Alexander de Grote in Gaza

Achilleus onteert het lijk van Hektor (Nationaal Museum, Beiroet)

Oorlog in Gaza – ik kan me voorstellen dat de lezer die toevallig vandaag op deze blog belandt, vermoedt dat het over recente gebeurtenissen gaat. Maar ik schrijf over de Oudheid, en dit is een aflevering uit een reeks over Alexander de Grote, die we in het vorige blogje hebben achtergelaten bij Tyrus. Hij had de Fenicische havenstad na een maandenlange belegering ingenomen en de verdedigers op het strand gekruisigd.

Toen hij ook de Tyrische vrouwen en kinderen, voor zover die niet naar Karthago hadden kunnen ontkomen, als slaven had verkocht, liet hij in Tyrus een garnizoen van gewonde Macedoniërs achter, die de puinhopen maar moesten zien te veranderen in een bewoonbare stad. Vervolgens trok Alexander verder naar het zuiden.

Strategisch overwegingen

Hij zal tevreden zijn geweest. Nu de Fenicische havens in Macedonische handen waren, konden de Perzen de Fenicische schepen niet meer gebruiken om naar de Egeïsche wateren te varen. Macedonië was nu onbetwist heer en meester van de halve Middellandse Zee en Alexander kon met recht claimen dat hij het officiële, opzettelijk vaag geformuleerde, oorlogsdoel had bereikt: het straffen van de Perzen voor hun inval in Europa.

Het was echter niet mogelijk de oorlog te beëindigen. Daarvoor waren in de eerste plaats militaire redenen. Zolang er geen verdedigbare oostgrens was, kon er geen sprake zijn van een vredesverdrag met de Perzen. De Perzische koning Darius III Codomannus deed echter zijn best om de Macedoniërs tegemoet te komen. Hij stuurde Alexander een brief waarin hij hem een territoriaal compromis voorstelde: voortaan zou de rivier de Halys (in Midden-Turkije) de grens zijn tussen Macedonië en Perzië. Voor Alexander was dit aanbod ontoereikend –hij was immers al in Fenicië.

Dat Darius onderhandelingen aanknoopte, suggereert dat zijn positie na de slag bij Issos was verzwakt. Alexander begreep dat een oostelijke expeditie wel even kon wachten en dat hij eerst een bezoek aan Egypte kon brengen.

Naar Egypte

Een urgente militaire reden was er niet, hooguit een zijdelingse. De Atheners stelden vanouds belang in het door de Egyptenaren geproduceerde graan, zodat het bezetten van het Nijldal een middel was om de Grieken het mes op de keel te zetten. Daar was ook een aanleiding voor, want Sparta was aan het mobiliseren tegen de Macedoniërs. Het kon geen kwaad de Griekse graantoevoer te kunnen afsnijden. Bovendien viel in Egypte buit te halen, en daarna konden de Macedoniërs altijd nog de Eufraat oversteken om af te rekenen met de al eens verslagen Darius.

Laten we een ander motief voor een bezoek aan Egypte niet onderschatten: toerisme. Het land sprak al eeuwen tot de Griekse verbeelding en er was gelegenheid voor vakantie. Na Issos en Tyrus had men die ook wel verdiend.

En dus ging Alexander in de late zomer van 332 v.Chr. vanuit Syrië op weg naar Egypte. Aan de kust van het huidige Israël is in augustus weinig water beschikbaar – de wadi’s staan droog – en daarom bleef een deel van de Macedonische soldaten achter in Syrië, waar ze het betrekkelijk rustig aan konden doen. De opmars van Alexanders leger verliep probleemloos, want aan de kust lagen geen steden die weerstand konden bieden. In het binnenland had de belangrijke stad Samaria al steun toegezegd, zodat er geen flankaanvallen vielen te duchten. Het zuidelijker gelegen tempelstaatje Jeruzalem had zich weliswaar niet onderworpen, maar stelde militair weinig voor. Elf dagen na hun vertrek uit Tyrus bereikten de Macedoniërs Gaza, waar het Perzische garnizoen weigerde te capituleren.

Gaza

Alexander had geen keus: hij moest de stad veroveren. Niet alleen blokkeerde ze de weg naar Egypte, maar ze vormde ook het eindpunt van twee wegen. De ene kwam vanuit Mesopotamië door de woestijn en hoewel ze niet begaanbaar was voor grote legers, konden de Perzen haar gebruiken voor een onverwachte aanval. De ander was de wierookroute, en wie zou de lucratieve wierookhandel niet willen beheersen? Bovendien had Gaza de reputatie dat het onneembaar was en juist dat prikkelde Alexander: zijn tegenstanders zouden geïmponeerd zijn als hij de stad met succes belegerde. Maar hij zou prestigeverlies lijden als hij de stad niet kon innemen.

Het beleg had een ander karakter dan de operaties bij Halikarnassos en Tyrus, waar we het al over hebben gehad. Daar was het mogelijk geweest belegeringsmachines in te zetten. Gaza lag echter op de rand van de woestijn en de zanderige bodem maakte het moeilijk belegeringstorens en schildpadden naar voren te rijden. Een tweede probleem was de watervoorziening. De dichtstbijzijnde wadi stond in september droog en de capaciteit van de schaarse bronnen in de omgeving was niet al te groot. Het water moest dus worden geïmporteerd en we mogen aannemen dat de Macedoniërs hiervoor de Fenicische schepen benutten.

