Klassieke geschiedschrijvers

Kleio, de beschermgodin van de historische wetenschappen (Archeologisch Museum, Cherchell)

Ik heb weleens geblogd over een boek dat je in je hotelkamer zou willen vinden, vol hoogtepunten van de Nederlandse literatuur. Met een vertaling ten behoefte van degenen die onze mooie taal niet machtig zijn. Zeg maar een soort Gideons’ Bible maar dan bomvol bijzondere verhalen en gedichten. Het lijkt me fijn voor toeristen om iets verrassends te lezen uit het land ze verblijven.

Ik moest aan dat idee terugdenken toen iemand me laatst vroeg wat je zou kunnen lezen om een beeld te krijgen van de klassieke geschiedschrijving. Geinige vraag eigenlijk.

Herodotos

Om te beginnen: Herodotos. Ik zou twee stukken nemen. Het eerste is het verhaal van de slag bij Thermopylai (7.201-234). Veel klassieker krijg je het niet. De tekst is echter ook interessant.

Herodotos schrijft immers vanuit het perspectief van een soldaat, waardoor de tekst na vijfentwintig eeuwen nog altijd overtuigt. Hier is geen officier aan het woord die begrijpt wat er gaande is, dit is een verhaal over verwarring. Het blijft onduidelijk waarom sommige Griekse contingenten weg gingen van thermopylai en anderen niet. Waren er versterkingen in aantocht? De man in het veld weet het niet. Die kijkt naar wie dapper vocht. En dan zien we ineens Herodotos de literator, die een homerisch beeld gebruikt om moed te prijzen.

Thermopylai helpt ook om uit te leggen dat Herodotos meer dan één bron hanteert. We zien de onderzoeker aan het werk. Die zien we ook in het tweede fragment dat ik zou opnemen in het hotelkamerboek der klassieke geschiedschrijving: zijn bewijs dat de bewoners van Kolchis komen uit Egypte (2.104-106). Herodotos biedt vier argumenten die weliswaar alle vier onjuist zijn, maar wel tonen dat hier een kritische geest aan het werk is.

Andere Griekse teksten

In dit overzicht van klassieke geschiedschrijvers komen we nu bij Thoukydides. Er valt niet aan te ontkomen. We willen echter niet wéér een veldslag of andere menselijke ellende. Dus niet die tyfusepidemie in Athene. Thoukydides’ redevoeringen zou ik ook maar laten wat ze zijn. Ze veronderstellen teveel kennis van specifieke situaties. Waarmee we automatisch uitkomen op de observaties over veranderende taal (3.82-85) die volgen op Thoukydides’ beschrijving van de revolutie op Korkyra.

Nu komen we bij Xenofon. Leuke auteur, maar laten we dan ook een leuke tekst doen. We vermijden het geweld. Iets uit De jeugd van Cyrus dus maar.

Als verrassende keuze die in geen bloemlezing mag ontbreken, nemen we de  integrale Indike van Arrianus. Dat is een samenvatting van wat Nearchos, de admiraal van de vloot van Alexander de Grote, schreef over de Indusvallei en de terugvaart naar Babylonië. Er zit wat geweld in, maar het is een tekst die wat meer bekendheid verdient.

Polybios is geen bloemleesbare auteur. Hij is wel boeiend, maar heeft vaak veel woorden nodig om zijn punt te maken. Het hele zesde boek, waarin hij uitlegt waarom het uitgerekend Rome was dat de Mediterrane wereld verenigde, is te veel.

Latijnse teksten

Ook aan Julius Caesar valt in een overzicht van klassieke geschiedschrijvers niet te ontkomen. Hij is toegankelijk en interessant, maar ook humorloos en eenzijdig. Als er dan toch een veldslag gekozen moet worden, zou ik de ondergang van het Veertiende Legioen nemen (6.26-37). Het verhaal van Ambiorix is niet het slechtste en je vermijdt tenminste dat Caesar zichzelf in het zonnetje zet. De digressies over de gewoontes van de Galliërs en de fauna van de Germanen zouden ook kunnen.

