De Rostra

De Rostra uit de Keizertijd

Rome heeft, om er eens een cliché tegenaan te gooien, nogal wat monumenten waar een geschiedenis aan zit. Eén van die plekken is het sprekersplatform op het Forum Romanum. Of beter, op dat deel van het Forum Romanum dat het Comitium heette en dat lag voor het Senaatsgebouw. Van het oorspronkelijke platform, de zogeheten Rostra, is niets over, afgezien van een kniehoge steen voor het huidige Senaatsgebouw.

Maar die kniehoge steen hè. Daar zitten verhalen aan vast. De Grieks-Romeinse auteur Ploutarchos beschrijft hoe redenaars zich vanaf dit platform richtten tot hun toehoorders:

Wanneer ze het volk toespraken, bleef Tiberius Gracchus rustig op één plaats staan, maar Gaius was de eerste Romein die op het Sprekerspodium heen en weer liep en tijdens het spreken zijn toga van zijn schouder wierp … Bovendien intimideerde Gaius zijn gehoor met een spreekstijl die op het pathetische af hartstochtelijk was, maar hanteerde Tiberius een stijl die mild was en gericht op het wekken van mededogen. Tiberius’ woordkeuze was correct en goedverzorgd, die van Gaius meeslepend en briljant.noot Ploutarchos, Tiberius Gracchus 2.2-3; vert. F.J.A.M. Meijer en J.A. van Rossum.

Behalve de Gracchen hebben honderden anderen hier hun betogen afgestoken; hier werden gezantschappen verwelkomd; hier werden in de winter van 43/42 v.Chr. de hoofden tentoongesteld van de slachtoffers van Marcus Antonius, Lepidus en Octavianus:

Het hoofd en de hand van Cicero hingen lange tijd op het Forum aan het Sprekerspodium waar hij altijd tot het volk sprak. Er kwamen meer mensen daarop af dan er ooit naar hem waren komen luisteren.noot Appianus, Burgeroorlogen 4.20; vert. Simone Mooij.

Het platform was voorzien van scheepsstevens, die de Romeinen ooit, in de vierde eeuw v.Chr., hadden buitgemaakt. Daarom heette het podium ook de Rostra, “stevens”.

De nieuwe Rostra

Deze curieuze vorm bleef gehandhaafd toen keizer Augustus in 29 v.Chr. een nieuw Sprekerspodium liet bouwen. Het stond wat verder naar het zuiden en de stevens puntten niet langer naar het Comitium en het Senaatsgebouw, maar naar de tempel van de vergoddelijkte Julius Caesar. De vierentwintig meter brede nieuwe Rostra was opgetrokken uit rossige tufsteen en bekleed met marmer. Het metselwerk dat tegenwoordig is te zien, dateert uit de twintigste eeuw, maar het oorspronkelijke bouwmateriaal is nog te zien aan de noordzijde.

Bij het Sprekerspodium stond de Columna rostrata, de bestevende zuil. Dit ereteken was in 260 v.Chr. opgericht voor Gaius Duillius, de consul die bij Sicilië een Karthaagse vloot had verslagen en als eerste Romein een triomftocht mocht houden wegens een overwinning ter zee. Ik blogde al eens over het nep-archaïsche Latijn van de inscriptie. Iets verderop stond een identieke pilaar. Die was aan Octavianus gewijd nadat hij en Agrippa in 36 v.Chr. in de Siciliaanse wateren een zeeslag hadden gewonnen. Volgens Appianus lag dit monument de latere keizer na aan het hart:

Van de eerbewijzen die hem waren toegekend, aanvaardde hij een kleine triomftocht, een jaarlijks dankfeest op de dagen van zijn overwinning en een gouden beeld van hemzelf in de kleren waarmee hij Rome was binnengekomen op een met de scheepsstevens versierde zuil op het Forum. Dat beeld staat er nog altijd, met de volgende inscriptie: ‘De lang verstoorde vrede heeft hij hersteld te land en ter zee.’noot Appianus, Burgeroorlogen 5.130; vert. Simone Mooij.

Orgieën

Het Sprekerspodium was ook de plaats waar de laatste en merkwaardigste uiting plaatsvond van oppositie tegen Augustus. De generatie die was opgegroeid na de burgeroorlogen vond het morele reveil dat de alleenheerser predikte hypocriet. Zijn staatsgreep was immers geen wonder van hoogstaand gedrag geweest. De opposanten probeerden daarom de wetten waarmee Augustus probeerde de huwelijksmoraal te herstellen belachelijk te maken door ’s nachts orgiën te organiseren op het Forum. Cassius Dio beschrijft ze in enigszins verbloemende termen:

Dat ridders en vrouwen van aanzien op het toneel verschenen kon Augustus allemaal niet zoveel schelen maar dat veranderde toen hij er later achter kwam dat zijn eigen dochter Julia zich ’s nachts op het Forum, zelfs op het Sprekerspodium, helemaal liet gaan, aan de zwier was en ’m daar samen met vrienden goed wist te raken. Hij was woedend. Hij vermoedde al eerder dat ze een niet helemaal ordelijk leven leidde, maar wilde dat eigenlijk niet geloven. noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 55.10.12; vert. Gé de Vries.

Conform zijn eigen strenge huwelijkswetgeving verbande Augustus Julia en vier van haar minnaars, alsof het ging om ontucht. Er was echter meer aan de hand.

Het incident – waar Lauren van Zoonen al eens over blogde – vond plaats in 2 v.Chr., vlak nadat Augustus de titel “vader des vaderlands” aanvaardde, waarmee hij het onconstitutionele karakter van zijn alleenheerschappij had willen verdoezelen. Nu Julia in opspraak was gebracht, herinnerden de Romeinen zich dat Augustus steeds zijn rol als vader ondergeschikt had gemaakt aan zijn politieke ambities. Hij had het meisje als peuter al beloofd aan de zoon van Marcus Antonius en had haar later uitgehuwelijkt aan onder meer Agrippa en Tiberius. Het was een publiek geheim dat dit laatste huwelijk was mislukt.

De boodschap die de senatorenzonen met de orgie op het Sprekerspodium afgaven was: wee degenen die vallen onder de ouderlijke macht van deze man. Waarom Julia zich ervoor leende, wat ze voor haar vader voelde, in hoeverre ze initiatiefneemster of slachtoffer was, het is onbekend.

In de vierde eeuw is de Rostra nog eens vernieuwd. Het is afgebeeld op de Boog van Constantijn. Links en rechts zien we twee standbeelden, achteraan staan standbeeldjes op zuilen, en verder is het een drukte van belang. Middenin staat een keizer die zijn hoofd er niet helemaal bij heeft. De scheepsstevens lijken inmiddels verwijderd te zijn, maar het podium heette nog steeds Rostra.

