Maar er is meer. Dit was duidelijk een messiaanse bewering, al onderdrukt Josephus die informatie. De eerste weggever is dat hij erkent dat de man wilde heersen als tyran, alleenheerser. Hij zal zichzelf wel Koning Messias hebben genoemd. De tweede aanwijzing is de vermelding van de Olijfberg, de plek waar God op de Dag des Oordeels zou staan om de strijd tegen de vijanden van Israël te voeren.noot Zacharia 14.4.

Dat de tribuun die Paulus arresteerde, meende dat hij de Egyptenaar had gearresteerd, is eigenlijk wel logisch: Paulus werd ervan beschuldigd dat hij “overal en aan iedereen een leer verkondigt die tegen ons volk gericht is en tegen de wet en de tempel.”noot Handelingen 21.28. Die dreigende aankondiging was een punt van overeenkomst, en het zou teveel gevraagd zijn geweest van een Romeinse officier om het verschil te begrijpen tussen een Egyptenaar die zijn optreden modelleerde op Jozua en een farizee die zei de profeet te zijn van Jezus. Wij zijn het niet meteen, maar het zijn twee weergaven van dezelfde Aramese naam Yešua.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#ClaudiusLysias #FlaviusJosephus #HandelingenVanDeApostelen #Jozua #MarcusAntoniusFelix #messianisme #messias #NieuweTestament #Olijfberg #Paulus #Tarsos

Het Romeins Burgerrecht van Paulus - Mainzer Beobachter

Dankzij zijn Romeins Burgerrecht ontkwam de apostel Paulus in Jeruzalem aan geseling, maar hoe kwam hij eigenlijk aan dat burgerrecht?

Mainzer Beobachter

Nikolaos

Portret van een Romein, tweede kwart eerste eeuw (Archeologische collectie, Mérida)

Ik heb in mijn zondagse reeks over het Nieuwe Testament wel vaker geblogd over de Twaalf, de door Jezus aangewezen leiders van het te herstellen Israël. Na de dood van Judas Iskariot zijn de Elf nog een keer op sterkte gebracht, zo lezen we in de Handelingen van de apostelen, maar vervolgens verdwijnen ze, althans als groep, uit de geschiedenis. Het initiatief komt bij een andere groep, die we doorgaans aanduiden als de diakens, al gebruikt de Bijbel die aanduiding niet. De aanleiding:

Toen het aantal leerlingen toenam, ontstond er op een gegeven moment ontevredenheid bij de Griekstaligen, die de Hebreeuwssprekendennoot “Hebreeuws” is hier de Nederlandse weergave van het Griekse woord voor de taal die wij “Aramees” noemen. verweten dat de weduwen uit hun groep bij de dagelijkse ondersteuning werden achtergesteld.noot Handelingen 6.1; NBV21.

Nikolaos

De Twaalf besluiten hierop zeven mannen aan te wijzen die zich bezighouden met de praktische zaken. Hoewel het woord dus niet valt, ontstaat hier feitelijk het diaconaat van de latere christelijke kerken: het beheer van de gemeenschappelijke middelen, zoals voor armenzorg. Een van de zeven diakens heet Nikolaos.

Ze kozen Stefanus, een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest, en verder ook Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaos, een proseliet uit Antiochië.noot Handelingen 6.5; NBV21; een proseliet is een bekeerling.

Marcus Vankan attendeert er in zijn mooie boek over Sint-Nikolaas op dat deze diaken, verantwoordelijk voor uitdelingen, weleens van invloed kan zijn geweest op het idee dat Sinterklaas geschenken uitdeelt. Een legende als die over de drie meisjes die een bruidsschat toegeworpen krijgen, past inderdaad heel mooi bij wat een diaken zoal deed/doet.

Nikolaïeten

Terug naar de Nikolaos uit de Handelingen. Of beter: verder naar de Openbaring van Johannes, die begint met enkele korte brieven aan christelijke gemeenten in Klein-Azië. De christenen in Pergamon krijgen een verwijt te horen:

Sommigen houden op dezelfde manier vast aan de leer van de nikolaïeten.noot Openbaring 2.15; NBV21.

Uit de context valt af te leiden dat dit van doen heeft met het eten van offervlees. Sommige christenen redeneerden dat dit verboden was, omdat joden vanouds weigerden andermans offervlees te eten; andere christenen redeneerden dat als het vlees was geofferd aan valse goden, je het veilig kon opeten. Die goden bestonden immers toch niet, dus wat zou het? De Nikolaïeten stelden zich blijkbaar op dit standpunt, dat de auteurs van het Nieuwe Testament beschouwden als onorthodox.