Onze bronnen Arrianus en Curtius Rufus geven uiteenlopende beschrijvingen van de belegering van Gaza. Allebei noemen ze een eerste, mislukte bestorming, waarbij Alexander aan de schouder een schotwond opliep. Eerstgenoemde auteur vertelt dat de Macedoniërs daarna een belegeringsdam bouwden met een geplaveid oppervlak, om te verhinderen dat de wielen van de belegeringsmachines vast zouden komen zitten. Curtius Rufus meldt echter dat de aanleg van de dam diende om het Perzische garnizoen niet te laten merken dat de Macedoniërs feitelijk een tunnel groeven om de muren te ondermijnen. Na twee maanden viel de stad.

Marteling

Curtius Rufus weet meer over de laatste bestorming, namelijk dat zowel Alexander als de garnizoenscommandant, een zekere Batis, gewond raakten. De Macedoniër koelde zijn woede op zijn tegenstander. Hij hield Batis voor dat die alle martelingen zou ondergaan die voor een gevangene konden worden verzonnen. De verslagen garnizoenscommandant gaf geen krimp, waarop Alexander Batis’ enkels met riemen vastbond aan zijn strijdwagen, en de ongelukkige krijgsgevangene rond de stad sleepte. Zo had in legendarische tijden, tijdens de Trojaanse Oorlog, Alexanders voorvader Achilleus het stoffelijk overschot van Hektor onteerd – maar Alexander gebruikte de methode om iemand te doden.

Arrianus vermeldt niets van dit alles. Dat kan betekenen hij iets heeft weggeretoucheerd wat wel heeft plaatsgevonden, maar andersom kan het zijn dat Curtius een te zwart portret schetst van Alexander. Er is geen manier om een keuze te maken. Zolang er geen nieuwe bronnen bijkomen kunnen we alleen constateren dat het lastig is de waarheid te achterhalen.

[Meer stukken over Alexander de Grote hier.]

#Achilleus #AlexanderDeGrote #Arrianus #DariusIIICodomannus #Fenicië #Gaza #Hektor #Israël #QuintusCurtiusRufus #TrojaanseOorlog #Tyrus #Wierookroute

Alexander de Grote in Tyrus (2)

De pilaren in de kruisvaarderskerk van Tyrus zijn vermoedelijk afkomstig uit de tempel van Melqart

[Dit is het laatste van twee blogjes over Alexanders belegering van Tyrus. Het eerste was hier.]

Alexanders ingenieurs bouwden ondertussen enorme belegeringsmachines. Drijvende platforms voor katapulten, blijden en boogschutters waren de eenvoudigste wapens. Hiermee kon de stad dag en nacht worden bestookt. Daarnaast plaatsten de Macedoniërs torens op gigantische catamarans; ook hiervandaan konden blijden en katapulten de stad onder vuur nemen. De Tyriërs moeten mentaal zijn gesloopt doordat ze voortdurend op hun hoede moesten zijn voor inslaande projectielen; ze kregen geen moment rust.

Het gevaarlijkste wapen was een boomstamgrote stormram, die was opgehangen onder een driehoekig dak, dat rustte op twee schepen. Vanaf een derde schip, dat erachter lag, konden matrozen de boom heen en weer trekken. Het was de bedoeling hiermee een bres te beuken in de zuidelijke zeemuur, maar daarvoor moesten de drie schepen wel verankerd liggen. Tyrische duikers slaagden erin om de touwen los te snijden, waarop de Macedoniërs nieuwe ankers neerlieten, dit keer hangend aan metalen kettingen. Dag en nacht kon de stormram nu inslaan op een deel van de muur, en uiteindelijk groeide een voldoende brede bres.

De eerste aanval

Nu gelastte Alexander de aanval, maar de Tyriërs waren voorbereid. In de wijk waar de bres in de muur was geslagen, was ook de plek waar ze glas vervaardigden. Bij de productie daarvan werd schelpzand verhit tot het roodgloeiend was. Met een machine wierpen de Tyriërs dat nu over de Macedonische soldaten. “Het zand kroop onder hun harnas en hemd, verbrandde de huid en veroorzaakte een hulpeloze ellende,” vertelt de Griekse geschiedschrijver Diodoros van Sicilië. “Alsof ze op de pijnbank lagen, smeekten ze uit alle macht om hulp, maar geen mens kon hen helpen. Ze werden gek van de vreselijke pijn en stierven.”

De Tyriërs hadden de aanval afgeslagen, maar het was slechts uitstel van executie. Dat de verdedigers uitgeput waren, blijkt uit het feit dat ze de bres niet vulden.

De val van Tyrus

Twee dagen na de eerste aanval hadden de Macedoniërs de bres verder verbreed, verdreef een pijlenregen vanaf de belegeringstorens de verdedigers en stormden de Macedonische soldaten de stad binnen. Elders lieten belegeringstorens valbruggen neer en bestormden de Macedoniërs de muren met ladders, terwijl de Fenicische en Cypriotische schepen de havens binnenvoeren. Een urenlang straatgevecht volgde. In totaal zouden zesduizend mannen bij dit gevecht zijn gedood. Tweeduizend Tyrische krijgsgevangenen eindigden hun leven gekruisigd op het strand. Daarna kon Alexander offeren aan Melqart.