De laatantieke Rostra

#Appianus #CassiusDio #Cicero #Comitium #ForumRomanum #GaiusDuillius #GaiusSemproniusGracchus #ItaliëInDeVierdeEeuwVChr_ #JuliaIII #MarcusVipsaniusAgrippa #Ploutarchos #Rome #Rostra #TiberiusSemproniusGracchus #TweedeDriemanschap

Spartacus (1)

Gladiatoren op een Italiaans reliëf uit de eerste helft van de eerste eeuw v.Chr. (Glyptotheek, München)

[Tweede van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

We hebben twee bronnen over de opstand van Spartacus. Ploutarchos (46-c.122) beschrijft de oorlog in zijn Leven van Crassus, en een generatie later vertelt Appianus het verhaal in zijn Geschiedenis van de Burgeroorlogen. Omdat beiden min of meer dezelfde gebeurtenissen in dezelfde volgorde beschrijven, is het verleidelijk om een gedeelde bron achter hun verhalen aan te nemen, waarschijnlijk de (grotendeels verloren) Historiën van Sallustius of (iets minder waarschijnlijk) de verloren boeken 95, 96 en 97 van het geschiedwerk van Titus Livius. Het lijkt er daarbij op dat Appianus zijn verslag wat heeft ingekort, terwijl Ploutarchos verschillende verhalen over Spartacus’ wreedheid heeft weggelaten.

In 73 v.Chr. wisten achtenzeventig gladiatoren te ontsnappen uit de school van een zekere Gnaeus Lentulus Batiatus te Capua. Volgens Ploutarchos waren ze bewapend met niet meer dan keukengerei, maar al snel bemachtigden ze echte wapens. Van nu af aan waren ze zwaar bewapend en ze trokken zich in eerste instantie terug op een berg. Appianus vertelt ons dat dit de Vesuvius was.

Spartacus, Oinomaos en Krixos

Hij voegt toe dat de gladiatoren drie leiders kozen: Spartacus, Oinomaos en Krixos. Waarschijnlijk vertegenwoordigden zij etnische groepen: Thraciërs, Grieken en Germaan of Kelten. Volgens Ploutarchos

was Spartacus een Thraciër uit een nomadische stam. Hij was niet alleen dapper en sterk, maar was ook veel intelligenter en beschaafder dan je op grond van zijn lot zou hebben verwacht. Eigenlijk leek hij meer op een Griek dan op een Thraciër.

Twee kanttekeningen. Eén, “een Thraciër uit een nomadische stam”: ἀνὴρ Θρᾷξ τοῦ Νομαδικοῦ γένους. Plausibeler is τοῦ Μαιδικοῦ γένους, “een Thraciër uit de Maidische stam”. Een stam in het zuidwesten van het huidige Bulgarije, veertien jaar eerder door de Romeinen onderworpen. Twee, de intelligente barbaar is een gekend klassiek cliché. Van elke niet-Griek of Romein die iets bijzonders had gedaan, zei men dat hij intelligent was – voor een barbaar dan. Andere bronnen zeggen dat Spartacus zoveel succes had omdat hij ooit had gevochten in de Romeinse hulptroepen.

Al vroeg moeten weggelopen slaven en herders zich bij de gladiatorenbende hebben aangesloten. Weliswaar vermelden onze bronnen dit pas in een later stadium, maar alleen door een eerdere groei van de schare aan te nemen, valt te verklaren hoe de gladiatoren de militie konden overwinnen die de autoriteiten in Capua uitstuurden om af te rekenen met de weglopers. Het voornaamste resultaat van die operatie was dat de gladiatoren nu over nog meer echte wapens beschikten. Hun aantal groeide snel, omdat, zoals Appianus ons vertelt, Spartacus de buit eerlijk verdeelde.

Glabers expeditie

Rome moest nu ingrijpen, met grotere middelen dan waarover Capua kon beschikken. De Senaat stuurde propraetor Gaius Claudius Glaber met een leger van 3.000 pas gerekruteerde en slecht getrainde soldaten. Wellicht onderschatte men de gladiatoren op de Vesuvius, maar het is ook denkbaar dat Rome geen sterkere troepenmacht sturen kon. De Republiek was namelijk verwikkeld in twee grote oorlogen: generaal Pompeius streed in Hispania tegen Sertorius en generaal Lucullus was verwikkeld in een oorlog tegen koning Mithridates VI Eupator van Pontus, ver in het oosten. In de stad zelf was het bovendien onrustig doordat, mede door deze oorlogen, het graan schaars was geworden.

Hoewel hij een klein en ongetraind leger had, kwam Claudius Glaber dicht bij succes. Hij isoleerde de gladiatoren op een met wijnranken begroeide heuveltop, waar het leek alsof de belegerden kansloos waren. Ze maakten echter ladders van de wijnranken, daalden ’s nachts van de heuvel af en slaagden erin achter de vijandelijke linies te komen. De Romeinse soldaten raakten in paniek en vluchtten, waarna de gladiatoren het verlaten kamp plunderden. Wéér hadden ze wapens in handen gekregen, die ze konden uitdelen aan de weggelopen slaven die zich bij hen hadden gevoegd.

Varinius’ expeditie

Nu organiseerde Rome een tweede expeditie tegen de gladiatoren, ditmaal onder bevel van praetor Publius Varinius. Om onbekende redenen verdeelde hij zijn troepen, die gemakkelijk konden worden verslagen door gladiatorenleger. Het was vernederend. Varinius verloor het paard waarop hij reed, zijn lijfwachten werden gevangen genomen en Spartacus toonde hun fasces in zijn kamp.

De Romeinse auteur Publius Annius Florus, die een Samenvatting van Livius’ grote geschiedwerk publiceerde, vermeldt dat het leger van gladiatoren en slaven tekeer ging in Nola, Nuceria, Thourioi en Metapontion. De twee eerste steden liggen aan de voet van de Vesuvius, de andere twee in zuidelijk Italië. De herders uit deze streek, echte cowboys, sloten zich aan bij het leger van Spartacus. Van nu af aan kon hij ook cavalerie inzetten.

[Het bloedvergieten gaat morgenmiddag verder.]

#Appianus #Capua #GaiusClaudiusGlaber #gladiator #GnaeusLentulusBatiatus #GnaeusPompeiusMagnus #Krixos #MithridatesVIEupator #Periochae #Ploutarchos #PubliusAnniusFlorus #PubliusVarinius #slavernij #Spartacus #Thourioi #Vesuvius

De viervoudige triomf van Julius Caesar

Een triomf, niet die van Caesar (Vaticaanse musea, Rome)

Als ik u zeg dat het sextilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Julius Caesar (voor de derde keer) en Marcus Aemilius Lepidus het consulaat bekleedden, en als ik dat omreken naar juni 46 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat ik vandaag blog over de vraag wat Julius Caesar zo’n 2069 jaar geleden deed.

Triomferen. Vier keer. Het grote feest waarin een Romeinse aristocraat glorieerde en voor één dag als een koning van weleer was verheven boven de andere senatoren. Het grote feest ook waarbij men een onderworpen volk aan de Romeinen presenteerde, liefst zo exotisch mogelijk. De bekendste beschrijving is die van Caesars biograaf Suetonius, die ook de vijfde triomftocht vermeldt. De Spaanse triomf was echter pas een jaar later.