Latere christelijke auteurs, zoals Eirenaios van Lyon (ca. 140-202), meenden dat deze ketterij was begonnen met de Nikolaos die we kennen uit Handelingen. Het is niet ondenkbaar dat Eirenaios, die afkomstig was uit Klein-Azië, iets heeft vernomen dat verder nergens is opgeschreven. Het is ook denkbaar dat het idee is gebaseerd op niets meer dan een naamsovereenkomst, zoals de Grieken ook zeker meenden te weten dat de Meden afstamden van Medeia en de Romeinen wisten dat Remus Reims had gesticht. Behoudens de vondst van nikolaïsche teksten zullen we het antwoord nooit weten.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#diaken #EirenaiosVanLyon #HandelingenVanDeApostelen #MarcusVankan #NieuweTestament #nikolaïeten #NikolaosDiaken_ #offervlees #OpenbaringVanJohannes #SintNikolaas #Sinterklaas

Nieuwe Testament - Mainzer Beobachter

In 2019 ben ik begonnen met een (bijna) wekelijks blogje over het Nieuwe Testament. Dat lees ik zonder al te veel aandacht te besteden aan latere christelijke uitleg, maar met de nadruk op de joodse context. Die reeks kan nog jaren duren. Hier is een overzicht van de stukjes. Matteüs Marcus Lukas Johannes Handelingen Romeinen … Meer lezen over Nieuwe Testament

Mainzer Beobachter

Antonius Felix

Portret van een Romein, midden eerste eeuw (Museo civico, Milaan)

Zoals de trouwe lezers van deze blog wellicht hebben gemerkt, blog ik in de zondagse reeks over het Nieuwe Testament momenteel vooral over personages die we ook van buiten de Bijbel kennen. Eén daarvan is Antonius Felix, de Romeinse gouverneur van Judea die een rol speelde in het proces tegen de apostel Paulus. Ik heb er al vaker over verteld: Paulus werd in Jeruzalem gearresteerd en op transport gesteld naar Caesarea, waar gouverneur Felix verbleef. Die hoorde Paulus’ aanklagers en diens verdediging, en hield de aangeklaagde in verzekerde bewaring.

Enkele dagen later ging Felix samen met zijn vrouw Drusilla, die een Jodin was, naar de gevangenis. Hij liet Paulus halen om te horen wat hij over het geloof in Christus Jezus te zeggen had. Maar toen Paulus sprak over gerechtigheid en zelfbeheersing en over het komende oordeel van God werd Felix bang en zei: “Voorlopig kunt u gaan. Wanneer ik in de gelegenheid ben, zal ik u weer laten roepen.” Maar intussen hoopte hij dat Paulus hem geld zou aanbieden; daarom liet hij hem telkens weer komen voor een gesprek. noot Handelingen 23.24-26; NBV21].

Toen Felix het gouverneurschap overdroeg aan Festus, zat Paulus nog altijd vast. Zoals ik al vertelde, hernieuwde deze de rechtszaak met Agrippa II en Berenike als adviseurs. Uiteindelijk ging Paulus door naar Rome voor hoger beroep.

De knevelaar

Het detail dat ons vermoedelijk het meeste opvalt, is dat Felix zijn gevangene vasthield in de hoop op steekpenningen. Vermoedelijk keek een ingezetene van het Romeinse Rijk minder op als hij hoorde van knevelarij. Het betalen van baksjisj was niet ongebruikelijk. Toch is opvallend dat ook de Romeinse geschiedschrijver Tacitus een vernietigend oordeel heeft over Felix. In de Historiën schrijft hij:

Antonius Felix putte zich uit in wreedheden en lusten, mat zich koningsrechten aan met de geest van een slaaf. Hij had Drusilla getrouwd, kleindochter van Kleopatra en Antonius.noot Tacitus, Historiën 5.9; vert. Vincent Hunink.

In de Annalen laat Tacitus zich in soortgelijke bewoordingen uit: Felix zou hebben gemeend zich ongestraft elke misdaad te kunnen veroorloven.noot Tacitus, Annalen 12.54. Beide passages zijn overigens vrij tendentieus: in het eerste geval leidt Tacitus het in met een opmerking dat Antonius Felix behoorde tot de ridderstand en dus niet, zoals Tacitus zelf, behoorde tot de senatoriële bestuurselite; in het tweede geval herinnert Tacitus eraan dat de gouverneur van Judea de broer was van een vrijgelatene. Een korreltje zout is dus op zijn plaats, zoals altijd bij Tacitus, zoals altijd bij n’importe welke antieke tekst.

De bestuurder

Eén reden waarom we wellicht met een ander karakter te maken hebben dan je op het eerste gezicht zou denken, is dat Antonius Felix acht jaar lang gouverneur was, van 52 tot 60 na Chr. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vermeldt dat Felix onrust in Caesarea met geweld onderdruktenoot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.177. en optrad tegen roversbenden. Vaak ging het om verarmde mensen die geen andere uitweg meer zagen dan banditisme. Iets wat we na 40 steeds vaker zien.