Ik aarzelde over Caesars militaire beschrijvingen, omdat ik denk dat Velleius Paterculus, als we dan toch nog een veldslag nodig hebben, voor een lezer in de Lage Landen interessanter is. De slag in het Teutoburgerwoud (2.117-120) is echt indrukwekkend, vooral omdat Velleius Paterculus de betrokkenen heeft gekend en bereid is de propaganda van keizer Augustus tegen te spreken. Deze tekst contrasteert dan mooi met een selectie uit Tacitus’ Germania. Verder moeten we uit Tacitus maar een verhaal nemen over de ondergang van deze of gene senator. Keuze genoeg.

Appianus

Ik rond af met Appianus van Alexandrië. Van de klassieke geschiedschrijvers (voor zover overgeleverd), is hij is de enige met oog voor sociale verhoudingen als oorzaak van het historisch proces. Zijn causaliteitsbegrip is modern.

Onze hotelbloemlezing bevat dus het begin op van de Burgeroorlogen om een belangrijk punt te maken: dat er geen Griekse en Romeinse historici zijn geweest in onze zin van het woord. We maken onderscheid tussen chemie en voorwetenschappelijke alchemie, tussen astronomie en voorwetenschappelijke astrologie. Voor de voorwetenschappelijke bestudering van het verleden hebben we geen woord. Door Appianus te presenteren als zestien eeuwen zijn tijd vooruit, toon je weliswaar dat de klassieke geschiedschrijvers geen wetenschappers waren, maar eindigt onze bundel positief en doet de hotelbloemlezinglezer goed geluimd de ogen toe.

#Ambiorix #antiekeGeschiedschrijving #Appianus #Arrianus #digressie #HerodotosVanHalikarnassos #JuliusCaesar #KlassiekeGeschiedschrijvers #klassiekeLiteratuur #Kolchis #MarcusVelleiusPaterculus #Nearchos #PubliusCorneliusTacitus #slagBijThermopylai #Thoukydides #Xenofon

De Rostra

De Rostra uit de Keizertijd

Rome heeft, om er eens een cliché tegenaan te gooien, nogal wat monumenten waar een geschiedenis aan zit. Eén van die plekken is het sprekersplatform op het Forum Romanum. Of beter, op dat deel van het Forum Romanum dat het Comitium heette en dat lag voor het Senaatsgebouw. Van het oorspronkelijke platform, de zogeheten Rostra, is niets over, afgezien van een kniehoge steen voor het huidige Senaatsgebouw.

Maar die kniehoge steen hè. Daar zitten verhalen aan vast. De Grieks-Romeinse auteur Ploutarchos beschrijft hoe redenaars zich vanaf dit platform richtten tot hun toehoorders:

Wanneer ze het volk toespraken, bleef Tiberius Gracchus rustig op één plaats staan, maar Gaius was de eerste Romein die op het Sprekerspodium heen en weer liep en tijdens het spreken zijn toga van zijn schouder wierp … Bovendien intimideerde Gaius zijn gehoor met een spreekstijl die op het pathetische af hartstochtelijk was, maar hanteerde Tiberius een stijl die mild was en gericht op het wekken van mededogen. Tiberius’ woordkeuze was correct en goedverzorgd, die van Gaius meeslepend en briljant.noot Ploutarchos, Tiberius Gracchus 2.2-3; vert. F.J.A.M. Meijer en J.A. van Rossum.

Behalve de Gracchen hebben honderden anderen hier hun betogen afgestoken; hier werden gezantschappen verwelkomd; hier werden in de winter van 43/42 v.Chr. de hoofden tentoongesteld van de slachtoffers van Marcus Antonius, Lepidus en Octavianus:

Het hoofd en de hand van Cicero hingen lange tijd op het Forum aan het Sprekerspodium waar hij altijd tot het volk sprak. Er kwamen meer mensen daarop af dan er ooit naar hem waren komen luisteren.noot Appianus, Burgeroorlogen 4.20; vert. Simone Mooij.

Het platform was voorzien van scheepsstevens, die de Romeinen ooit, in de vierde eeuw v.Chr., hadden buitgemaakt. Daarom heette het podium ook de Rostra, “stevens”.