De eerste en schitterendste triomftocht die hij hield was de Gallische, dan kwam de Alexandrijnse, daarna de Pontische, vervolgens de Afrikaanse en ten slotte de Spaanse. Bij elke triomftocht was het gebruikte materiaal en de presentatie weer anders.noot Suetonius, Caesar 37; vert. Daan den Hengst.

De Gallische triomf van Caesar

Suetonius vervolgt:

Op de dag van de Gallische triomftocht werd hij bij het oversteken van het Velabrumplein bijna uit de wagen geslingerd, omdat er een as brak.noot Suetonius, Caesar 37; vert. Daan den Hengst.

Dit was een heel slecht voorteken. Op dit plein stond namelijk een tempel die een overwinning in een oorlog herdacht in Spanje – precies daar waar Caesar nog naartoe moest. Suetonius citeert ook een liedje dat de soldaten zongen tijdens de Gallische triomftocht:

Burgers, houdt uw vrouwen binnen:
hier komt een kale vrouwendief.
Met het goud dat u hem leende,
kocht hij in Gallië zijn gerief.noot Suetonius, Caesar 51; vert. Daan den Hengst.

Deze triomftocht eindigde met de executie van de Gallische leider Vercingetorix. En we mogen ons voorstellen dat de krijgsgevangenen die mee liepen in de optocht, zo exotisch mogelijk gekleed gingen. In broeken bijvoorbeeld.

Krijgsgevangenen in een triomftocht (Museum für Abgüsse Klassischer Bildwerke, München)

Caesars Egyptische triomf

Cassius Dio vertelt over de Egyptische triomftocht dat de bevolking van Rome geschokt was door de aanblik van Arsinoë in ketenen, een vrouw en een koningin. De jonge koning Ptolemaios XIII, die gesneuveld was in de slag aan de Nijl, viel uiteraard niet aan Caesars zegekar te binden. Dus moest zijn zus maar meelopen in de processie. Mogelijk gekleed zoals de Romeinen van een Egyptische verwachtten. Goed exotisch. Wat Kleopatra van de vernedering van haar zus heeft gedacht, is niet overgeleverd, maar ze zou Arsinoë later laten vermoorden.

Zo’n schouwspel was nog nooit gezien, althans in Rome, en wekte veel medelijden op. Met dit als excuus betreurden ze ook hun privé-ellende.noot Cassius Dio, Romeinse geschiedenis 43.19.

Elke Romein had immers de gevolgen van de Tweede Burgeroorlog aan den lijve ondervonden.

De Pontische triomf van Caesar

De triomf over Pontus betrof de overwinning bij Zela over Farnakes II. Bij die gelegenheid

liet hij tussen de praalwagens van de optocht een bord voor zich uitdragen met daarop drie woorden: veni, vidi, vici, waarmee hij niet, zoals bij de andere triomftochten, de oorlogshandelingen beschreef, maar meer de aandacht vestigde op de snelheid waarmee de oorlog was beëindigd.noot Suetonius, Caesar 37; vert. Daan den Hengst.

Ongetwijfeld haalde de choreograaf een hele reeks clichés uit de kast om het er allemaal exotisch uit te laten zien. Frygische mutsen, verwijfde dansers: dat werk.

Farnakes II (Staatliche Münzsammlung, München)

Caesars Afrikaanse triomf

Over de Afrikaanse triomftocht vertelt Ploutarchos dat Caesar de zoon van koning Juba I van Numidië meenam. Juba Junior was nog een kind maar hij zou, zo meent Ploutarchos, profijt hebben van zijn gevangenschap omdat hij, hoewel toch een barbaar, kennismaakte met de Griekse beschaving. Juba II, die nog tot 23 na Chr. zou regeren over Mauretanië, zou later diverse boeken schrijven.

Het was aan het einde van deze triomftocht dat Caesar het Capitool besteeg “bij het licht van flambouwen die door veertig olifanten links en rechts van hem in kandelaars werden gedragen”. Althans, dat schrijft Suetonius, die het exotische aspect oppikt. Suetonius weet verder te vertellen dat Caesar zijn achterneef Gaius Octavius militaire onderscheidingen verleende, hoewel de jongeman niet had deelgenomen aan de oorlog.

Tijdens de vier triomfantelijke processies liet Caesar 65.000 talent (130 ton) zilver meedragen en 2822 gouden kronen die samen 20.414 pond wogen (ruim zes ton). Het was fenomenaal. Niet alles viel echter goed. Appianus vertelt over de Afrikaanse triomftocht:

Hoewel hij voorzichtig was met het laten afbeelden van gevechten met Romeinen (want hij beschouwde conflicten tussen burgers als oneervol voor zichzelf en als een smet en onheilbrengend voor de Romeinen), kwamen in die processie toch al die rampen voorbij, en de hoofdrolspelers ook, in twintig veelkleurige schilderijen. … Maar al waren de mensen bang, ze jammerden bij de rampen die het eigen volk hadden getroffen, vooral toen ze opperbevelhebber Metellus Scipio zagen, hoe hij in zee sprong met een wond die hij zichzelf in zijn borst had toegebracht, en Marcus Petreius die op een feestmaal de hand aan zichzelf sloeg, en Cato die zichzelf verscheurde als een wild beest.noot Appianus, Burgeroorlogen 2.101; vert. Simone Mooij.

Feest

Ploutarchos rondt af met nog wat grimmige informatie.

Na de triomftochten gaf Caesar zijn soldaten grote geschenken en vermaakte hij het volk met banketten en schouwspelen. Hij onthaalde ze allemaal tegelijk aan tweeëntwintigduizend tafels en gaf voorstellingen van gladiatorengevechten en zeeslagen ter ere van zijn reeds lang gestorven dochter Julia.

Na de voorstellingen werd er een volkstelling gehouden, waarbij in totaal slechts 150.000 burgers werden geteld in plaats van de 320.000 op de vorige lijsten. Zo groot was de ramp van de burgeroorlog geweest en zo’n groot deel van de bevolking had hij vernietigd, nog afgezien van de rampen die de rest van Italië en de provincies hadden getroffen.noot Ploutarchos, Caesar 55; vert. Hetty van Rooijen.

We weten niet met zekerheid wie als Romeinse burgers waren geregistreerd, maar de conclusie dat zich een catastrofe had voltrokken lijkt onverkort houdbaar. En nog iets: de soldaten hadden ook een ander liedje gezongen: “wie zoet is krijgt straf, wie stout is de macht”. Het was een speelse grap, maar het illustreert de onvrede over de autocratie van de man die zich had laten uitroepen tot dictator voor tien jaar.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AfrikaanseOorlog #Appianus #ArsinoëIV #Augustus #CassiusDio #CatoDeJongere #dictator #FarnakesII #GaiusOctavius #GallischeOorlog #Italië #JubaI #JubaII #JuliaII #JuliusCaesar #KleopatraVIIFilopator #MarcusPetreius #Mauretanië #Ploutarchos #PtolemaiosXIII #QuintusCaeciliusMetellusPiusScipio #slagAanDeNijl #slagBijZela #Suetonius #triomf #TweedeBurgeroorlog #Vercingetorix

Spartacus (2)

Re-enactors in de uitrusting van soldaten uit de eerste eeuw v.Chr.

