Ach ja, de val van Rome

Zo verliep de val van Rome in elk geval NIET.

Ineens werd een batterij vragen op me afgevuurd. En ze zijn te interessant om niet te beantwoorden. Maar eerst het begin. Er was weer eens een politicus, Axel Ronse (N-VA), die de val van Rome van stal haalde. Knack citeert hem:

Ik hoop dat deze geopolitieke crisis ons ook economisch wakker schudt. We hebben echt niet meer de luxe om het West-Romeinse Rijk in verval na te spelen. Het moet afgelopen zijn met de decadentie.

Daarmee kun je het eens of oneens zijn, maar het tweede zinnetje is irritant. De Oudheid is er niet als voorbeeld voor het heden. Niet dat analogieën geheel onmogelijk zijn. Er bestaat iets dat vergelijkingstheorie heet en ik kan u verklappen dat je een voorindustriële samenleving niet zomaar kunt vergelijken met een postindustriële. Daar komt nog bij dat het zinloos is om in een samenleving waarover we robuuste informatie hebben, de onze dus, de politiek te laten leiden door inzichten, gebaseerd op samenlevingen waarover we geen robuuste informatie hebben. Het is geen kenniswinst het slecht kenbare te gebruiken bij het duiden van het beter kenbare.

So far, so good. De Gentse oudhistoricus Jeroen Wijnendaele (die van dat mooie boek over Clovis) reageerde op Ronse, en ik vroeg me op de sociale media af waarom er toch zo weinig oudheidkundigen zijn die terugschrijven. Als ik op deze blog iets onverstandigs schrijf over DNA-onderzoek, dan is er een vriendelijke biologe die me corrigeert; als ik iets doms zeg over fysica, dan is er een voormalige natuurkundeleraar die me adviseert. Ik weet dat ook kranten en tijdschriften correcties toegezonden krijgen, die niet altijd worden geplaatst, maar doorgaans wel op de redactie worden besproken. Je kunt als oudheidkundige dus gewoon je academisch gezag in de strijd werpen.

***

Dat was de korte inhoud van het voorafgaande en ik kreeg dus een batterij vragen. Ik zal proberen ze te beantwoorden.

Zijn vergelijkingen inherent pogingen tot manipulatie, of zijn ze dat omdat zij door politici gemaakt werden?

Ik denk het eerste. Politici zijn ook maar mensen. Onze kennis bestaat uit generaliseringen van waarnemingen, gedaan in het verleden; en in nieuwe situaties vallen we daarop terug. We denken dus historisch. Als we problemen zien, benutten we voor de analyse onvermijdelijk het verleden. Als over een onderwerp dan weinig robuuste informatie bestaat, zoals de transformatie van de Romeinse wereld in de vijfde eeuw, dan kun je die in elke gewenste richting buigen en altijd iets herkenbaars scheppen. Zo komt het dat er inmiddels al zó lang is gesproken over “de val van Rome” dat het moeilijk is je los te maken van dat ondergangsframe.

(Ik ben er zelf niet vrij van. Toen ik in de jaren negentig het internet opzocht, zag ik mezelf als zo’n middeleeuwse kopiist die boeken overschreef. Zoals een Cassiodorus de mensheid, op weg van Oudheid naar Middeleeuwen, nog iets te lezen meegaf, zo wilde ik de mensen op weg van de twintigste naar de eenentwintigste eeuw nog iets meegeven. Die impliciete vergelijking met de val van Rome is zinledig, maar ik ben dus niet vrij van het ondergangsframe.)

Het nut van de geschiedkunde heette ooit te zijn, dat we van onze geschiedenis kunnen leren. Hoe kunnen wij leren als we geen vergelijkingen mogen trekken?

Ik betwijfel dat we van oude geschiedenis iets kunnen leren. Daarvoor zijn de data te weinig robuust. Kennis van de Oudheid is echter leuk en dat is voldoende. Genot is haar eigen beloning.

Onder welke condities zijn nog wel geldige vergelijkingen te maken?

Van de twintigste eeuw zou wel iets te leren kunnen zijn. Vuistregel: vergelijk industriële samenlevingen met industriële samenlevingen; vergelijk agrarische imperia (zoals het Romeinse Rijk) alleen met andere agrarische imperia (zoals Han-China). De bestudering van de Oudheid is een sociale wetenschap en dus is het sociaalwetenschappelijke instrumentarium relevant.

Wanneer oudheidkundigen op foute vergelijkingen reageren, is dat dan uit de oprechte wens om misvattingen te corrigeren, of ook uit chagrijn omdat een leek het gewaagd heeft zich op Oudheidkundig Terrein te begeven?

Mensen worden classicus, archeoloog, historicus vanuit liefde voor hun vak. Men wil dat er eerlijk over wordt gesproken. Ik heb niet de indruk dat oudheidkundigen leken van het eigen terrein willen weren. Sterker nog, ik denk dat ze dat zo nu en dan best eens mogen doen. Geen mens gaat naar een amateur-tandarts, maar iedereen kan zich historicus noemen en over het verleden een mening ten beste geven. Oudheidkundigen mogen wel iets meer op hun strepen staan. Dat is een van de redenen waarom ik methoden uitleg: dan weten mensen dat er methoden bestaan en dat een opleiding nut heeft.