De nieuwe Rostra

Deze curieuze vorm bleef gehandhaafd toen keizer Augustus in 29 v.Chr. een nieuw Sprekerspodium liet bouwen. Het stond wat verder naar het zuiden en de stevens puntten niet langer naar het Comitium en het Senaatsgebouw, maar naar de tempel van de vergoddelijkte Julius Caesar. De vierentwintig meter brede nieuwe Rostra was opgetrokken uit rossige tufsteen en bekleed met marmer. Het metselwerk dat tegenwoordig is te zien, dateert uit de twintigste eeuw, maar het oorspronkelijke bouwmateriaal is nog te zien aan de noordzijde.

Bij het Sprekerspodium stond de Columna rostrata, de bestevende zuil. Dit ereteken was in 260 v.Chr. opgericht voor Gaius Duillius, de consul die bij Sicilië een Karthaagse vloot had verslagen en als eerste Romein een triomftocht mocht houden wegens een overwinning ter zee. Ik blogde al eens over het nep-archaïsche Latijn van de inscriptie. Iets verderop stond een identieke pilaar. Die was aan Octavianus gewijd nadat hij en Agrippa in 36 v.Chr. in de Siciliaanse wateren een zeeslag hadden gewonnen. Volgens Appianus lag dit monument de latere keizer na aan het hart:

Van de eerbewijzen die hem waren toegekend, aanvaardde hij een kleine triomftocht, een jaarlijks dankfeest op de dagen van zijn overwinning en een gouden beeld van hemzelf in de kleren waarmee hij Rome was binnengekomen op een met de scheepsstevens versierde zuil op het Forum. Dat beeld staat er nog altijd, met de volgende inscriptie: ‘De lang verstoorde vrede heeft hij hersteld te land en ter zee.’noot Appianus, Burgeroorlogen 5.130; vert. Simone Mooij.

Orgieën

Het Sprekerspodium was ook de plaats waar de laatste en merkwaardigste uiting plaatsvond van oppositie tegen Augustus. De generatie die was opgegroeid na de burgeroorlogen vond het morele reveil dat de alleenheerser predikte hypocriet. Zijn staatsgreep was immers geen wonder van hoogstaand gedrag geweest. De opposanten probeerden daarom de wetten waarmee Augustus probeerde de huwelijksmoraal te herstellen belachelijk te maken door ’s nachts orgiën te organiseren op het Forum. Cassius Dio beschrijft ze in enigszins verbloemende termen:

Dat ridders en vrouwen van aanzien op het toneel verschenen kon Augustus allemaal niet zoveel schelen maar dat veranderde toen hij er later achter kwam dat zijn eigen dochter Julia zich ’s nachts op het Forum, zelfs op het Sprekerspodium, helemaal liet gaan, aan de zwier was en ’m daar samen met vrienden goed wist te raken. Hij was woedend. Hij vermoedde al eerder dat ze een niet helemaal ordelijk leven leidde, maar wilde dat eigenlijk niet geloven. noot Cassius Dio, Romeinse Geschiedenis 55.10.12; vert. Gé de Vries.

Conform zijn eigen strenge huwelijkswetgeving verbande Augustus Julia en vier van haar minnaars, alsof het ging om ontucht. Er was echter meer aan de hand.

Het incident – waar Lauren van Zoonen al eens over blogde – vond plaats in 2 v.Chr., vlak nadat Augustus de titel “vader des vaderlands” aanvaardde, waarmee hij het onconstitutionele karakter van zijn alleenheerschappij had willen verdoezelen. Nu Julia in opspraak was gebracht, herinnerden de Romeinen zich dat Augustus steeds zijn rol als vader ondergeschikt had gemaakt aan zijn politieke ambities. Hij had het meisje als peuter al beloofd aan de zoon van Marcus Antonius en had haar later uitgehuwelijkt aan onder meer Agrippa en Tiberius. Het was een publiek geheim dat dit laatste huwelijk was mislukt.

De boodschap die de senatorenzonen met de orgie op het Sprekerspodium afgaven was: wee degenen die vallen onder de ouderlijke macht van deze man. Waarom Julia zich ervoor leende, wat ze voor haar vader voelde, in hoeverre ze initiatiefneemster of slachtoffer was, het is onbekend.