[Derde van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

Twee consuls in actie

Het volgende jaar begreep de Senaat hoe ernstig deze oorlog was. Volgens Appianus voerde Spartacus nu het bevel over zo’n 70.000 man, en hoewel we niet weten waarop de Grieks-Romeinse geschiedschrijver dit cijfer baseert, kunnen we er zeker van zijn dat de rijke landeigenaren in de Senaat zich realiseerden dat ook hun slaven konden vluchten. Daarom gaven de senatoren de beide consuls, Lucius Gellius Publicola en Gnaeus Cornelius Lentulus Clodianus, opdracht op te treden tegen de bendes van Spartacus.

Volgens Appianus had Spartacus de winter gebruikt om wapens te vervaardigen. Zijn leger moet het platteland van Campanië hebben beheerst. Het was zijn plan om de Apennijnen over te steken en naar het noorden te trekken, zodat zijn mensen konden terugkeren naar Gallië, Germanië of de Balkan. Het zou moeilijk zijn 70.000 mensen uit Italië weg te leiden. Het was noodzakelijk om in gescheiden colonnes op te trekken.

Dit bood de Romeinen een kans. In de lente van 72 viel consul Publicola onverwacht een divisie aan die bij Ploutarchos “het Germaanse contingent” heet en die Appianus “de troepenmacht van Krixos” noemt. De naam Krixsós is overigens niet Germaans maar Keltisch en betekent “krullenbol”.

Volgens Appianus verloor Krixos Flin een veldslag bij het huidige Foggia twee derde van zijn 3000 manschappen. Tegelijkertijd onderschepte consul Lentulus de hoofdmacht van Spartacus’ leger ergens in de Apennijnen. Het was zijn taak zijn collega op te wachten, zodat ze hun vijand van twee kanten konden aanvallen. Spartacus versloeg beide legers echter afzonderlijk, nam de uitrusting van de verslagen soldaten mee en vervolgde zijn mars naar de Adriatische Zee.

Spartacus’ wreedheid

Op dit punt is er een verschil tussen de verslagen van Ploutarchos en Appianus. Ploutarchos vertelt hoe Spartacus “verder trok naar de Alpen”, Appianus voegt een detail toe.

Nu offerde Spartacus driehonderd Romeinse krijgsgevangenen als laatste eer voor Krixos, en haastte zich met 120.000 man infanterie op Rome af, nadat hij alle overbodige bagage verbrand, alle krijgsgevangenen gedood en de lastdieren geslacht had om niet gehinderd te worden. (Appianus, Burgeroorlogen 1.117; vert. John Nagelkerken)

Het is waarschijnlijk dat Ploutarchos dit wrede verhaal negeerde omdat het niet paste in zijn beschrijving van Spartacus als “intelligent en beschaafd” en “eigenlijk meer een Griek dan een Thraciër”. Het verhaal is ook te lezen bij Florus:

Hij herdacht zijn in de strijd omgekomen officieren met begrafenissen zoals die van Romeinse generaals, en beval gevangenen om te vechten bij de brandstapels, alsof hij al zijn eigen schande wilde uitwissen door zich niet meer als gladiator te presenteren maar als de sponsor van gladiatorenvoorstellingen.

De twee consuls waren verslagen maar niet uitgeschakeld. Ze volgden Spartacus naar de Adriatische Zee. Er waren verschillende wegen, zodat ze als eersten aankwamen. Ergens ten zuiden van Ancona vielen ze Spartacus aan, die opnieuw zegevierde.

Geen ontsnapping

De gladiatoren en slaven konden nu over de Alpen kunnen ontsnappen, maar er was nog een laatste obstakel: het leger van Gallia Cisalpina, de Romeinse provincie langs de rivier de Po. Bij Modena versloeg Spartacus ook gouverneur Gaius Cassius Longinus.

En toen gebeurde er iets vreemds. Spartacus had zijn doel bereikt: zijn mensen konden de Alpen oversteken en terugkeren naar Gallië, Germanië en de Balkan. Maar dat is niet wat gebeurde. In plaats daarvan trok het enorme leger naar het zuiden. Ploutarchos biedt een weinig overtuigende verklaring:

Spartacus’ was van mening dat ze de bergen moesten oversteken en zich dan verspreiden naar hun eigen woonplaatsen … maar zijn mannen wilden niet naar hem luisteren. Ze waren talrijk en vol vertrouwen en daarom trokken ze weer naar Italië en verwoestten alles wat ze op hun weg tegenkwamen.

Dit is niet onmogelijk. In deze tijd waren de Romeinse legioenen weinig anders dan plunderende legers: de Bondgenotenoorlog, Sulla’s eerste mars op Rome, de Eerste Mithridatische Oorlog, de eerste Burgeroorlog en de conflicten na de dood van Sulla hadden allemaal geleid tot vreselijke plunderingen. De slaven deden gewoon wat de Romeinen deden. Het is echter aannemelijk dat sommige ontsnapte slaven en gladiatoren zich niet bij de mars door Italië aansloten. Zij kunnen wel degelijk de Alpen zijn overgestoken en naar hun land van herkomst zijn teruggekeerd.

[Wordt morgen afgerond]

#Apennijnen #Appianus #Campanië #EersteMithridatischeOorlog #GaiusCassiusLonginus #gladiator #GnaeusCorneliusLentulusClodianus #Krixos #LuciusGelliusPublicola #Ploutarchos #PubliusAnniusFlorus #slavernij #Spartacus

Het complot tegen Caesar

Portret van een tijdgenoot van Caesar (Metropiltan Museum, New York)

In de zomer van 45 v.Chr. of, zoals de Romeinen het noemden, het jaar dat begon met Julius Caesar als enige consul, reisde Romes hoogste magistraat in het zuiden van het huidige Frankrijk. Op de vraag wat hij daar vandaag 2069 jaar geleden deed, luidt het antwoord dat hij koloniën stichtte voor zijn veteranen. Ik noemde ze al: in Narbonne vestigde hij legionairs van X Equestris, hij richtte de stad Arles in voor de mannen van VI Ferrata en organiseerde tevens de oorlogshaven Fréjus. Al eerder had hij wat verder stroomopwaarts langs de Rhône veteranenkolonies gesticht.

Het begin van een samenzwering

Het was in deze tijd dat de samenzwering begon te groeien die Caesar het leven zou kosten. De aanstichter was Gaius Trebonius en ik kan me voorstellen dat u even niet meer meteen paraat hebt wie dat ook alweer was. Het was een trouwe partijganger van Caesar, die zich had onderscheiden in de Gallische Oorlog. Hij had in het eerste jaar van de Tweede Burgeroorlog leiding gegeven aan de belegering van Marseille (een, twee, drie) en was daarna gouverneur geweest in Andalusië. Daar had hij echter de orde niet weten te handhaven en hij was zelfs verdreven uit zijn residentie Córdoba. Daarna was Gnaeus Pompeius Junior in het gebied geland.