Inscriptie van een atleet uit Amfipolis die zegevierde in de overwinningsspelen die Alexander organiseerde na de inname van Tyrus (Archeologisch Museum van Amfipolis)

De beroemde belegeringsdam was op dat moment nog niet voltooid. Dat gebeurde pas later. Het zandlichaam is in de loop der eeuwen steeds breder geworden, terwijl het eiland voor twee derde door de zee is verzwolgen. Wie de oude stad echter vanaf het vasteland nadert over de Abu Dib-straat, zal zien dat deze naar de zee afhelt: deze straat ligt over de belegeringsdam. Ik maakte er eens een filmpje. Wie even zuidelijker langs de zeeoever naar de oude stad komt, zal ter hoogte van de Islamitische Universiteit even stevig klimmen: daar gaat hij over de ooit door de Tyriërs verhoogde stadsmuur. Die is al lang geleden ingestort en overbouwd, maar nog steeds herkenbaar in het stedelijk landschap.

De Egyptische haven vóór de flat rechts is te zien hoe de weg omhoog loopt over de antieke stadsmuur

 

***

Ik maakte het mezelf vandaag makkelijk: het bovenstaande was de licht bewerkte tekst van een paragraaf uit mijn onlangs verschenen boek Libanon. Een korte geschiedenis. U kunt het bestellen met deze link. En ik hoop dat u het doet, want de opbrengst is geoormerkt voor hulpverlening in Libanon.

#AlexanderDeGrote #belegering #DiodorosVanSicilië #Melqart #Tyrus

Alexander de Grote in Tyrus (1)

Een Fenicische priester uit Tyrus (Louvre, Parijs)

Zoals de regelmatige lezers van deze blog inmiddels hebben gemerkt, ben ik begonnen aan een reeks over de oorlog van Alexander de Grote tegen het Perzische Rijk. In eerdere afleveringen vertelde ik over de wijze waarop hij aan de macht kwam en zijn wederwaardigheden in het huidige Turkije. Over de slag bij Issos, waarin de Macedoniërs de Perzische troepen van Darius III Codomannus versloegen, had ik lang geleden al eens geblogd. Dat gevecht, in de eerste dagen van november 333 v.Chr., eindigde in een afschuwelijke slachting omdat de Perzen niet weg konden komen.

Na afloop begon Alexander een relatie met een Perzische maîtresse, Barsine. Over haar heb ik eerder geschreven; ze moet een soort Doña Marina zijn geweest, die de Macedoniërs hielp bij het begrijpen van de oosterse cultuur. Maar niet voldoende, zoals we constateren bij het vervolg: hoe Alexander Fenicië veroverde.

Fenicië

De operatie was logisch. Als de Macedoniërs de havensteden van Fenicië zouden bezetten, konden de Perzen nooit meer een vloot naar Griekenland en Macedonië sturen. In 355 en 340 had zo’n herhaling van Xerxes’ expeditie in de lucht gehangen, dus Alexanders strategische zorg was niet op niets gebaseerd.

Een door Alexander in Byblos geslagen munt (Nationaal Museum, Beiroet)

De operatie verliep aanvankelijk van een leien dakje. Arwad, Byblos en Sidon gaven zich meteen aan Alexander over. De Perzische koning was immers enkele weken eerder verslagen en kon de steden niet beschermen. De koning van Sidon, Abdalonymos (Fenicisch: Abd-ʾIlonim, “dienaar van de goden”) zou zijn loyaliteit tonen door helemaal tot in India met Alexander mee te reizen en zich te laten begraven in een schitterende sarcofaag waarop ook Alexander stond afgebeeld.

Bij Tyrus verliep de Macedonische zegetocht echter anders. Weliswaar wilde de stad zich overgeven, maar Alexander wilde daarna offeren aan de stadsgod Melqart. Dat was echter onmogelijk. Waar in Griekenland en Macedonië iedereen aan de goden kon offeren, was dit in de Levant voorbehouden aan enkele priesterlijk families –kohen in het Fenicisch. Alexanders offer zou heiligschennis zijn. De Macedonische koning legde het religieuze bezwaar uit als een weigering te capituleren en besloot de stad te bestormen. Het was tegelijk een propagandastunt, want Tyrus lag op een eiland, 750 meter uit de kust: de Macedoniërs zouden een dam aanleggen om de wereld hun superieure belegeringstechniek te tonen.

Het beleg van Tyrus

De belegering en verdediging van Tyrus werden inderdaad een demonstratie van alle destijds bestaande ingenieurstechnieken. De Macedoniërs bemachtigden de bouwmaterialen voor de aanleg van de zestig meter brede dam door een op het vasteland gelegen stadswijk te slopen. Het transport was in handen van de plaatselijke bevolking, die dus de eigen huizen moest afbreken en de stenen in zee moest werpen. Aanvankelijk ging het snel, maar de zee werd dieper naarmate de dam zich verder uitstrekte in de richting van het eiland. Bovendien namen de Tyriërs tegenmaatregelen: boogschutters schoten vanaf allerlei vaartuigen op de bouwers op de dam. Dit dwong de Macedoniërs om de dam te beveiligen met lange schermen en twee hoge, verrijdbare torens, uitgerust met katapulten.

De belegeringsdam vandaag de dag

Opnieuw namen de Tyriërs tegenmaatregelen. Ze laadden enkele schepen met brandbaar materiaal en wisten die te richten op de belegeringstorens. Op deze manier brachten ze enorme schade toe, zodat de Macedoniërs de dam verder moesten beschermen met zware balken, die dienden als golfbrekers en buffers. Ook besloten ze de dam te verbreden, zodat het lichaam stabieler was en meer ruimte bood voor geschut. Ondertussen hadden de Tyriërs de stadsmuur verhoogd en voorzien van katapulten en blijden, waarmee ze het leven van de belegeraars nog verder bemoeilijkten.