En kan ook meespelen dat die politicus er een van de verkeerde kleur was?

Enerzijds denk ik dat de meeste oudheidkundigen zich aan elke misrepresentatie ergeren, ongeacht de politieke opvattingen van de spreker. Anderzijds heb ik de indruk dat spreken over de val van Rome vooral een hobby is van Nieuw Rechts: Bart De Wever in België, Thierry Baudet en Mark Rutte in Nederland. De feitelijke vraag is mijns inziens niet of iemand links of rechts is; Renate Rubinstein toonde al in de jaren tachtig aan hoe onzinnig die etiketten zijn.noot Eerlijk is eerlijk: de woorden “links” en “rechts” zijn soms nuttig, want als je ziet dat iemand ze gebruikt, weet je dat verder lezen tijdverspilling is. Het gaat om waarheidsliefde.

Waar komt die foute opvatting over decadentie als oorzaak van Romeins verval vandaan?

Montesquieu.

Als die foute opvatting zo alomtegenwoordig is, zou de oorzaak dan ook niet in het geschiedkundig onderwijs – de eigen boezem – gezocht moeten worden?

Ja en nee. Nee: ik weiger kritiek te hebben op onderwijzers en leraren. Zij kunnen niet helpen dat er minder uren beschikbaar zijn voor geschiedenisles. En als Mark Rutte zijn macht misbruikt om desinformatie over vluchtelingen en het Romeinse Rijk te propageren, dan kan geen leerkracht daar iets tegen doen.

Ja: er is weinig waarheidsliefde bij instellingen die beter moeten weten. Bijvoorbeeld bij de erfgoedsector met het mantra van de beleefbaarheid, zodat stukken verleden worden gebouwd waar nooit iets was (lees maar). Of aan de universiteiten, met veel te specialistische onderzoekers. Ik gebruik weleens de metafoor van de piano: classici spelen alleen op de witte toetsen en archeologen alleen op de zwarte, terwijl ze allemaal zeggen dezelfde antieke cultuur te bestuderen. Het voortbestaan van niet-objectadequate opleidingen bewijst dat de universiteiten hun prioriteiten niet weten te stellen. Daarom stellen accountants tegenwoordig de academische prioriteiten.

#AxelRonse #BartDeWever #CharlesDeMontesquieu #framing #HanDynastie #JeroenWijnendaele #MarkRutte #RenateRubinstein #ThierryBaudet #ValVanHetRomeinseRijk #vergelijkingstheorie

Axel Ronse - Wikipedia

Vijf dagen Brussel

Brussel, Botanische Tuin

Het idee was om, net als vorig jaar, eind januari een paar dagen te gaan fietsen. Ook om te zien of ik voldoende was gerevalideerd. Vlaanderen leek een mooie bestemming, maar de wind zat in de verkeerde hoek en er was regen voorspeld. Zodat we besloten een hotel in Brussel te nemen, een stad waar zó veel te zien is dat je er moeiteloos twee weken kunt doorbrengen. Bovendien is de treinverbinding vanuit Amsterdam sinds kort sterk verbeterd. En omdat ik het idee heb dat Nederlanders te weinig in België komen, doe ik hier verslag. Misschien inspireert het u tot een bezoek aan de Europese hoofdstad.

Stripverhalen

Ons hotel: Ibis City Centre. Centraal gelegen, opvallend aardig personeel en tussen drie metrostations (Sint-Katelijne, Beurs en De Brouckère), waardoor de hele stad in een oogwenk te bereiken is. Met wat geluk kijk je uit op de Sint-Katelijne-kerk, maar dit keer hadden we niet zoveel geluk. Wel een fijn stille kamer. De Ancienne Belgique is trouwens op loopafstand maar mijn reisgenote zag niets in Front 242, dus dat hebben we maar even gelaten zoals het is.

Jongen met hond, Brygos-schilder (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis)

Op een regenachtige vrijdag bezochten we de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, waarover ik al heb verteld. (Ik heb voor februari blogjes over museumvoorwerpen in stripverhalen gepland: een, twee.) Daarna wandelden we door de plensbuien langs de Squares en het door Victor Horta ontworpen Hotel van Eetvelde naar het Stripmuseum. Dat is overigens ook gevestigd in een door Horta ontworpen gebouw, namelijk de Magasins Waucquez.

Ik was lang geleden in het Stripmuseum geweest en vond het leuk de collectie opnieuw te zien. Destijds lag de nadruk erg op Hergé, die (zoals bekend) alle regels van het beeldverhaal ontdekte, en André Franquin, die alle uitzonderingen vond. Nu was de collectie meer gericht op de eigentijdse tekenaars, waarbij je uiteraard je eigen favorieten (Marvano en Ken Broeders) nergens ziet. Zo gaan die dingen.

Franquin over kleur

Het centrum

De zaterdag bekeken we de neogotische Sint-Katelijne-kerk, de Begijnhofkerk en de Sint-Michiels- en Goedele-kathedraal, om vervolgens met Jeroen Wijnendaele (de auteur van een goed boek over Clovis) te lunchen op de Grote Markt. Ik zou geen seconde overwegen in Amsterdam op de Dam of het Leidseplein te lunchen, maar ik schaam me niet een toerist te zijn in een andere stad. En trouwens, het uitzicht op de Brusselse Grote Markt is een stuk beter dan op het Leidseplein.