In de vierde eeuw is de Rostra nog eens vernieuwd. Het is afgebeeld op de Boog van Constantijn. Links en rechts zien we twee standbeelden, achteraan staan standbeeldjes op zuilen, en verder is het een drukte van belang. Middenin staat een keizer die zijn hoofd er niet helemaal bij heeft. De scheepsstevens lijken inmiddels verwijderd te zijn, maar het podium heette nog steeds Rostra.

De laatantieke Rostra

#Appianus #CassiusDio #Cicero #Comitium #ForumRomanum #GaiusDuillius #GaiusSemproniusGracchus #ItaliëInDeVierdeEeuwVChr_ #JuliaIII #MarcusVipsaniusAgrippa #Ploutarchos #Rome #Rostra #TiberiusSemproniusGracchus #TweedeDriemanschap

Spartacus (1)

Gladiatoren op een Italiaans reliëf uit de eerste helft van de eerste eeuw v.Chr. (Glyptotheek, München)

[Tweede van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

We hebben twee bronnen over de opstand van Spartacus. Ploutarchos (46-c.122) beschrijft de oorlog in zijn Leven van Crassus, en een generatie later vertelt Appianus het verhaal in zijn Geschiedenis van de Burgeroorlogen. Omdat beiden min of meer dezelfde gebeurtenissen in dezelfde volgorde beschrijven, is het verleidelijk om een gedeelde bron achter hun verhalen aan te nemen, waarschijnlijk de (grotendeels verloren) Historiën van Sallustius of (iets minder waarschijnlijk) de verloren boeken 95, 96 en 97 van het geschiedwerk van Titus Livius. Het lijkt er daarbij op dat Appianus zijn verslag wat heeft ingekort, terwijl Ploutarchos verschillende verhalen over Spartacus’ wreedheid heeft weggelaten.

In 73 v.Chr. wisten achtenzeventig gladiatoren te ontsnappen uit de school van een zekere Gnaeus Lentulus Batiatus te Capua. Volgens Ploutarchos waren ze bewapend met niet meer dan keukengerei, maar al snel bemachtigden ze echte wapens. Van nu af aan waren ze zwaar bewapend en ze trokken zich in eerste instantie terug op een berg. Appianus vertelt ons dat dit de Vesuvius was.

Spartacus, Oinomaos en Krixos

Hij voegt toe dat de gladiatoren drie leiders kozen: Spartacus, Oinomaos en Krixos. Waarschijnlijk vertegenwoordigden zij etnische groepen: Thraciërs, Grieken en Germaan of Kelten. Volgens Ploutarchos

was Spartacus een Thraciër uit een nomadische stam. Hij was niet alleen dapper en sterk, maar was ook veel intelligenter en beschaafder dan je op grond van zijn lot zou hebben verwacht. Eigenlijk leek hij meer op een Griek dan op een Thraciër.

Twee kanttekeningen. Eén, “een Thraciër uit een nomadische stam”: ἀνὴρ Θρᾷξ τοῦ Νομαδικοῦ γένους. Plausibeler is τοῦ Μαιδικοῦ γένους, “een Thraciër uit de Maidische stam”. Een stam in het zuidwesten van het huidige Bulgarije, veertien jaar eerder door de Romeinen onderworpen. Twee, de intelligente barbaar is een gekend klassiek cliché. Van elke niet-Griek of Romein die iets bijzonders had gedaan, zei men dat hij intelligent was – voor een barbaar dan. Andere bronnen zeggen dat Spartacus zoveel succes had omdat hij ooit had gevochten in de Romeinse hulptroepen.

Al vroeg moeten weggelopen slaven en herders zich bij de gladiatorenbende hebben aangesloten. Weliswaar vermelden onze bronnen dit pas in een later stadium, maar alleen door een eerdere groei van de schare aan te nemen, valt te verklaren hoe de gladiatoren de militie konden overwinnen die de autoriteiten in Capua uitstuurden om af te rekenen met de weglopers. Het voornaamste resultaat van die operatie was dat de gladiatoren nu over nog meer echte wapens beschikten. Hun aantal groeide snel, omdat, zoals Appianus ons vertelt, Spartacus de buit eerlijk verdeelde.