Maar Tyrus was gedoemd. Het beleg was al een half jaar gaande toen Alexander in de zomer de beschikking kreeg over een eigen vloot, bestaande uit de schepen van Arwad, Byblos, Sidon en enkele Cypriotische steden. De Tyriërs beheersten de zee niet langer en wisten dat hun stad ooit zou worden ingesloten en bestormd. Ze slaagden er nog in hun vrouwen en kinderen naar het veilige Karthago te sturen, maar voor de mannen resteerde nu alleen de harde eindstrijd. Terwijl de Macedoniërs volop graan konden confisqueren, zagen de Tyriërs hun rantsoenen slinken.

[wordt vervolgd]

#Abdalonymos #AlexanderDeGrote #Barsine #belegering #Melqart #priesterschap #Tyrus

Cornelis de Bruijn (6) Terugkeer

Cornelis de Bruijn, Libanonceders

Dit is het zesde van dertien stukjes over Cornelis de Bruijn. Het eerste was hier.

***

Libanon

Cornelis de Bruijn verliet Jeruzalem op 16 november 1681 en bleef even hangen in Ramla om daar – vandaag 343 jaar geleden – Kerstmis te vieren. Nieuwjaar en Drie Koningen volgden en op 8 januari 1682 was hij weer in Jaffa, waar hij onmiddellijk aan boord van een schip ging. De volgende dag arriveerde hij in Tripoli.

Cornelis de Bruijn, Tripoli

Daar verbleef De Bruijn vier maanden in het huis van de Hollandse consul, maar hij maakte wel enkele rondreizen. Een daarvan bracht hem naar de Libanon, waar hij de beroemde cederbomen bewonderde. Op een tweede reis bezocht hij Akko, Nazaret, het Meer van Genesaret en de berg Tabor. Op de weg terug bezocht hij opnieuw Tyrus en deed hij Sidon aan alvorens terug te keren naar Tripoli.

Syrië

Daarvandaan vervolgde zijn weg naar Aleppo, waar hij van mei 1682 tot april 1683 woonde in de karavanserai. In zijn verslag vertelt hij over de Romeinse munten die hij op de markt kocht. Hij geeft er een uitvoerige beschrijving van.

Cornelis de Bruijn, Aleppo

Vanuit Aleppo wilde De Bruijn verder reizen naar de onlangs geïdentificeerde ruïnes van Palmyra. Vijf jaar eerder waren de overblijfselen van de oude stad bezocht door een groep Engelsen, en nu wilde de Nederlandse kunstenaar de plek ook zien. Helaas weigerde een lokale bedoeïenenstam mee te werken. Na een klein jaar verliet De Bruijn Aleppo, enigszins teleurgesteld.

Toch hoeft de lezer van Reizen door de vermaardste Deelen van Klein Azië niet te delen in deze teleurstelling. Acht jaar na De Bruijns poging hadden dominee William Halifax en een Nederlander genaamd Gerard Hofsted van Essen
meer succes. In zijn boek bood De Bruijn zijn lezers een samenvatting van wat Halifax had geschreven, met enkele kleine toevoegingen. Ook voegde hij een gravure toe, die een kopie was van een groot schilderij dat Hofsted van Essen had  gemaakt. Het schilderij is nu in het Allard Pierson-museum. Ik blogde er al eens over.

De gravure van Cornelis de BruijnGerard Hofsted van Essen, Palmyra (Allard Pierson-museum, Amsterdam)

Terug naar Italië

De Bruijn verliet Syrië vanuit Alexandretta (het huidige Iskenderun), bezocht Cyprus en reisde in de eerste helft van juni van Antalya naar Smyrna. De binnenlandse route was ongebruikelijk. Het was bekend dat deze gevaarlijk was. Het grootste gevaar bleek echter niet een overval, maar een grote slang, die De Bruijn uitschakelde met zijn pistool.

Veilig en wel arriveerde hij in Smyrna, waar hij nog zestien maanden zou blijven. Pas nu ontdekte hij dat de Hollandse consul en de ambassadeur in Constantinopel tijdens zijn eerdere bezoek hadden geloofd dat De Bruijn de potentiële moordenaar van Johan de Witt was. Toen de kunstenaar Smyrna uiteindelijk verliet, op 25 oktober 1684, was hij al meer dan tien jaar van huis.

Op 10 november arriveerde hij in Venetië, waar hij tot 1692 zou verblijven in het atelier van een Beierse schilder wiens echte naam Johann Carl Loth was, hoewel elke Italiaan hem Carlotto (1632-1698) noemde. De Bruijn ging werken in zijn atelier.

Venetië

Over de Venetiaanse jaren van De Bruijn is vrijwel niets bekend. Het is mogelijk dat onderzoek in Italiaanse archieven nog eens iets zal opleveren. In elk geval heeft hij Johann Michael Rottmayr (1656-1730) ontmoet, die op dat moment ook in dienst was van Loth.

Het martelaarschap van Petrus van Verona (kopie)

Natuurlijk moet De Bruijn hebben gehoord hoe Willem III in 1688 een nogal dubieuze uitnodiging had aanvaard om koning van Engeland te worden, het reguliere leger had verslagen, Londen had veroverd, koning was geworden en had aangekondigd dat hij, zoals hij in de Republiek gewend was, de macht zou delen met het parlement. Het verhaal van de Glorious Revolution moet De Bruijns belangstelling hebben gehad, want Willem was aan de macht gekomen na een moord waarvan de kunstenaar nog steeds werd verdacht.