We bezochten het Broodhuis, het museum gewijd aan de geschiedenis van Brussel. Hier is ook het originele beeld van Manneke Pis te zien, dat ik gewoon ordinair blijf vinden. We wandelden nog via het monsterlijke Paleis van Justitie, namen afscheid van Jeroen en wandelden door naar de Hallepoort, waar we te laat waren. Dus wandelden we maar terug naar het hotel.

Sint-Michiel (Broodhuis)

Jugendstil

De zondagmorgen was gewijd aan de Jugendstil. Als Apeldoorner kan ik daar natuurlijk niet onderuit. We namen de metro naar het Maison Hannon, dat ik erg bijzonder vond. Ik weet dat je het licht en het kleurgebruik en het totaalkunstwerk moet bewonderen, en terecht, maar mij vielen vooral de bakelieten stopcontacten op. Het Hortamuseum is op loopafstand, en er zijn nog meer mooie huizen aan het Louis Moricharplein en in de Vanderschrickstraat. Ik moet de leuke markt op het Sint-Gillis-voorplein niet vergeten te vermelden.

Maison Hannon

Ons tweede bezoek aan de Hallepoort had meer succes. Het is gewijd aan de stadsmuren van Brussel en je ziet er ook allerlei oude wapens. Het hoogtepunt was de wapenrusting van aartshertog Albrecht van Oostenrijk. Vanaf het hoogste niveau heb je een prachtig uitzicht over de stad met op de horizon de Koekelbergbasiliek en het Atomium. Onderweg terug naar het hotel passeerden we bij toeval de plek waar Horta’s Volkshuis heeft gestaan – de sloop is een berucht cultureel misdrijf – en bezochten we de Onze Lieve Vrouwe ter Zavel. Ook plunderde ik nog ergens een stripboekhandel.

Wandelen

Op maandag zijn veel musea gesloten, maar het Atomium, toch hét symbool van Brussel, was dat niet en ik wilde er al heel, heel lang eens heen. Ik ben er vier of vijf keer langs komen fietsen, maar nooit was ik er binnen. We aten wafels in het restaurant, met het mooiste uitzicht over de stad. In een van de bollen is een expositie over de Wereldtentoonstelling van 1958. Wat ontbrak: vermelding van het Afrikaanse dorp (met Afrikaanse bewoners) dat hier destijds stond – iets dat nu écht niet meer zou kunnen. En wat ook ontbrak: de mooie toespraak van koning Boudewijn over een hedendaags humanisme.

In het Atomium

De wandeling terug voerde langs het Designmuseum, een reeks gesloten negentiende-eeuwse kerken en de Botanische Tuin. Helaas bleek Librairie Jona (aanleiding tot het beste blogje dat ik ooit schreef) er niet meer te zijn. De beeldentuin naast het Museum van Schone Kunsten die we wilden bezoeken bleek te bestaan uit zegge en schrijve vier beelden, en de beeldentuin op het De Meeüsplein stelde ook weinig voor. Na aan de Aarlenstraat foto’s te hebben gemaakt van het huis van Wilhelm Vollgraff, de archeoloog die Utrecht zijn Romeinse verleden heeft gegeven, bracht de metro ons terug naar het hotel. We hadden een kleine dertien kilometer gewandeld, dus die revalidatie van me, die is afgerond.

Louvain-la-Neuve

Dinsdag namen we de trein naar Louvain-la-Neuve, bij mijn weten de enige stad ter wereld die is aangelegd als universiteit. Hier is het Hergé-museum, dat echt heel, heel goed is. Veel originele tekeningen natuurlijk, maar ook een weldoordacht verhaal over het ontstaan van de door hem bedachte personages, over het team rondom hem, over invloeden, zoals die van film. Mijn eigen favoriet (lees maar hier) was nergens te zien. Zo gaan die dingen. Heel goed: het gebruik van muziek (Charles Trenet, Joséphine Baker, de Beatles en een aria van Gounoud waarvan de titel me even niet te binnen wil schieten). Ook erg leuk: Hergés schets van een soort fles uit de precolumbiaanse Moche-cultuur, waarvan we vrijdag exemplaren hadden gezien in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis.

Tweemaal Moche-aardewerk

Niet veel verderop is het universiteitsmuseum, dat een gevarieerde collectie heeft, zoals wel meer universiteitsmusea: ze komen immers tot stand doordat allerlei wetenschappers allerlei soorten instrumenten gebruiken en doordat allerlei mensen allerlei verzamelingen nalaten aan de universiteit. Echte topstukken waren er ook hier niet, maar dat werd meer dan gecompenseerd door goede uitleg – hoe je bijvoorbeeld een veertiende-eeuws beeld herkent aan de wijze waarop textiel wordt afgebeeld.

Handhaving

Na vijf volle dagen Brussel hebben we op woensdagmorgen nog een laatste stadswandeling gemaakt. We bekeken de kerk van Onze Lieve Vrouwe ter Kapelle, aten nog eens een wafel, bezochten de stripboekhandel bij het station. Dat vulgaire beeld van die urinerende kleuter viel niet te vermijden.