Glabers expeditie

Rome moest nu ingrijpen, met grotere middelen dan waarover Capua kon beschikken. De Senaat stuurde propraetor Gaius Claudius Glaber met een leger van 3.000 pas gerekruteerde en slecht getrainde soldaten. Wellicht onderschatte men de gladiatoren op de Vesuvius, maar het is ook denkbaar dat Rome geen sterkere troepenmacht sturen kon. De Republiek was namelijk verwikkeld in twee grote oorlogen: generaal Pompeius streed in Hispania tegen Sertorius en generaal Lucullus was verwikkeld in een oorlog tegen koning Mithridates VI Eupator van Pontus, ver in het oosten. In de stad zelf was het bovendien onrustig doordat, mede door deze oorlogen, het graan schaars was geworden.

Hoewel hij een klein en ongetraind leger had, kwam Claudius Glaber dicht bij succes. Hij isoleerde de gladiatoren op een met wijnranken begroeide heuveltop, waar het leek alsof de belegerden kansloos waren. Ze maakten echter ladders van de wijnranken, daalden ’s nachts van de heuvel af en slaagden erin achter de vijandelijke linies te komen. De Romeinse soldaten raakten in paniek en vluchtten, waarna de gladiatoren het verlaten kamp plunderden. Wéér hadden ze wapens in handen gekregen, die ze konden uitdelen aan de weggelopen slaven die zich bij hen hadden gevoegd.

Varinius’ expeditie

Nu organiseerde Rome een tweede expeditie tegen de gladiatoren, ditmaal onder bevel van praetor Publius Varinius. Om onbekende redenen verdeelde hij zijn troepen, die gemakkelijk konden worden verslagen door gladiatorenleger. Het was vernederend. Varinius verloor het paard waarop hij reed, zijn lijfwachten werden gevangen genomen en Spartacus toonde hun fasces in zijn kamp.

De Romeinse auteur Publius Annius Florus, die een Samenvatting van Livius’ grote geschiedwerk publiceerde, vermeldt dat het leger van gladiatoren en slaven tekeer ging in Nola, Nuceria, Thourioi en Metapontion. De twee eerste steden liggen aan de voet van de Vesuvius, de andere twee in zuidelijk Italië. De herders uit deze streek, echte cowboys, sloten zich aan bij het leger van Spartacus. Van nu af aan kon hij ook cavalerie inzetten.

[Het bloedvergieten gaat morgenmiddag verder.]

#Appianus #Capua #GaiusClaudiusGlaber #gladiator #GnaeusLentulusBatiatus #GnaeusPompeiusMagnus #Krixos #MithridatesVIEupator #Periochae #Ploutarchos #PubliusAnniusFlorus #PubliusVarinius #slavernij #Spartacus #Thourioi #Vesuvius

De viervoudige triomf van Julius Caesar

Een triomf, niet die van Caesar (Vaticaanse musea, Rome)

Als ik u zeg dat het sextilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Julius Caesar (voor de derde keer) en Marcus Aemilius Lepidus het consulaat bekleedden, en als ik dat omreken naar juni 46 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat ik vandaag blog over de vraag wat Julius Caesar zo’n 2069 jaar geleden deed.

Triomferen. Vier keer. Het grote feest waarin een Romeinse aristocraat glorieerde en voor één dag als een koning van weleer was verheven boven de andere senatoren. Het grote feest ook waarbij men een onderworpen volk aan de Romeinen presenteerde, liefst zo exotisch mogelijk. De bekendste beschrijving is die van Caesars biograaf Suetonius, die ook de vijfde triomftocht vermeldt. De Spaanse triomf was echter pas een jaar later.

De eerste en schitterendste triomftocht die hij hield was de Gallische, dan kwam de Alexandrijnse, daarna de Pontische, vervolgens de Afrikaanse en ten slotte de Spaanse. Bij elke triomftocht was het gebruikte materiaal en de presentatie weer anders.noot Suetonius, Caesar 37; vert. Daan den Hengst.