Zoals u straks zult zien, was Gaius Trebonius zeker niet in ongenade gevallen. Zijn motief om zich tegen Caesar te keren, is dan ook onduidelijk. Feit is dat hij in de zomer van 45 v.Chr. in Zuid-Frankrijk was en daar een complot tegen Caesar begon te beramen. Hij zocht daartoe contact met Marcus Antonius. In de eerste fase van de burgeroorlog was dat Caesars rechterhand geweest, maar hij had noch aan de Afrikaanse noch aan de Spaanse Oorlog deelgenomen. Toen Caesar zich de dictatuur-voor-tien-jaar had laten toewijzen, had hij als rechterhand Lepidus geprefereerd boven Marcus Antonius. Die lijkt op een zijspoor te zijn beland en had, zo lijkt het, een motief om zich van Caesar te ontdoen. Althans, zo zag Trebonius het.

De bronnen

Uit de aard der zaak weten historici over samenzweringen doorgaans weinig. Van dit voorval weten we echter uit iets meer uit een (overigens nooit uitgesproken) redevoering van Cicero, die deze enkele maanden na de moord op Caesar schreef. Cicero geeft aan dat het op dat moment algemeen bekend was dat Marcus Antonius in Narbonne met Trebonius plannen had gemaakt, en dat de twee mannen, toen Caesar was gedood, samen hadden staan praten.noot Cicero, Tweede Philippica 34. De Grieks-Romeinse biograaf Ploutarchos bevestigt dit en citeert Trebonius zelf:

Toen ze Caesar bij diens terugkeer uit Spanje tegemoet reisden, had Marcus Antonius als reisgenoot Trebonius’ tent gedeeld, en die had toen voorzichtig zijn mening gepeild. Antonius had Trebonius begrepen, maar was niet op zijn woorden ingegaan. Hij had echter niets tegen Caesar gezegd en had trouw over het gesprek gezwegen.noot Ploutarchos, Marcus Antonius 13.

Misschien zijn ook andere vroege samenzweerders te identificeren: Aulus Hirtius, de man die als Caesars ghostwriter optrad en het achtste boek van De Gallische Oorlog schreef, en Decimus Junius Brutus, die met Trebonius Marseille had belegerd. Hun betrokkenheid valt niet te bewijzen, maar beiden waren op dat moment in Gallië en in elk geval Decimus Brutus zou een cruciale rol spelen bij de moordaanslag.

Hoe dit alles ook zij, Trebonius’ plan kwam tot niets: Marcus Antonius verlinkte Trebonius weliswaar niet maar weigerde ook zijn medewerking, en veel meer kwam er niet van. We weten niet met wie Trebonius nog meer contact heeft opgenomen en welke reacties er waren. Motieven kennen we evenmin. Maar dit staat vast: de samenzwering begon in Caesars inner circle.

De beloning van Trebonius

Ik schreef al dat Trebonius niet in ongenade was gevallen. Caesar zocht nog steeds naar vormen om zijn macht constitutioneel te laten lijken. Dat hij in z’n eentje consul was, was een affront voor elke republikeins denkende senator, dus vanaf 1 oktober zorgde hij ervoor dat de situatie weer zo normaal mogelijk was: vanaf die dag bekleedden Quintus Fabius Maximus en Gaius Trebonius het consulaat. Caesar zou in het najaar van 45 ook magistraten aanwijzen voor de komende tijd, en Trebonius kreeg Asia toegewezen. Van die provincie zou de Romeinse geschiedschrijver Tacitus later opmerken dat ze makkelijk viel uit te buiten. Anders gezegd: Caesar beloonde zijn partijganger.

Sterker nog, hij stelde vertrouwen in Trebonius. Asia zou namelijk heel belangrijk worden als Caesar eenmaal zou beginnen aan de inmiddels steeds waarschijnlijker wordende Parthische Oorlog. Kortom, Trebonius behoorde zeker nog tot Caesars vertrouwelingen toen hij een complot begon te beramen.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.] 

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Arles #AulusHirtius #Cicero #DecimusJuniusBrutus #Fréjus #GaiusTrebonius #GnaeusPompeiusJunior #JuliusCaesar #MarcusAntonius #Narbonne #Ploutarchos #VIFerrata #XGemina

Het einde van de slag bij Thapsus

Sinds de slag bij Thapsus had V Alausae een olifant op zijn munten (Teylers Museum, Haarlem)

Zoals ik in het vorige blogje al aangaf, begon de slag bij Thapsus niet werkelijk zoals Julius Caesar het had gepland, maar dreven de mannen die op zijn rechtervleugel stonden, hun tegenstanders terug. Op de andere vleugel had Scipio enig succes, maar de soldaten van het Vijfde Legioen Alaudae die hier stonden, bestookten de olifanten met hun speren en dreven ze terug. Vanaf toen had dit legioen een olifant als embleem. Zie boven.

Ook hier, op Scipio’s rechtervleugel, zetten zijn manschappen het dus op een lopen toen de olifanten zich tegen hen keerden.

Terwijl ze over de hele vlakte vluchtten, zaten Caesars legioenen dicht achter hen aan en gaven hun geen kans op adem te komen. Toen ze het legerkamp bereikten waarheen ze op weg waren, om zich daar te herstellen en weer te verdedigen, zochten ze een leider naar wie ze konden opzien en onder wiens gezag en commando ze oorlog konden voeren. Toen ze merkten dat het kamp door niemand werd beschermd, wierpen ze meteen hun wapens weg en vluchtten haastig naar het kamp van de koning. Toen ze daar aankwamen, zagen ze dat ook dat in bezit was van de Julianen. (Afrikaanse Oorlog 85)

Hoe het kamp van Juba al door Caesars mannen ingenomen kon zijn, komen we niet te weten. De auteur van De Afrikaanse Oorlog stond blijkbaar niet op dit deel van het slagveld. In de tussentijd had Gaius Vergilius, de commandant van het belegerde Thapsus, zijn garnizoen een uitval laten doen, maar de twee door Caesar achtergelaten rekrutenlegioenen sloegen die af.

Misdaden

De strijd was voorbij maar dat was niet het einde van het geweld. De soldaten, vol van frustratie over de langdurige campagne, draaiden helemaal door.