Het is mogelijk dat De Bruijn heeft bijgedragen aan het enige werk uit het atelier van Loth dat in deze jaren kan worden gedateerd, een kopie van Titiaans Dood van Petrus van Verona. Het origineel bevond zich vroeger in San Zanipolo in Venetië, maar is nu verloren gegaan.

In 1692 werd Loth naar Wenen geroepen om hofschilder van keizer Leopold I te worden. Hij zou die positie tot zijn dood bekleden en worden opgevolgd door Rottmayr. Misschien wilde De Bruijn met zijn collega’s mee, maar omdat hij niet katholiek was, ging dat niet. In plaats daarvan keerde hij terug naar huis. Het Rijnland was niet langer een oorlogsgebied en hij kon Frankfurt en Keulen bezoeken. In Keulen vierder hij Kerstmis, Nieuwjaar en Drie Koningen (die in Keulen begraven zouden liggen). Ook het beroemde Keulse carnaval maakte hij mee.

Daarna reisde hij verder. Op 14 maart 1693 arriveerde hij in Amsterdam; vijf dagen later was hij in Den Haag.

Wordt vervolgd.

#Akko #Aleppo #AllardPiersonmuseum #Antalya #ceder #CornelisDeBruijn #Cyprus #GerardHofstedVanEssen #GloriousRevolution #Iskenderun #Italië #Izmir #Jaffa #Jeruzalem #JohannCarlLoth #LeopoldIKeizer_ #Nazaret #OttomaanseRijk #Palmyra #Ramla #ReizenDoorDeVermaardsteDeelenVanKleinAsia #RepubliekDerZevenVerenigdeNederlanden #Sidon #Smyrna #StadhouderKoningWillemIII #Syrië #Tabor #TripoliLibanon_ #Tyrus #Venetië #WilliamHalifax

Cornelis de Bruijn (1) Jeugd - Mainzer Beobachter

Cornelis de Bruijn (1652-1727) was een Hollandse ontdekkingsreiziger, die onder meer Egypte, Rusland en Perzië bereisde - en tekende.

Mainzer Beobachter

Cornelis de Bruijn (3) Smyrna

Cornelis de Bruijn, Smyrna

Dit is het derde van dertien stukjes over Cornelis de Bruijn. Het eerste was hier.

***

Smyrna

Toen Cornelis de Bruijn in de zomer van 1678 vanuit Italië arriveerde in de belangrijke handelshaven Smyrna, werd hij onmiddellijk opgenomen in de kringen van de Europese diplomaten. De Hollandse consul bood hem onderdak en diens Engelse collega nam hem mee voor een bezoek aan Selçuk en de ruïnes van het oude Efese.

Dit was een warmer welkom dan de jongeman redelijkerwijs had kunnen verwachten. Het consulaat van Smyrna, een van de belangrijkste posten in de Hollandse diplomatie, werd bezet door een edelman die normaliter geen enkele zwerver zou ontvangen. De Bruijn was geen bekende kunstenaar en ook kon hij zijn gastheren (nog) niet vermaken met verhalen over landen die zij niet hadden bezocht. De gastvrijheid van de consul is des te opmerkelijker als we bedenken dat hij er zeker van was dat zijn gast had geprobeerd Johan de Witt te vermoorden. Ik noemde het al.

Constantinopel

De Bruijn verbleef ongeveer een half jaar in Smyrna. In december reisde hij over land naar Constantinopel, waar hij anderhalf jaar zou blijven. Wat hij er gedaan kan hebben, is niet helemaal duidelijk. Het zal in elk geval moeilijk zijn geweest om de kost te verdienen als schilder, want de stijl van De Bruijn appelleerde nauwelijks aan de Ottomaanse smaak.

Cornelis de Bruijn, Constantinopel

Zijn beschrijving van de hoofdstad van het Ottomaanse Rijk in Reizen door de vermaardste Deelen van Klein Azië is nog minder informatief dan die van Rome. Omdat hij zijn lezers desondanks iets wil vertellen, biedt hij fragmenten van wat hij in verschillende andere boeken heeft gelezen. Destijds was dit geen ongebruikelijke praktijk (en ook vandaag kopiëren reisgidsen elkaar), maar je vraagt ​​je af waarom De Bruijn weinig vertelt over zijn persoonlijke ervaringen. Het staat vast dat hij ziek is geweest, maar dat duurde geen anderhalf jaar. De beschrijving van een terugkerende generaal is overigens aardig genoeg.

Een mogelijke verklaring voor zijn zwijgen is dat hij nog niet had besloten een boek te schrijven en geen aantekeningen maakte. Een andere verklaring is dat hij inlichtingen aan het verzamelen was. Uit de aard der zaak is dit niet te bewijzen, maar de Hollandse ambassadeur bij de Verheven Porte was ervan overtuigd dat de reizende kunstschilder politieke contacten had.

Ottomaanse dames

Naar de Levant

In elk geval: in juli 1680 zeilde De Bruijn terug naar Smyrna. Hij onderbrak zijn reis om de plek te bezoeken die men destijds hield voor het oude Troje, feitelijk Alexandrië in de Troas, en ging aan land in Mytilene op het eiland Lesbos. De herfst en winter bracht hij door in Smyrna, waar hij plannen maakte voor een bezoek aan het Heilige Land, waar hij Pasen wilde vieren.