Stukje stadsmuur

En nu zit ik in het Zuidstation op de trein te wachten. Iemand zat zojuist op een laptop muziek te luisteren, dus ik zat gedwongen met de koptelefoon op – dit model wordt gebruikt door tuinmannen met bladblazers en functioneert beter dan koptelefoons met geluidsonderdrukking – maar dat hoefde niet lang te duren. Een beveiliger droeg de muziekliefhebber namelijk op ergens anders van zijn muziek te genieten. Handhaving, dat is iets wat ik voor Nederland ook zou wensen.

Uiteraard is er in Brussel veel meer te zien, maar dat leest u maar hier of hier of daar of daar. Of in dit boek.

#AlbrechtVanOostenrijk #Atomium #België #BoudewijnVanBelgië #Broodhuis #Brussel #Hallepoort #Hergé #JeroenWijnendaele #Jugendstil #KoninklijkeMuseaVoorKunstEnGeschiedenis #LouvainLaNeuve #MaisonHannon #Moche #OnzeLieveVrouwe #StripmuseumBrussel_ #stripverhaal #VictorHorta #WilhelmVollgraff

Fietsen langs de Rijn - Mainzer Beobachter

Ik maakte een fietstochtje langs de Rijn en zag allerlei moois. Ik neem u mee op een toeristische reis naar Keulen en daarna stroomafwaarts.

Mainzer Beobachter

Faits divers (31)

Het amulet uit Frankfurt (© Leibniz-Institut für Archäologie in Mainz)

Een nieuwe aflevering van de onregelmatig verschijnende reeks faits divers, met deze keer: boeken & vondsten. Want wat is oudheidkunde anders dan boeken & vondsten?

***

Boeken

Ik noem nog één keer het boek De wereld van Clovis van Jeroen Wijnendaele, waarover ik al een paar keer eerder blogde. Omdat ik meelezer ben geweest, kan ik het niet geloofwaardig recenseren. Als ik het prijs, prijs ik mezelf; als ik iets bekritiseer, steek ik een dolk in Wijnendaeles rug. Maar ik kan wel zeggen: dit is een belangrijk boek. Daarom schreef ik al dat de musea eens moeten nadenken over een expositie over de Late Oudheid en over de reden waarom de Germaanse volken de afgelopen kwart eeuw uit ’s Neêrlands collectieve geheugen zijn verwijderd.

Ik was uitgenodigd daarover iets te komen vertellen bij Wijnendaeles boekpresentatie, maar zoals u misschien weet, moet ik revalideren. Daarom maakte ik bovenstaand filmpje, waarin ik vertel wat een museum u in tien zalen zou kunnen laten zien. Wijnendaele vertelde me dat na afloop iemand had gezegd dat een elfde zaal à la Gouden Vrouwen aandacht zou hebben kunnen besteden aan de vrouwelijk helft van de geschiedenis. Goed punt.

Het andere goede boek van 2024 was vanzelfsprekend het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen. Eigenlijk zit ook daar een tentoonstelling in, bedenk ik, want hoe oudheidkundigen nu kijken naar het vroege christendom is heel anders dan veertig jaar geleden. En dat mag best eens museaal worden uitgelegd.

Vondsten

Ik wil niet elke maand mopperen over de manier waarop de Nederlandse archeologie zichzelf steeds te kijk zet als gesubsidieerd hobbyisme, maar als u onlangs een raar, repeterend dreunend geluid hoorde, dan was ik het, bonkend met mijn hoofd op tafel. Voor de goede orde: archeologie is een belangrijke sociale wetenschap en haar belang ligt in het feit dat ze – u raadt het al – sociaalwetenschappelijke theorieën helpt toetsen. Niets meer, niets minder. Dus dat kun je als archeoloog gewoon vertellen. Daar ben je immers voor.

Maar nee.

In Utrecht is een weg ontdekt die in de Romeinse tijd uitkwam op de plaats van het huidige Domplein.

Ja, dat kan. Dat doen wetenschappers nu eenmaal. Ze ontdekken dingen, verzamelen data. Die data hebben echter op zichzelf geen betekenis. Ze hebben dus geen nieuwswaarde. De betekenis krijgen ze in een toetsbare theorie. Maar daarover horen we niets: we horen alleen dat de vondst van groot belang is voor de kennis van het Romeinse Utrecht en het landschap eromheen. Wat het belang van die kennis is, vernemen we niet.

Toevallig weet ik waarom archeologie belangrijk is, maar voor de zoveelste keer wordt het vak weer neergezet als een soort zeventiende-eeuws antiquarisme: kennis verzamelen. Ongeveer zoals andere mensen sigarenbandjes, postzegels, suikerzakjes of flippo’s verzamelen. Er is niks tegen hobbyisme, maar als het betaald wordt vanuit de collectieve middelen, mogen we vertrouwen op een beter antwoord op de vraag naar het belang.

En bij wijze van afronding:

De ontdekking van deze aftakking – in combinatie met de gedane vondsten – laat opnieuw zien dat het belangrijk is om in een vroeg stadium van ruimtelijke ontwikkeling archeologisch onderzoek te doen”, zegt Rachel Streefland, de Utrechtse wethouder die erfgoed in haar portefeuille heeft.