Toen Scipio’s mannen alle hoop op redding hadden laten varen, gingen ze op een heuvel staan en brachten de militaire groet door hun wapens neer te leggen. Dit hielp de ongelukkigen niet veel. Want de veteranen, een en al woede en ergernis, waren er niet toe te brengen de vijand te sparen. Ze verwondden of doodden zelfs een aantal aanzienlijke Romeinen …

Hierop trokken heel wat Romeinse ridders en senatoren zich geschrokken uit het gevecht terug, om niet eveneens gedood te worden door de soldaten, die zich na zo’n grote overwinning de vrijheid permitteerden om alle grenzen te buiten te gaan, in de hoop dat hun geweldige prestaties hen voor straf zouden behoeden. En zo werden alle soldaten van Scipio, hoewel ze Caesar om bescherming smeekten, tot de laatste man gedood, terwijl Caesar toekeek en zijn troepen smeekte hen te sparen. (Afrikaanse Oorlog 85)

Tot slot

Hoe lang het bloedvergieten is doorgegaan, we weten het niet. Maar het gevecht vormde het einde aan de Afrikaanse campagne. Sommige van Scipio’s officieren wisten te ontkomen en zouden de strijd voortzetten vanuit Andalusië. De Tweede Burgeroorlog was dus nog altijd niet voorbij. Ook had Caesar de provincie nog niet voldoende gepacificeerd. Maar hij had een moeizame campagne met succes afgerond en hij zal die dag opgelucht zijn geweest.

Ik rond af met nog twee kleine opmerkingen. Eén: Ploutarchos vertelt dat de veldslag chaotisch begon omdat Caesar een epileptische aanval had. Er is een theorie die dat uitlegt als een hart- en vaataandoening. Ik heb er al eens over geblogd: on n’a pas besoin de cette hypothèse. Ik voor mij vermoed dat de epileptische aanval is verzonnen ter verklaring van het rommelige begin van de veldslag.

Twee: ik heb hierboven de antieke bronnen centraal gesteld. We weten natuurlijk allemaal hoe het echt is geweest. Caesar aarzelde lang of hij de strijd moest beginnen, maar werd voor een voldongen feit gesteld toen Gallische legionairs de aanval op Scipio’s troepen inzetten.

Hoe de slag bij Thapsus eigenlijk begon

[Morgen meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AfrikaanseOorlog #Asterix #epilepsie #GaiusVergilius #JubaI #JuliusCaesar #olifant #Ploutarchos #QuintusCaeciliusMetellusPiusScipio #Thapsus #Tunesië #TweedeBurgeroorlog #VAlaudae

De slag bij Farsalos (5)

Pompeius, die tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in een shock (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

[Vijfde deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

In het vorige stukje beschreef ik – of beter: gaf ik in Hetty van Rooijens vertaling weer wat Caesar beschreef – hoe bij Farsalos de legioenen van Caesar en Pompeius slaags waren geraakt en hoe het ruiterijgevecht in Caesars voordeel was beslist. Daarna hadden de legionairs waarmee Caesar zijn cavalerie had versterkt, om Pompeius’ slaglinie getrokken en hadden zijn legionairs in de rug aangevallen.

Caesar had nog een troefkaart. Zijn legionairs hadden opgesteld gestaan in drie linies. De twee eerste linies waren al actief, maar de derde linie stond er achter. (Vaak wordt over het hoofd gezien dat hier ook de hospikken stonden.) Caesar activeerde deze troepen. Pompeius zal het ook hebben gedaan, maar in zijn geval ging het vrijwel zeker om rekruten en niet om veteranen.

De beslissing bij Farsalos

Tegelijkertijd gaf Caesar zijn derde linie, die tot dat moment rustig op haar plaats was gebleven, bevel tot een stormaanval. Toen daarmee nieuwe, onverzwakte troepen de vermoeide strijders aflosten en anderen hen in de rug aanvielen, hielden de Pompeianen niet langer stand en sloeg de hele menigte op de vlucht.

Caesar had zich dus niet vergist: van de cohorten die tegenover de ruiterij in de vierde linie geplaatst waren ging de overwinning uit, zoals hij bij het aanvuren van de soldaten had voorspeld. Want door hen werd allereerst de ruiterij verjaagd, door hen werd ook een bloedbad aangericht onder de boogschutters en slingeraars, en door hen werd eveneens het leger van Pompeius aan de linkerkant omsingeld en begon de vlucht. (Burgeroorlog 3.94)

Het compliment dat Caesar zichzelf geeft, is op het moment van zijn triomf niet eens meer verborgen. Na deze constatering schakelt hij, om het in televisietaal te zeggen, over naar een andere locatie.

Pompeius’ lot

Toen Pompeius zag dat zijn ruiterij verslagen was en hij de paniek waarnam bij dat deel van zijn leger waarop hij het meest vertrouwde, verloor hij ook zijn vertrouwen in de overige troepen, verliet de slag en reed rechtstreeks terug naar het legerkamp. Tegen de centurio’s die hij bij de hoofdpoort op wacht had gezet, riep hij luid, zodat ook de soldaten het hoorden: “Bescherm het kamp en verdedig het krachtig als er moeilijkheden komen. Ik ga de andere poorten langs om de wachttroepen van het kamp moed in te spreken.” Hierop begaf hij zich naar de veldheerstent. (Burgeroorlog 3.95)

Ploutarchos beschrijft, misschien op gezag van een door Livius geciteerde auteur, hoe Pompeius tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in iets dat sterk lijkt op een shock.

Het was moeilijk te zeggen wat er in zijn hoofd omging. Hij leek het meest op een waanzinnige die aan verstandsverbijstering leed, en vergat zelfs dat hij Pompeius de Grote was. Zonder iemand iets te zeggen liep hij langzaam weg naar het kamp. … In zo’n toestand liep hij naar zijn tent en bleef daar sprakeloos zitten, totdat samen met de vluchtenden ook veel achtervolgers het legerkamp binnenvielen. Toen riep hij alleen maar uit: “Wat? Zelfs tot in het hoofdkwartier?” (Pompeius 72)

[Wordt vervolgd om half twee. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Appianus #GnaeusPompeiusMagnus #Griekenland #JuliusCaesar #Ploutarchos #slagBijFarsalos #Thessalië #TitusLivius #TweedeBurgeroorlog

De slag bij Dyrrhachion

Cato de Jongere (Archeologisch Museum van Rabat)

Als ik u zeg dat het 17 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 6 juni 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En als u deze reeks volgt, weet u dat we op weg zijn naar de climax in de stellingenoorlog bij Dyrrhachion.

Caesars aanval

Caesars legioenen blokkeerden bij Dyrrhachion de door Pompeius gecommandeerde troepen van de Senaat, maar Pompeius was uitgebroken. Met zijn vloot was hij achter zijn tegenstanders geland en hij had een kamp gebouwd. Caesar moest het initiatief zien te herwinnen. En er deed zich een mooie gelegenheid voor. Aanvankelijk had Caesars Negende Legioen gebivakkeerd tegenover Pompeius’ kamp, maar later had het dat kamp opgegeven om zich te voegen bij andere eenheden. Daarop had Pompeius de plek bezet en verder versterkt. Hij had er de veldtekens ondergebracht die zijn mannen enkele dagen eerder op Caesars legionairs hadden veroverd. Caesar besloot aan te vallen. Hij schrijft:

Zelf rukte Caesar langs een indirecte weg zo heimelijk mogelijk met de overige cohorten (het waren er drieëndertig, waaronder het Negende legioen, dat veel centurio’s verloren had en ook in aantal soldaten geslonken was) in een dubbele kolom op naar het legioen van Pompeius en het kleinere kamp. Aanvankelijk bleek zijn visie juist. Want hij kwam daar aan voordat Pompeius het kon bemerken en joeg ondanks de grote verdedigingswerken van het legerkamp door een snelle aanval met de linker kolom, waar hij zelf stond, de Pompeianen van de wal af. (Burgeroorlog 3.68; vert. Hetty van Rooijen)

Helaas ging het bij de andere kolom verkeerd: de mannen raakten de weg kwijt. Bovendien gaf Pompeius opdracht aan te vallen. De Grieks-Romeinse biograaf Ploutarchos vertelt dat de manschappen onverschillig en zwijgend toeluisterden.