De Bruijn vertrok toen in februari 1681 de zee bevaarbaar werd. In zijn gezelschap bevond zich zijn landgenoot Rogier van Cleef, die later nog beroemd zou worden als waterbouwkundig ingenieur van paleis Het Loo bij Apeldoorn. Willem III wilde dat zijn fonteinen hoger zouden spuiten dan die van Lodewijk XIV in Versailles, en Van Cleef slaagde hierin. Maar dat was nog ver in de toekomst toen de twee Hollanders Rhodos bereikten, waar ze drie weken doorbrachten.

Ze vervolgden hun reis en zeilden naar Tyrus. De zeestromingen maakten het moeilijk om rechtstreeks naar het zuiden te varen, dus maakte het schip een omweg naar Damietta, aan een van de oostelijke mondingen van de Nijl. Helaas maakte tegenwind het onmogelijk om nog voor Pasen in Palestina te zijn. Omdat hij niet wist wat hij moest doen, besloot De Bruijn in Egypte te blijven.

Wordt vervolgd.

#AlexandriëInDeTroas #Constantinopel #CornelisDeBruijn #Damietta #Efese #Egypte #HetLoo #Izmir #JohanDeWitt #Lesbos #LodewijkXIV #Mytilene #OttomaanseRijk #ReizenDoorDeVermaardsteDeelenVanKleinAsia #Rhodos #RogierVanCleef #Smyrna #StadhouderKoningWillemIII #Troje #Turkije #Tyrus #Versailles

Cornelis de Bruijn (1) Jeugd - Mainzer Beobachter

Cornelis de Bruijn (1652-1727) was een Hollandse ontdekkingsreiziger, die onder meer Egypte, Rusland en Perzië bereisde - en tekende.

Mainzer Beobachter
#Unesco plaatst 34 erfgoedsites in #Libanon tijdelijk onder verhoogde bescherming tegen Israëlische #bombardementen. De voorbije weken waren er #Israëlische luchtaanvallen in de onmiddellijke nabijheid van de wereldberoemde sites van #Baalbek en Tyre (Tyrus). Vier van de 34 locaties zijn #werelderfgoed, waaronder Baalbek en #Tyrus.
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2024/11/18/unesco-plaatst-34-erfgoedsites-in-libanon-onder-verhoogde-besche/
Unesco plaatst 34 erfgoedsites in Libanon onder verhoogde bescherming tegen Israëlische bombardementen

VRT NWS: nieuws

𝗜𝘀𝗿𝗮ë𝗹 𝗯𝗼𝗺𝗯𝗮𝗿𝗱𝗲𝗲𝗿𝘁 𝗵𝗶𝘀𝘁𝗼𝗿𝗶𝘀𝗰𝗵𝗲 𝘀𝘁𝗮𝗱 𝗧𝘆𝗿𝘂𝘀: '𝗡𝗶𝗲𝘂𝘄𝗲 𝘀𝘁𝗮𝗽 𝗶𝗻 𝘃𝗲𝗿𝗻𝗶𝗲𝘁𝗶𝗴𝗶𝗻𝗴'

Het Israëlische leger is vandaag begonnen met bombardementen op de historische stad Tyrus in Libanon. Volgens Midden-Oostenverslaggever Pepijn Nagtzaam een nieuwe stap 'in de vernietiging van Libanon'.

https://www.rtl.nl/nieuws/buitenland/artikel/5476764/bombardementen-op-libanon-houden-aan

#Israël #Tyrus #Vernietiging

Israël bombardeert historische stad Tyrus: 'Nieuwe stap in vernietiging'

Het Israëlische leger is vandaag begonnen met bombardementen op de historische stad Tyrus in Libanon. Volgens Midden-Oostenverslaggever Pepijn Nagtzaam een nieuwe stap 'in de vernietiging van Libanon'.

RTL Nieuws

Benjamin van Tudela in Libanon

Het verzwolgen Tyrus, dat ook Benjamin van Tudela zag.

In 1160 vertrok Benjamin van Tudela, niet ver van Pamplona, voor een lange reis naar het oosten. Op weg naar Jeruzalem bezocht hij ook de Libanese havensteden; op de terugreis bezocht hij ook Irak, Jemen en Egypte. Na zijn terugkeer in 1173 gaf hij een soort interview, wat leidde tot een niet door hem geschreven, maar wel in de eerste persoon verteld reisverslag.

Hij heeft veel aandacht voor het joodse leven in de door hem bezochte steden en identificeert allerlei moderne plaatsen met plekken uit de Bijbel. Dat doet hij, naar huidige inzichten, niet altijd accuraat.

***

Van Latakia is het twee dagen reizen naar Jableh, dat is Baal-Gad, aan de voet van Libanon. In de buurt woont een volk dat de Assassijnen wordt genoemd. Ze geloven niet in de religie van de Islam, maar volgen een van hun eigen mensen, die ze beschouwen als profeet. Ze doen alles wat hij hun opdraagt en noemen hem Sheik Al-Hashishim. Hij staat ook wel bekend als hun Oudste.

Hun residentie heet Qadmus, dat is Kedemoth in het land van Sihon. Ze zijn trouw aan elkaar, maar een bron van terreur voor hun buren. Ze doden zelfs koningen, ook als het ten koste gaat van hun eigen leven. De omvang van hun land is acht dagen reizen. Ze zijn in oorlog met de zonen van Edom, die ook wel Franken worden genoemd, en met de heerser van Tripoli, dat ook wel het Tarabulus van het Oosten heet.