Dat is natuurlijk héél anders dan dat je in een vroeg stadium van ruimtelijke ontwikkeling denkt aan elektriciteitsdraden, waterleidingen, rioleringen en glasvezelkabels. Als iemand me vertelt dat Rachel Streefland niet bestaat en dat het persbericht is geschreven door AI, dan geloof ik het.

Nog een vondst

Ik wil niet in mineur eindigen. Een vondst waar we wél iets aan hebben, komt uit Frankfurt am Main, het Romeinse Nida. Die stad heeft tot pakweg 270 bestaan en is vooral bekend om een half dozijn mithraea. In een van de jongere graven – laten we zeggen ergens tussen 230 en 270 – is nu een zilveren amulet gevonden met een puur christelijke tekst. De overledene droeg het om de nek. En er is veel interessants te noteren.

  • De tekst is orthodox. Oké, ze is kort, maar orthodoxie was in de derde eeuw, toen de proto-orthodoxie slechts een stroming onder meerdere, niet vanzelfsprekend. Het Duitse artikel formuleert het iets anders, door erop te wijzen dat we eigenlijk “eine Mischung verschiedener Glaubensrichtungen” zouden hebben verwacht.
  • Het was destijds dus niet vreemd om je als christen te identificeren. Voor degenen die anno 2024 nog denken dat christenen permanent werden vervolgd, is dit het zoveelste tegenbewijs. Al denk ik dat degenen die anno 2024 nog denken dat christenen permanent werden vervolgd, niet anders willen dan denken dat christenen permanent werden vervolgd, dus honderden tegenbewijzen zullen hen er ook anno 2025 niet van overtuigen dat christenen niet permanent werden vervolgd.
  • De tekst is in het Latijn. Het Duitse bericht maakt duidelijk dat dit een rol gaat spelen bij de toetsing van de theorie dat het christendom zich vooral in het Grieks verspreidde.

Verder is er nog de nodige hype over “oudste christelijke getuigenis benoorden de Alpen”, maar daar leest u maar overheen. Dit was interessant. Het is immers archeologie, het is immers de Oudheid.

#Clovis #FaitsDivers #FrankfurtAmMain #GoudenVrouwen #JeroenWijnendaele #NieuweTestament #Utrecht

Faits divers (30)

Een nieuwe aflevering van de onregelmatig verschijnende reeks faits divers, met deze keer iets meer persoonlijke dingen dan ik zou willen. Maar eerst iets leuks.

***

Zwitserland

Ik heb weinig gelegenheid om te schrijven over Zwitserland, hoewel het toch een mooi land is met Keltisch en Romeins erfgoed. In de eerste eeuw v.Chr. botsten de Kelten en de Romeinen nogal eens gewelddadig. Eén van de gevechten was in 15 v.Chr. in het zuidoosten van Zwitserland, aan de weg vanaf de Povlakte naar de bovenloop van de Rijn. Een mooie website documenteert recent onderzoek naar de dodelijke efficiëntie van de Romeinse wapens.

Clovis

En dan iets anders. U zou op de sociale media het plaatje hierboven gezien kunnen hebben: een bijeenkomst over het boek van Jeroen Wijnendaele waarover ik afgelopen zaterdag al schreef, De Wereld van Clovis. De Val van Rome en de Geboorte van het Westen. Ik vind het echt een heel belangrijk boek. U moet zeker naar de boekpresentatie hierboven gaan: het is op dinsdag 10 december om 19:30 in de Doelenzaal van de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam.

Kom alleen niet voor mij, want dat ik op het plaatje hierboven sta, is een vergissing. Ik ben om medische redenen verhinderd.

Even persoonlijk

Ik loop mank. Ik had bij mijn militaire keuring een O2 en ik heb daarna nog veertig jaar verkeerd op mijn benen gestaan. Inmiddels is een van mijn knieën naar de gallemiezen. Als dit blogje geautomatiseerd online gaat, lig ik in het ziekenhuis voor een halve kunstknie en daar ben ik blij mee. Een maand geleden wandelde ik, dankzij pijnstillers, vijftien kilometer en realiseerde ik me weer dat lopen prettig kon zijn. Oké, het was in Parijs; dat zal hebben meegespeeld bij die positieve beoordeling.

Uw dagelijkse blogje is gegarandeerd. Vanaf morgen nemen de gastauteurs van deze blog het over, met  een verzameling faits divers die varieert van rotte Portugese vis tot Pieter ’t Hoen. Ik ben erg blij met hun hulp.

Maar bij de boekpresentatie van Jeroen Wijnendaele kan ik dus niet aanwezig zijn. Ik adviseer u: ga vanmiddag nog even naar uw boekhandel, koop De Wereld van Clovis, schrijf een gedicht en deponeer het in iemands schoen.

#Clovis #FaitsDivers #JeroenWijnendaele #Zwitserland

Kampf in den Schweizer Alpen - Römische Wunderwaffe – warum unsere Vorfahren keine Chance hatten

Vor über 2000 Jahren lieferten sich ein römisches Heer und rätische Truppen in den Bündner Bergen eine brutale Schlacht.