De Gallische triomf van Caesar

Suetonius vervolgt:

Op de dag van de Gallische triomftocht werd hij bij het oversteken van het Velabrumplein bijna uit de wagen geslingerd, omdat er een as brak.noot Suetonius, Caesar 37; vert. Daan den Hengst.

Dit was een heel slecht voorteken. Op dit plein stond namelijk een tempel die een overwinning in een oorlog herdacht in Spanje – precies daar waar Caesar nog naartoe moest. Suetonius citeert ook een liedje dat de soldaten zongen tijdens de Gallische triomftocht:

Burgers, houdt uw vrouwen binnen:
hier komt een kale vrouwendief.
Met het goud dat u hem leende,
kocht hij in Gallië zijn gerief.noot Suetonius, Caesar 51; vert. Daan den Hengst.

Deze triomftocht eindigde met de executie van de Gallische leider Vercingetorix. En we mogen ons voorstellen dat de krijgsgevangenen die mee liepen in de optocht, zo exotisch mogelijk gekleed gingen. In broeken bijvoorbeeld.

Krijgsgevangenen in een triomftocht (Museum für Abgüsse Klassischer Bildwerke, München)

Caesars Egyptische triomf

Cassius Dio vertelt over de Egyptische triomftocht dat de bevolking van Rome geschokt was door de aanblik van Arsinoë in ketenen, een vrouw en een koningin. De jonge koning Ptolemaios XIII, die gesneuveld was in de slag aan de Nijl, viel uiteraard niet aan Caesars zegekar te binden. Dus moest zijn zus maar meelopen in de processie. Mogelijk gekleed zoals de Romeinen van een Egyptische verwachtten. Goed exotisch. Wat Kleopatra van de vernedering van haar zus heeft gedacht, is niet overgeleverd, maar ze zou Arsinoë later laten vermoorden.

Zo’n schouwspel was nog nooit gezien, althans in Rome, en wekte veel medelijden op. Met dit als excuus betreurden ze ook hun privé-ellende.noot Cassius Dio, Romeinse geschiedenis 43.19.

Elke Romein had immers de gevolgen van de Tweede Burgeroorlog aan den lijve ondervonden.

De Pontische triomf van Caesar

De triomf over Pontus betrof de overwinning bij Zela over Farnakes II. Bij die gelegenheid

liet hij tussen de praalwagens van de optocht een bord voor zich uitdragen met daarop drie woorden: veni, vidi, vici, waarmee hij niet, zoals bij de andere triomftochten, de oorlogshandelingen beschreef, maar meer de aandacht vestigde op de snelheid waarmee de oorlog was beëindigd.noot Suetonius, Caesar 37; vert. Daan den Hengst.

Ongetwijfeld haalde de choreograaf een hele reeks clichés uit de kast om het er allemaal exotisch uit te laten zien. Frygische mutsen, verwijfde dansers: dat werk.

Farnakes II (Staatliche Münzsammlung, München)

Caesars Afrikaanse triomf

Over de Afrikaanse triomftocht vertelt Ploutarchos dat Caesar de zoon van koning Juba I van Numidië meenam. Juba Junior was nog een kind maar hij zou, zo meent Ploutarchos, profijt hebben van zijn gevangenschap omdat hij, hoewel toch een barbaar, kennismaakte met de Griekse beschaving. Juba II, die nog tot 23 na Chr. zou regeren over Mauretanië, zou later diverse boeken schrijven.

Het was aan het einde van deze triomftocht dat Caesar het Capitool besteeg “bij het licht van flambouwen die door veertig olifanten links en rechts van hem in kandelaars werden gedragen”. Althans, dat schrijft Suetonius, die het exotische aspect oppikt. Suetonius weet verder te vertellen dat Caesar zijn achterneef Gaius Octavius militaire onderscheidingen verleende, hoewel de jongeman niet had deelgenomen aan de oorlog.