In Tripoli was in vroeger jaren [1051] een aardbeving, waarbij veel heidenen en Joden omkwamen doordat huizen en muren op hen vielen. Er was toen grote verwoesting in het Land van Israël. Meer dan 20.000 zielen kwamen om.

Vandaar is het een dag reizen naar een ander Gebela, dat is Byblos. Het grenst aan het land van de kinderen van Ammon, en hier zijn 150 Joden. De plaats staat onder de heerschappij van de Genuezen; de naam van de gouverneur is Willem Embriaco. Hier is een tempel gevonden die in vroeger tijden toebehoorde aan de Ammonieten, met een afgodsbeeld dat zat op een troon of stoel, gemaakt van steen en bedekt met goud. Er waren ook twee zittende vrouwen afgebeeld, één rechts en één links van de afgod. Er stond een altaar, waar de Ammonieten plachten te offeren en wierook brandden.

Er zijn daar ongeveer 200 Joden. Aan hun hoofd staan Rabbi Meir, Rabbi Jakob en Rabbi Simchah. Byblos vormt de noordelijke zeegrens van het Land van Israël.

Van daar is het twee dagen reizen naar Beiroet, of Beeroth, waar ongeveer vijftig Joden wonen, met aan het hoofd Rabbi Salomo, Rabbi Obadja en Rabbi Jozef.

Van daar is het één dag reizen naar Saida, dat is Sidon, een grote stad, met ongeveer 20 Joden.

Tien mijlen landinwaarts woont een volk dat in oorlog is met de mannen van Sidon. Ze worden Druzen genoemd en zijn heidenen met een wetteloos karakter. Ze bewonen de bergen en de spleten tussen de rotsen, en hebben geen koning of heerser, maar wonen onafhankelijk in deze hoge plaatsen. Hun land strekt zich uit tot de berg Hermon, die drie dagen verder ligt.

De Druzen zijn de belichaming van de ondeugd. Broers trouwen er met hun zusters, en vaders met hun dochters. Ze hebben één feestdag in het jaar, waarop ze allemaal samenkomen, zowel mannen als vrouwen, om samen te eten en te drinken, en dan wisselen de mannen hun vrouwen uit. Ze zeggen dat op het moment dat de ziel het lichaam verlaat, deze in het geval van een goede man overgaat in het lichaam van een pasgeboren kind, maar in het geval van een slechte man in het lichaam van een hond of een ezel. Dat is hun dwaze geloof.

Er wonen geen Joden onder hen, maar verschillende Joodse handwerkslieden en ververs komen bij hen om handel te drijven. Ze keren heelhuids terug, omdat die mensen de Joden gunstig gezind zijn. De Druzen zwerven over de bergen en de heuvels en niemand kan met hen vechten.

Van Sidon is het een halve dag naar Sarepta, dat bij Sidon hoort. Van daar is het een halve dag naar Tyrus, dat een heel mooie stad is, met een haven in het midden. In de nacht gooien de bewakers een ijzeren ketting van de ene naar de andere toren, zodat niemand per boot of op een andere manier kan uitvaren om ’s nachts schepen te beroven. Er is geen haven als deze in de hele wereld.

Tyrus is een prachtige stad. Er wonen ongeveer 500 Joden, waaronder Talmoedgeleerden. Aan het hoofd staan de dayan Rabbi Ephraim van Tyrus, Rabbi Meir van Carcassonne en Rabbi Abraham, het hoofd van de gemeente. De Joden bezitten zeeschepen en er zijn onder hen ook glasmakers, die het fijne Tyrische glaswerk maken dat in alle landen wordt gewaardeerd.

Wie de muren van het huidige Tyrus beklimt, kan het oude Tyrus, dat door de zee is verzwolgen, op een steenworp zien liggen. Als je de boot neemt, kun je de versterkingen, marktplaatsen, straten en paleizen zien liggen op de bodem van de zee.

***

PS

U hebt begrepen dat ik deze dagen extra blog over Libanon omdat het land, dat al rijk is aan problemen, er een oorlog bij krijgt. Mijn blogjes zullen de situatie daar niet verbeteren, maar u kunt dat wel. Als u wat kunt missen, doneer dan voor de zorg van de vluchtelingen: dit is een project van iemand die ik persoonlijk ken en vertrouw.

#assassijnen #Beiroet #BenjaminVanTudela #Byblos #druzen #Libanon #Sarepta #Sidon #TripoliLibanon_ #Tyrus

Benjamin van Tudela - Wikipedia

[REMASTERED] Metal Gear Rising: Revengeance - It Has To Be This Way (Special Edit)

YouTube
Judea

Een tijdje geleden blogde ik over Judea – of beter, het gebied dat ooit geregeerd was geweest door koning Herodes. Dat bestond om te beginnen uit het eigenlijke Judea, dus de regio rond Jeruzalem, met in het zuiden Idumea en in het noorden Samaria. Deze drie delen vormden ongeveer de helft van het koninkrijk, en na Herodes’ dood (5/4 v.Chr.) kwamen ze in handen van Herodes Archelaos. Die regeerde er een jaar of tien als ethnarch, “volksleider”, waarna het gebied in Romeinse handen kwam. Terwijl Jeruzalem het belangrijkste centrum was van de joodse godsdienst, was het bestuurlijke centrum de stad Caesarea. Die stad had geen uitgesproken joods karakter. Ik kom daarop terug in het volgende blogje.