Schweizer Radio und Fernsehen (SRF)

De Franken van Nebisgast tot Elegast

Eindelijk, eindelijk, eindelijk: er is een nieuw boek over de Franken. Het heet De Wereld van Clovis. De Val van Rome en de Geboorte van het Westen en is geschreven door de Vlaamse historicus Jeroen Wijnendaele. Niet dat er helemaal nooit iets wordt gepubliceerd over de mensen die ik gemakshalve even “onze voorouders” zal noemen. We hebben bijvoorbeeld het boek van Luit van der Tuuk. Maar de Franken, die lange tijd toch golden als het begin van de Nederlandse identiteit, hebben het de laatste twintig jaar publicitair moeten afleggen tegen de Romeinen. Een boek over de Franken is daarom welkom.

En niet uit nostalgie naar een traditioneler geschiedbeeld. De Late Oudheid is belangrijk en krijgt de laatste tijd eindelijk de aandacht die ze verdient. Recent onderzoek leidt tot nieuwe inzichten, zoals de muntschat die in 2017 is ontdekt bij Lienden: nog in 461 had Rome invloed in het Nederlandse rivierenlandschap. De Franken zijn echter niet alleen wetenschappelijk “hot”, ze zijn ook belangrijk. De ondertitel van Wijnendaeles boek mag dan klinken als goedkope hype, al in de inleiding is duidelijk waarom ze accuraat is: Clovis schiep in een versnipperd politiek landschap een West-Europese eenheid – en dat ideaal is sindsdien blijven bestaan. En van idealen kan vormende werking uitgaan. Kortom, een belangrijk boek.

Frankische schijffibula (Rheimisches Landesmuseum, Bonn)

Geen recensie

Nu ben ik bevooroordeeld, want ik was meelezer bij dit boek. Ik sta zelfs geciteerd op de achterflap. Maar in alle bescheidenheid denk ik dat het niet mijn vooringenomenheid is die me ertoe brengt u De Wereld van Clovis. De Val van Rome en de Geboorte van het Westen aan te bevelen. U zult de komende tijd allerlei positieve besprekingen zien van auteurs die zeggen “eindelijk, eindelijk, eindelijk”.

Vooringenomen als ik ben, zal ik het boek niet recenseren. Maar ik kan wel iets vertellen over een mogelijk vervolg: wat zou het leuk zijn als er een mooie expositie kwam over de Franken. Er is heel veel materiaal te kiezen, en de laatste tentoonstellingen zijn óf alweer een tijdje geleden (“Verloren Grens”, eind jaren tachtig in Tongeren) óf kleiner dan het onderwerp verdient, zoals de Gouden Vrouwen die u nog één week in Rhenen kunt bezoeken. Het is gewoon hoog tijd voor een overzichtstentoonstelling “Van Nebisgast tot Elegast”.

Een verouderde reconstructie van een Frank (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

De vierde eeuw

Als ik gastconservator was, zou ik beginnen met wat valse noties. Dus eerst bovenstaande, een eeuw oude reconstructie van een besnorde krijger met de verkeerde mantelspeld. Misschien toonde ik ook wat oude schoolboeken en de onderwijsposters die nog steeds worden vervaardigd omdat verouderd beeldmateriaal nou eenmaal rechtenvrij is.

Dan een zaal over de Late Oudheid. Het missorium van Theodosius is hier de eerste van twee blikvangers. Het illustreert het meerhoofdig keizerschap van de vierde eeuw. Aan een muur is een visualisatie van de bevolkingsneergang, ter verklaring van de afname van het aantal archeologische vindplaatsen en -vondsten. Ook is er iets te zien over klimaatreconstructie en het einde van het Romeinse Klimaatoptimum, om te tonen waardoor de Romeinse overheid minder middelen had. De tweede blikvanger is de Peelhelm, die toont dat het Romeinse leger, ondanks een afname van rekruten en materiële middelen, nog altijd functioneerde. Andere voorwerpen illustreren de brug bij Cuijk, foederati en laeti, de forten langs de Chaussée Brunehaut en uiteraard Sint-Maarten.

Francisca uit Wijster (Drents Museum, Assen)

Er volgt een zaal over de Germanen. Natuurlijk zijn er veel archeologische voorwerpen, te beginnen met Wijster en andere Drentse vondsten – denk aan een francisca. Denk ook aan de voorwerpen uit oostelijk Nederland en aan de ijzerwinning op de Veluwe. Verdere inspiratie: de tentoonstelling in Bonn. Ik zou aandacht besteden aan de stereotypen in onze bronnen. Het Amsterdamse Caesar-handschrift ligt in deze zaal op een ereplaats, opengeslagen bij de beschrijving van de Germanen.

In een volgende, kleine zaal zou ik twee poppen willen zien. Aan de ene zijde een reconstructie van de Chamaaf Nebisgast, aan de andere zijde de Romeinse generaal Julianus. Ze stonden in 358 echt tegenover elkaar en lijken meer op elkaar dan je weleens zou denken. De voorwerpen er omheen tonen de bezoeker waarop de reconstructie is gebaseerd. De re-enactors van Fectio kunnen hier een enorme museale meerwaarde zijn. De grafsteen van Viatorinus uit Keulen illustreert de Franken als tegenstanders van de Romeinen, maar er is ook aandacht voor de Franken als bondgenoten.