Pas toen Cato vanuit een diepe overtuiging alle toepasselijke argumenten uit de filosofie behandelde over vrijheid, moed, dood en roem, en eindigde met een aanroeping van de goden als ooggetuigen van hun strijd voor hun vaderland, ging er een luid gejuich op en kwam het opgetogen leger zo krachtig in beweging dat alle aanvoerders het gevaar hoopvol tegemoet snelden. (Cato de Jongere 54; vert. Hetty van Rooijen)

Eerlijk gezegd geloof ik niet dat de filosofisch ingestelde senator Cato de mannen wist te overreden met een wijsgerige redenering. De anekdote verraadt echter wel iets over de demoralisering die zich inmiddels van Pompeius’ manschappen meester had gemaakt. Hun tegenstanders waren, zoals we zullen zien, de burgeroorlog inmiddels ook beu.

Caesars nederlaag bij Dyrrhachion

De manschappen waarmee Caesar het kamp had ingenomen, zagen niet alleen hun vijanden naderen. Ze lijken ook te hebben gezien dat de andere kolom op zijn schreden terugkeerde om te kunnen aanvallen op de juiste plek. Deze terugtrekking oogde echter als een vlucht en degenen die al in het kamp waren, zetten het nu ook op een lopen. Zelfs de mannen die de veldtekens droegen, sloegen op de vlucht. Ploutarchos noemt iets dat Caesar onvermeld laat:

Caesar snelde zijn vluchtende mannen tegemoet en probeerde ze tot omkeren te bewegen, maar zonder resultaat. Erger nog, wanneer hij een standaard wilde grijpen, gooide de drager die weg, zodat de vijanden er tweeëndertig in handen kregen. Ook zelf ontkwam hij op een haar na aan de dood. Toen hij een grote en sterke man die langs hem vluchtte beetpakte en hem beval te blijven staan en zich naar de vijanden om te keren, hief de man, een en al paniek tegenover het gevaar, zijn zwaard op om toe te stoten. Caesars schilddrager was hem echter voor en sloeg zijn arm bij de schouder af. (Caesar 39; vert. Hetty van Rooijen)

In de slag bij Dyrrhachion sneuvelden aan Caesars kant bijna duizend soldaten. Zevenendertig hoge officieren kwamen om het leven of raakten in krijgsgevangenschap.

Caesars beste vijand

Ook de Grieks-Romeinse historicus Appianus, die vermoedelijk Titus Livius als bron heeft, weet over de vlucht iets te dat Caesar zelf verzwijgt. Zijn mannen hadden het bijltje erbij neergegooid.

Toen de soldaten hun kamp binnengegaan waren, troffen ze geen veiligheidsmaatregelen: de omwalling bleef onbewaakt. Pompeius zou waarschijnlijk het kamp in zijn macht hebben kunnen krijgen en de hele oorlog alleen al daardoor zou hebben beëindigd. (Burgeroorlogen 2.62; vert. John Nagelkerken)

Aan het einde van de dag waren Caesars mannen even gedemoraliseerd als Pompeius’ mannen waren geweest aan het begin van de dag. Pompeius had de zege voor het oprapen maar aarzelde. Hij vermoedde een valstrik. Dat was Caesars redding. Bovendien liet Pompeius’ kolonel Titus Labienus, ooit Caesars wapenbroeder in Gallië, de krijgsgevangenen doden, zodat Caesar zijn mannen kon voorhouden dat ze niet aan capitulatie moesten denken en moesten doorvechten tot het bittere einde.

Zo eindigde de slag bij Dyrrhachion. Caesar erkende dat hij door het oog van de naald was gekropen: hij zou later zeggen dat hij alles zou hebben verloren als zijn tegenstander had geweten hoe hij moest winnen. Pompeius was de beste vijand die Caesar kon hebben.

[Morgen meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Albanië #Appianus #CatoDeJongere #Durrës #Dyrrhachion #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #Ploutarchos #TitusLabienus #TweedeBurgeroorlog #VIIIIHispana

De dood van Pompeius (1)

Pompeius (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Als ik u zeg dat het op de Romeinse kalender 28 september was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls waren, en als ik dat omreken naar 16 augustus 48 v.Chr. op onze kalender, en als ik u eraan herinner dat we afgelopen zaterdag zagen dat Pompeius was aangekomen in Egypte, dan weet u dat u vandaag zult lezen over zijn ondergang.

Een verslagen generaal en twee legers

Waarom hij na zijn nederlaag bij Farsalos vluchtte naar Egypte: dat is, zoals ik al vertelde, een onopgelost raadsel. Hij mocht er echter op vertrouwen dat hij door koning Ptolemaios XIII gesteund zou worden, aangezien die zijn troon had te danken aan de Romeinse generaal. Ook was het een geschikte plaats om een oorlog voort te zetten. Het land van de Nijl produceerde grote hoeveelheden graan en dreef handel op Oost-Afrika en India. Hoewel Egypte sinds de regering van Ptolemaios’ vader Ptolemaios XII de Fluitspeler een miljoenenschuld had opgebouwd, was het een in principe welvarend land. Bovendien lag er een Romeins garnizoen.

Wat Pompeius niet weten kon, was om te beginnen dat Egypte enkele misoogsten achter de rug had en dat de bevolking onrustig was. En verder: dat Kleopatra VII weliswaar was afgezet, maar dat ze werkte aan haar terugkeer. Haar leger lag bij de berg Kasios tegenover dat van haar broer, die zich liet bevoorraden vanuit Pelousion. Het is een van die curieuze toevalligheden uit de geschiedenis dat Pompeius precies aankwam op het moment dat de twee legers daar ook waren.

Of toch niet? Pompeius had een paar dagen doorgebracht in Pafos, de hoofdstad van Cyprus, en zal daar hebben vernomen van de Egyptische burgeroorlog. Vanuit Pafos waren Pelousion en Kasios simpel te bereiken: de schipper voer pal zuidwaarts, naar een opvallend punt op de kust, de berg Kasios. Misschien probeerde Pompeius, door zich aan te dienen als beschermer van de Egyptische dynastie, zijn positie te versterken.