Het koninkrijk van Herodes was echter groter dan het gebied dat Archelaos erfde. In het oosten lag de Peraia, “overkant”, een smalle strook land aan de overzijde van de Jordaan en Dode Zee, en in het noorden lag Galilea. Zoals ik al eens vertelde, regeerde hier Herodes Antipas, met als hoofdsteden Sepforis en Tiberias – ook geen heel joodse steden. Tot slot lagen in het noordoosten de Golan en de Hauran, een weinig herbergzaam gebied ten zuiden van Damascus. Hier heerste Filippos, wiens residentie Panias was, gewijd aan de Griekse god Pan. Antipas en Filippos heersten elk over een kwart van de bezittingen van koning Herodes, en hun titel was tetrarch, “heerser over één vierde”.

Vrije steden

Het Nieuwe Testament speelt zich echter af in een grotere wereld. Zo was er Gaza. Toen koning Herodes overleed, kreeg die stad de status van civitas libera, “vrije gemeente”. Die status behelsde dat zo’n stad geen tribuut (foros) aan de vorst betaalde. In plaats daarvan betaalde ze een, eh, contributie (eisforos). En – u raadt het nooit – de hoogte daarvan kwam overeen met het tribuut dat ze niet hoefden betalen. Een curator hield een Romeins oogje in het zeil. Hoewel er dus weinig vrijs was aan een vrije gemeenschap, gold de status als een privilege.

Mozaïek uit Sepforis

Vrije steden konden samenwerken. In het oosten lag de zogeheten Dekapolis, het “tienstedenland” waarover ik eerder schrijf. Het was een los samenwerkingsverband zonder raadsorgaan, zonder gemeenschappelijke cultus en (voor zover bekend) zonder eigen magistraten. Zelfs het aantal steden varieerde: de Grieks-Romeinse geograaf Ptolemaios van Alexandrië noemt er zelfs achttien. Neem Gadara, dat had behoord tot het koninkrijk van Herodes en bij diens dood was verheven tot vrije gemeente: de stad was een latere toevoeging aan de Dekapolis. Tot de andere steden behoorden Gerasa, het huidige Amman en – op de westelijke Jordaanoever – Skythopolis (het bijbelse Beth Shean).

Syrië

Ten noorden van het Herodiaanse gebied lag de Romeinse provincie Syrië, die in 64 v.Chr. door generaal Pompeius was toegevoegd aan het Mediterrane wereldrijk. Aan de kust lagen steden als Dor, Akko, Tyrus en Sidon, en meer in het binnenland lagen steden als Damascus en Antiochië. De status van vrije gemeente was voor hen niet weggelegd. Voor hen waren andere privileges, zoals een naamverandering. Akko mocht zich achtereenvolgens vernoemen naar een Ptolemaïsche koning, naar keizer Claudius en naar Nero. Een ander voorrecht was de rang van colonia, wat betekende dat alle bewoners het Romeinse burgerrecht hadden. Dat was bijvoorbeeld het geval voor Beiroet: een Latijnse enclave in een Grieks-Aramese wereld.

Inscriptie van koning Agrippa II uit Beiroet

De landkaart was niet statisch. Her en der ontstonden nieuwe steden, zoals Tiberias en Betsaïda, dat onlangs is geïdentificeerd bij El-Araj. Bij zo’n stadstichting moet je je overigens niet teveel voorstellen. Het was vaak niet meer dan de verplaatsing van een groep mensen naar een plek waar een machtshebber mensen nodig had. Betsaïda kreeg zijn nieuwe bewoners vermoedelijk om de tetrarchie van Filippos op de Golanhoogte te voorzien van een haven aan het Meer van Galilea.noot Flavius Josephus, Joodse Oudheden 18.28. De stad werd prompt hernoemd – en wel naar de dochter van keizer Augustus, de roemruchte Julia. Omdat die in 2 v.Chr. in ongenade viel, moet de bevolkingsverplaatsing hebben plaatsgevonden in 4 of 3 v.Chr.

Ten slotte lag in het zuiden van het huidige Jordanië het gebied van de Nabateeërs, met als hoofdstad Petra. Hier woonde een halfnomadische, Arabischsprekende groep. Ik heb het er al eens over gehad. Ook waren er mensen die Safaïtisch spraken, een taal die oudheidkundigen pas de laatste jaren hebben leren doorgronden dankzij de bestudering van duizenden inscripties.

[Wordt vervolgd; een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

Deze blog is gratis, maar als u me wil steunen, koop dan een van mijn boeken, doe via Livius.nl een cursus of reis, of doneer. U kunt de blog ook volgen via het Whatsapp-kanaal.

Deel dit:

https://mainzerbeobachter.com/2024/09/15/judea-en-zijn-buren-politiek/

#Akko #Amman #Beiroet #BethShean #Betsaïda #CaesareaMaritima #civitasLibera #colonia #Dekapolis #Dor #ElAraj #Filadelfeia #FilipposHerodiaan_ #Gadara #Gaza #Gerasa #GnaeusPompeiusMagnus #Golan #Hauran #HerodesAntipas #HerodesArchelaos #HerodesDeGrote #Idumea #Jerash #Jeruzalem #Judea #JuliaIII #MeerVanGalilea #Nabateeërs #NieuweTestament #Panias #Peraia #Petra #PtolemaiosVanAlexandrië #Safaïtisch #Samaria #Sepforis #Sidon #Skythopolis #Tiberias #Tyrus

Romeins Judea (4 v.Chr. - 41 na Chr.) - Mainzer Beobachter

Of Judea vóór 70 na Chr. een Romeinse provincie was, is niet helemaal duidelijk, maar het staat vast dat een prefect het gebied bestuurde.

Mainzer Beobachter