Julianus (Bodemuseum, Berlijn)

Meervoudige identiteiten

Ik denk dat de cultuur van laatantiek Gallië in een volgend deel van de expositie centraal moet staan. Hier zijn dus volop voorwerpen uit Luik, Reims, Straatsburg en Saint-Germain-en-Laye. De meervoudigheid van de identiteiten staat hier centraal. Er is aandacht voor het talige contact. De bezoeker verneemt bijvoorbeeld dat de Frankische en dus Nederlandse zuivelterminologie aan het Latijn is ontleend en dat dit taalcontact vérstrekkende implicaties heeft. Ook moet er aandacht zijn voor vijfde-eeuws Xanten, omdat nogal wat Frankische sagen wortelen in de regio Xanten/Nijmegen (Hagen von Tronje, Siegfried, de Zwaanridder en – als je het mij vraagt – Brunhilde). Maquettes van het grensfort Deutz en een hoogteversterking als Furfooz.

Verder is in dit deel van de tentoonstelling de inscriptie EDCS-28600036 te zien. Die komt weliswaar uit Boedapest en dus niet uit Gallië, maar illustreert mooi de meervoudige identiteiten.

Francus ego cives Romanus miles in armis.

Ik ben een Frank, een Romeins burger, een soldaat onder de wapenen.

Grafsteen van de Frank Batimodus (Archeologisch Museum Xanten)

Het pièce de résistance is in deze zaal de muntschat van Lienden, die toont dat het Romeinse Rijk nog altijd invloed had. Een piramidevormige animatie biedt uitleg van het beleid van keizer Majorianus, van zijn rechterhand Aegidius, en via een man als Childerik verder naar “de heer van Lienden”. Ook is er uitleg van een Frankische Gefolgschaft – denk aan de heer van Morken, denk aan Bodi, al zijn beide eigenlijk een tikje te jong. Er zijn voorwerpen uit de militaire graven uit Nijmegen en ook is de grafsteen van Batimodus uit Xanten te zien.

In een volgende, kleine zaal draait het om het graf van Childerik in Doornik. Die voorwerpen zijn natuurlijk allemaal gestolen, maar er zijn replica’s te zien uit het museum van Mainz. Childeriks opvolger Clovis is moeilijk te illustreren, maar er zijn voldoende vroegchristelijke voorwerpen bekend om in elk geval iets te doen rond zijn doop. Een animatie toont de uitbreiding van zijn machtsgebied.

Applique uit Furfooz (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

De zesde en zevende eeuw

Het slot van “Van Nebisgast tot Elegast” zou ik inrichten zoals ik onlangs in München zag: diverse graven documenteerden daar de herkomst van mensen die in de zesde en zevende eeuw woonden in Beieren. Voor onze contreien kun je dus denken aan de graven uit Tongeren, die de laat-Romeinse tradities voortzetten, maar ook aan Germaanse wapengraven, aspecten van de Noordzeecultuur én aanwijzingen voor handelscontacten met de mediterrane wereld. Denk aan het grafveld van Rhenen, denk aan de koptische schaal uit Ewijk en denk aan samenwerking met Erve Eme.

Nu het verschijnsel identiteit voor de Late Oudheid is genuanceerd, zou ik eindigen met een zaal waarin ons eigen beroep op de oude wereld als bron van identiteit wordt genuanceerd. Onze taal is laat-Frankisch, het monotheïsme verving in de Frankische tijd de oudere culten en de oudste laag van onze literatuur is eveneens Frankisch. Denk aan de magische kant van Elegast, denk aan Cunera, denk aan de Zwaanridder. Toch is Nederlands Germaanse verleden de afgelopen kwart eeuw verdwenen, zodat “Van Nebisgast tot Elegast” kan eindigen met de vraag voor welke Nederlandse mensen taal, religie en literatuur er eigenlijk nog toe doen.

Gedecoreerde boog uit Glons (Grand Curtius, Luik)

Maar goed. Ik ben geen gastconservator en ik heb de indruk dat de verwijdering van Nederlands Germaanse verleden inmiddels een voldongen feit is. Deze tentoonstelling zal er niet komen. Maar we hebben in elk geval het boek van Jeroen Wijnendaele, De Wereld van Clovis. De Val van Rome en de Geboorte van het Westen, dat u moet lezen als u bent geïnteresseerd in de Late Oudheid en ook als u daar nog niet in bent geïnteresseerd.

#Aegidius #agency #Batimodus #ChausséeBrunehaut #Childerik #Clovis #CuneraVanRhenen #ErveEme #Ewijk #francisca #Franken #JeroenWijnendaele #KarelEndeElegast #KoptischeSchaal #Lienden #Majorianus #Nebisgast #Nijmegen #ReEnactmentgroepFectio #Rhenen #SintMaarten #TheodosiusI #Tongeren #Viatorinus #vormendeWerking #Xanten #Zwaanridder

De Franken - Mainzer Beobachter

De laatste Romeinse keizer die nog belang stelde in de gebieden ten noorden van de Alpen was Majorianus (r.457-461). Dat betekende dat hij het conflict aanging met de Franken, die inmiddels in het noorden van Gallië een staat aan het opbouwen waren. Ik blogde al eens over hun leider Childerik. De Romeinse auteur Sidonius Apollinaris … Meer lezen over De Franken

Mainzer Beobachter
Obligaat Andalusisch plaatje

Een nieuwe aflevering in de reeks faits divers, met deze keer – nou ja, faits divers dus.