Bronnen

Dat is overigens een hypothese. Het blijkt niet uit de bronnen – en we hebben er niet minder dan tien. Voor de liefhebbers:

  • Contemporain zijn Caesars Burgeroorlog en een toespraak van Cicero.
  • Verder hebben we de beschikking over een uittreksel uit het geschiedwerk van Titus Livius, de Geografie van Strabon, de Romeinse Geschiedenis van Velleius Paterculus en de Pharsalia van de dichter Lucanus.
  • Andere bronnen lijken terug te gaan op Livius (en andere vroege bronnen): de anekdotenbundel van Valerius Maximus en de serieuze geschiedwerken van Appianus van Alexandrië en Cassius Dio.
  • De biografie van Ploutarchos is het uitgebreidst en lijkt terug te gaan op ooggetuige Theofanes van Mytilene.

Lucanus is de enige die vermeldt dat een speculator eques, een verkenner te paard, over de kust aan kwam rijden met de mededeling dat Pompeius was aangekomen. Het uitzenden van een verkenner suggereert dat het hof van Ptolemaios XIII de aankomst van de Romein verwachtte. Dat komt overeen met wat Ploutarchos vermeldt, namelijk dat Pompeius een bode vooruit had gestuurd.

De bronnen maken verder duidelijk dat de hofhouding niet wist wat men met de situatie aan moest. Er zou zijn vergaderd. Dat is eigenlijk wat raar. Immers, de uitkomst van de slag bij Farsalos was ook in Egypte bekend en men zal hebben besproken wat te doen als de verslagen generaal naar Egypte zou komen. Dit toont hoeveel verdichting er is in onze bronnen.

[U raadt al wat er rond 11:00 uur 2069 jaar geleden is gebeurd.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #Kasios #KleopatraVIIFilopator #MarcusAnnaeusLucanus #Pelousion #Ploutarchos #PtolemaiosXIII #TheofanesVanMytilene #TweedeBurgeroorlog

Brand in Alexandrië

Reconstructie van een antieke bibliotheek zoals die in Alexandrië (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

Als ik u zeg dat het 11 november was en daaraan toevoeg dat het was toen Julius Caesar en Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dit omreken naar 28 september 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Vechten.

Scheepsbrand

Zoals we eergisteren zagen, had de Ptolemaïsche generaal Achillas de aanval gelast op het koninklijk paleis in Alexandrië, waar Caesar zich had verschanst, samen met de koninklijke familie. De bestorming had weinig opgeleverd maar in de haven, naast het paleis, lagen twee eskaders van samen tweeënzeventig schepen waarmee Caesar volledig viel af te sluiten van de buitenwereld. Een logisch gevechtsdoel.

Caesar zelf schrijft:

Er werd zo hevig gevochten als te verwachten was. De ene partij zag daarin de weg naar een snelle overwinning, de andere naar redding. Caesar kreeg de overhand. Hij stak al die schepen én de schepen op de werven in brand, omdat hij met zijn kleine troep niet zo’n uitgestrekt terrein kon beschermen. (Burgeroorlog 3.112; vert. Hetty van Rooijen)

Ook Ploutarchos beschrijft de gevechten:

In deze oorlog liep hij eerst gevaar van water te worden afgesloten, doordat zijn vijanden de waterkanalen afgedamd hadden. Vervolgens dreigde de vijand hem van zijn vloot af te snijden en werd hij gedwongen het gevaar af te wenden met vuur, dat vanuit de scheepswerven om zich heen greep en de grote bibliotheek verwoestte. (Caesar 49; vert. Hetty van Rooijen)

We zullen over drie weken zien dat de waterleidingen pas later werden afgesneden.

Bibliotheekbrand

De opmerking over de bibliotheek is aanleiding geweest voor een van de bekendste misverstanden over de oude wereld: dat de bibliotheek van Alexandrië tijdens deze oorlog zou zijn vernietigd. Cassius Dio vertelt het ook:

Veel plaatsen werden in brand gestoken, met als gevolg dat onder andere de dokken en de graanopslagplaatsen in vlammen opgingen, alsmede de bibliotheek, waarvan men zegt dat de boeken in aantal enorm en van de beste kwaliteit waren. (42.38.2)

Behalve dat het verhaal niet waar is. In Boek 112 van zijn grote geschiedwerk beschreef Titus Livius de gebeurtenissen in meer detail. Veertigduizend boekrollen brandden in dit verheven monument van goede koninklijke smaak en visie. We zouden meer willen weten, maar Boek 112 is verloren gegaan, op een uittreksel én dit door Seneca overgeleverde citaat na. Het genoemde aantal is voldoende om te weten dat dit een bijgebouw moet zijn geweest van de bibliotheek, die ergens anders in de stad stond. Over de feitelijke verdwijning schreef ik hier.

Stadsbrand

De dichter Lucanus weet meer: de Romeinse soldaten schoten ook fakkels af naar de huizen van de burgers. De noordenwind wakkerden de vlammen aan en het vuur verspreidde zich, schrijft Lucanus, over de daken zoals wanneer een meteoor langs de hemel scheert. De ramp die zich zo voltrok, dwong de menigte om de stad te redden vóór ze de aanval op het gebarricadeerde paleis voortzette. Zo was Caesar, althans volgens Lucanus, belegerde en belegeraar tegelijk.

In de daarop volgende dagen versterkten Caesars manschappen het paleis. Op nog wat slotopmerkingen na vormt dit het einde van Caesars Commentaar op de Burgeroorlog. Het vervolg staat bekend als De Alexandrijnse Oorlog. De auteur is onbekend. Men heeft wel gedacht aan Aulus Hirtius, die ook het achtste boek van De Gallische Oorlog schreef, maar dit recente artikel suggereert anders. In elk geval constateert de anonieme auteur dat er weinig hout zat in de huizen van Alexandrië, waardoor ze niet lekker branden wilden. De tegenspraak met de andere bronnen is evident.

Het laatste woord is vandaag aan onze anonymus, die vertelt dat Caesar, nu hij de toegang tot de zee had behouden,

alle vlooteskaders opriep uit Rhodos, Syrië en Cilicië. Hij liet boogschutters komen uit Kreta en ruiters van Malchus, de koning van de Nabateeërs. Hij gaf orders om van alle kanten geschut te verzamelen, graan te laten sturen en hulptroepen te laten komen.

De admiraal die van Rhodos kwam, heette Eufranor. We zullen hem in november nog tegenkomen bij een zeeslag in de Alexandrijnse haven en in december tijdens een gevecht bij Kanopos. De man die Caesars versterkingen uit Syrië en Cilicië haalde, heette Mithridates van Pergamon, en ook over hem zullen we in januari te spreken komen. Voor het moment constateren we dat Caesar zich voorbereidde op wat een lange belegering dreigde te gaan worden.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Achillas #Alexandrië #AlexandrijnseOorlog #AulusHirtius #bibliotheekVanAlexandrië #CassiusDio #Egypte #EufranorVanRhodos #JuliusCaesar #LuciusAnnaeusSeneca #MarcusAnnaeusLucanus #MithridatesVanPergamon #Ploutarchos #PtolemaïscheRijk #TitusLivius