Dagelijks pakte Felix een groot aantal van hen op, samen met de terroristen, die hij vervolgens liet terechtstellen. Ook Eleazar de zoon van Dinaeus, de man die de rovers verenigd had in een georganiseerd geheel, kreeg hij via een list in handen. Hij had hem namelijk zijn woord van trouw gegeven dat hem niets kwaads zou overkomen en hem er zo toe overgehaald naar hem toe te komen. Daarop had hij hem in de boeien geslagen en op transport gesteld naar Rome.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.160; vert. Wes & Meijer.

Er is hier een mooie parallel uit de Lage Landen, waar gouverneur Corbulo de zeerover Gannascus op ongeveer hetzelfde moment op ongeveer dezelfde wijze gevangen wist te nemen. Een andere oproerkraaier waar Felix mee afrekende, staat bekend als “de Egyptenaar” en was – al zegt Josephus het niet met zoveel woorden – een messiaanse pretendent. Vierhonderd aanhangers zouden om het leven zijn gebracht.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.171. Dit zullen opnieuw verarmde mensen zijn geweest.

Tot slot was er het conflict met de hogepriester Jonathan, die bij keizer Claudius had gevraagd om Felix als gouverneur, en te laat ontdekte dat de Romein hard optrad tegen het gewone volk. Jonathan werd door moordenaars, mogelijk sicariërs, uit de weg geruimd, volgens Josephus op verzoek van Felix, die de moord onbestraft had gelaten.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.164-165. Dit kan laster zijn, en in elk geval speelt op de achtergrond mee dat Jonathan niet behoorde tot de sadducese familie die het hogepriesterlijk ambt in deze tijd min of meer monopoliseerde. Het is denkbaar dat we de opdracht tot de moord moeten zoeken bij die familie.

Wat ik maar zeggen wil: wat Josephus heeft te melden, duidt niet per se op een incompetente bestuurder. De Joodse geschiedschrijver heeft echter ook een vooringenomenheid: hij walgt van iedereen die zich tegen het gezag van de Joodse elite en de keizer verzette, en slikt kritiek in op een gouverneur die daartegen optrad.

De netwerker

Geen enkele Romeins bestuurder kon zonder patronage. In het geval van Antonius Felix hebben we daarvan een beeld. Tacitus en Josephus noemen allebei Felix’ broer Pallas, een van de naaste medewerkers van de keizers Claudius en Nero. Pallas en Felix waren allebei slaaf geweest van Drusus en Antonia Minor, maar vrijgelaten. En vrijgelatenen uit de keizerlijke familie konden het vér brengen. Pallas beschermde zijn broer later, toen hij zich moest verantwoorden voor zijn optreden in Caesarea.

We weten nog meer over Felix’ netwerk. Zijn eerste echtgenote was Drusilla, een prinses uit Mauretania, wier vader Juba II in 40 door Caligula was geëxecuteerd. Inderdaad was Drusilla, zoals we hierboven zagen, een afstammelinge van Marcus Antonius en Kleopatra VII. Een huwelijk in een koninklijke familie zal Felix’ carrière zeker niet hebben geschaad en ook kapitaal hebben opgeleverd. Toen hij gouverneur werd, behoorde hij tot de ridderstand.

Eenmaal in Judea, hertrouwde Felix met een andere prinses die eveneens Drusilla heette: de zus van Agrippa II en Berenike. Zoals we al zagen, noemde ook de auteur van de Handelingen deze Drusilla. Flavius Josephus bekritiseert de prinses omdat zij zou zijn getrouwd “in strijd met de wetten van haar voorvaderen”,noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 20.143. maar in dit geval hangt het er maar van af wiens uitleg je wil volgen. Lang niet iedereen zag dat zo.

Kortom: terwijl de auteur van de Handelingen en Tacitus redenen hebben om Felix negatief te beoordelen, heeft Josephus redenen om niet al te scherp te oordelen. Als hij al verwijten maakt, betreft het Felix’ echtgenote. We blijven achter met een intrigerende puzzel.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

#Berenike #CaesareaMaritima #Claudius #DrusillaHerodiaansePrinses_ #DrusillaMauretanischePrinses_ #FlaviusJosephus #Gannascus #HandelingenVanDeApostelen #HerodesAgrippaII #JubaII #Judea #MarcusAntoniusFelix #MauretaniaCaesariensis #NieuweTestament #PallasVrijgelatene_ #Paulus #PubliusCorneliusTacitus

Nieuwe Testament - Mainzer Beobachter

In 2019 ben ik begonnen met een (bijna) wekelijks blogje over het Nieuwe Testament. Dat lees ik zonder al te veel aandacht te besteden aan latere christelijke uitleg, maar met de nadruk op de joodse context. Die reeks kan nog jaren duren. Hier is een overzicht van de stukjes. Matteüs Marcus Lukas Johannes Handelingen Romeinen … Meer lezen over Nieuwe Testament

Mainzer Beobachter