Papyrologie

Dit is dus gewoon leuk: in Egypte is in 2022 bij de opgraving van de antieke stad Filadelfeia (in de Fayyum) een papyrus gevonden met achtennegentig regels van twee tragedies van Euripides, Polyeidos en Ino. Meer informatie hier.

Of dit belangrijk nieuws is, is een kwestie van smaak. Het is dataverwerving, en dat is geen nieuws. Astronomen melden het ook niet als ze een ster hebben ontdekt. Dataverwerving is slechts een voorwaarde voor wetenschap. Dankzij deze achtennegentig zinnen zullen wel nieuwe inzichten ontstaan maar geen nieuwe soorten inzicht. Dit is normale, gestaag voortgaande wetenschap, geen nieuwe wetenschap.

Tegelijk is het wel fijn eens te kunnen melden dat het in de papyrologie ook weleens gewoon goed gaat: dit komt uit een opgraving, we weten daardoor dat deze papyrus echt antiek is en classici kunnen ermee verder. Dat dit niet vanzelfsprekend is, bleek wel uit de Sapfo-fragmenten: ten overvloede herinner ik eraan dat vanaf de bekendmaking alles verkeerd ging, en dat zelfs de retractie een aanfluiting was. Samengevat & herhalend: de ontdekking van een kleine honderd regels Euripides is gewoon leuk.

[V]Andalusië

Een tijdje geleden noemde ik dat Andalusië is vernoemd naar de Vandalen, die er om en nabij twee decennia hebben gewoond, alvorens over te steken naar de Maghreb. Het gebied heette, schreef ik, daarom oorspronkelijk [V]Andalusië. Jeroen Wijnendaele attendeerde me erop dat de naam Andalusië pas veel later opduikt, ná de Visigotische tijd. Toen de Byzantijnen zuidelijk Spanje heroverden, stoften ze de oude naam Hispania af. Als ik het goed begrijp, is de eerste geschreven vermelding een Arabische munt uit 715: El-Andalus. De aanname is dus dat een woord drie eeuwen mondeling heeft gecirculeerd; daarvoor zijn parallellen, maar het blijft een hypothese.

Een alternatieve verklaring vond ik in Gods’ Crucible van David Levering Lewis, die oppert dat Al-Andalus een weergave is van *Landa-hlauts, een hypothetische Germaanse vertaling van het Latijnse sortes Gothica, wat zoiets wil zeggen als “de gebieden die aan de Goten zijn toegewezen”. De aanname bij deze theorie is dat de Visigoten, toen ze in de regio aankwamen, nog Germaans zouden hebben gesproken. Ik weet niet of dat waar is.

Kortom: twee theorieën die allebei een aanname veronderstellen. Bij wijze van afronding spring ik nog even van de hak op de tak. Het zijn immers faits divers. Dus ik noem nog even dat Wijnendaeles lang verwachte boek over koning Clovis binnenkort verschijnt. U bestelt het hier. En ik weet dat het een goed boek is omdat ik het al heb gelezen.

Tweetaligheid

De universiteit in Leuven heeft de sympathieke gewoonte van studenten te vragen of ze van hun scriptie een samenvatting willen maken die is te presenteren als een A4-tje of als een poster. Een voorbeeld dat ik erg leuk vond, is de poster van Nathan Van Hoof Hoefnagels. Hij onderzocht een kleine vierhonderd tweetalige grafschriften: Grieks-Palmyreens, Grieks-Frygisch, Grieks-Hebreeuws en Grieks-Egyptisch. Een leuke conclusie is dat het Griekse deel van het grafschrift meestal op de meer prestigieuze plek stond, bovenaan dus; hier werd ook de overledene geïdentificeerd. De religieuze formules waren dan weer vaker geschreven in de andere taal. Anders gezegd: als de nabestaanden de dode moesten voorstellen, deden ze het in de algemeen gesproken taal, maar de eigenlijke religieuze kant was toch meer “zoals het altijd was gegaan”.

Ik zou er een lief ding voor over hebben als we meer van dit soort posters zouden kunnen lezen.

Deze blog is gratis, maar als u me wil steunen, koop dan een van mijn boeken, doe via Livius.nl een cursus of reis, of doneer. U kunt de blog ook volgen via het Whatsapp-kanaal.

Deel dit:

https://mainzerbeobachter.com/2024/10/15/faits-divers-27/

#Andalusië #Clovis #DavidLeveringLewis #ElAndalus #etymologie #Euripides #FaitsDivers #FiladelfeiaFayyum_ #JeroenWijnendaele #NathanVanHoofHoefnagels #papyrologie #Sapfo #tweetaligheid #Vandalen #Visigoten

Romeins Andalusië - Mainzer Beobachter

Tartessos, Hispania Ulterior, Baetica: hoe het antieke Andalusië ook heette, het was een van de welvarendste gebieden van de oude wereld.

Mainzer Beobachter