Tijdens de vier triomfantelijke processies liet Caesar 65.000 talent (130 ton) zilver meedragen en 2822 gouden kronen die samen 20.414 pond wogen (ruim zes ton). Het was fenomenaal. Niet alles viel echter goed. Appianus vertelt over de Afrikaanse triomftocht:

Hoewel hij voorzichtig was met het laten afbeelden van gevechten met Romeinen (want hij beschouwde conflicten tussen burgers als oneervol voor zichzelf en als een smet en onheilbrengend voor de Romeinen), kwamen in die processie toch al die rampen voorbij, en de hoofdrolspelers ook, in twintig veelkleurige schilderijen. … Maar al waren de mensen bang, ze jammerden bij de rampen die het eigen volk hadden getroffen, vooral toen ze opperbevelhebber Metellus Scipio zagen, hoe hij in zee sprong met een wond die hij zichzelf in zijn borst had toegebracht, en Marcus Petreius die op een feestmaal de hand aan zichzelf sloeg, en Cato die zichzelf verscheurde als een wild beest.noot Appianus, Burgeroorlogen 2.101; vert. Simone Mooij.

Feest

Ploutarchos rondt af met nog wat grimmige informatie.

Na de triomftochten gaf Caesar zijn soldaten grote geschenken en vermaakte hij het volk met banketten en schouwspelen. Hij onthaalde ze allemaal tegelijk aan tweeëntwintigduizend tafels en gaf voorstellingen van gladiatorengevechten en zeeslagen ter ere van zijn reeds lang gestorven dochter Julia.

Na de voorstellingen werd er een volkstelling gehouden, waarbij in totaal slechts 150.000 burgers werden geteld in plaats van de 320.000 op de vorige lijsten. Zo groot was de ramp van de burgeroorlog geweest en zo’n groot deel van de bevolking had hij vernietigd, nog afgezien van de rampen die de rest van Italië en de provincies hadden getroffen.noot Ploutarchos, Caesar 55; vert. Hetty van Rooijen.

We weten niet met zekerheid wie als Romeinse burgers waren geregistreerd, maar de conclusie dat zich een catastrofe had voltrokken lijkt onverkort houdbaar. En nog iets: de soldaten hadden ook een ander liedje gezongen: “wie zoet is krijgt straf, wie stout is de macht”. Het was een speelse grap, maar het illustreert de onvrede over de autocratie van de man die zich had laten uitroepen tot dictator voor tien jaar.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AfrikaanseOorlog #Appianus #ArsinoëIV #Augustus #CassiusDio #CatoDeJongere #dictator #FarnakesII #GaiusOctavius #GallischeOorlog #Italië #JubaI #JubaII #JuliaII #JuliusCaesar #KleopatraVIIFilopator #MarcusPetreius #Mauretanië #Ploutarchos #PtolemaiosXIII #QuintusCaeciliusMetellusPiusScipio #slagAanDeNijl #slagBijZela #Suetonius #triomf #TweedeBurgeroorlog #Vercingetorix

Spartacus (2)

Re-enactors in de uitrusting van soldaten uit de eerste eeuw v.Chr.

[Derde van vier stukjes over de slavenopstand van Spartacus. Het eerste was hier.]

Twee consuls in actie

Het volgende jaar begreep de Senaat hoe ernstig deze oorlog was. Volgens Appianus voerde Spartacus nu het bevel over zo’n 70.000 man, en hoewel we niet weten waarop de Grieks-Romeinse geschiedschrijver dit cijfer baseert, kunnen we er zeker van zijn dat de rijke landeigenaren in de Senaat zich realiseerden dat ook hun slaven konden vluchten. Daarom gaven de senatoren de beide consuls, Lucius Gellius Publicola en Gnaeus Cornelius Lentulus Clodianus, opdracht op te treden tegen de bendes van Spartacus.

Volgens Appianus had Spartacus de winter gebruikt om wapens te vervaardigen. Zijn leger moet het platteland van Campanië hebben beheerst. Het was zijn plan om de Apennijnen over te steken en naar het noorden te trekken, zodat zijn mensen konden terugkeren naar Gallië, Germanië of de Balkan. Het zou moeilijk zijn 70.000 mensen uit Italië weg te leiden. Het was noodzakelijk om in gescheiden colonnes op te trekken.

Dit bood de Romeinen een kans. In de lente van 72 viel consul Publicola onverwacht een divisie aan die bij Ploutarchos “het Germaanse contingent” heet en die Appianus “de troepenmacht van Krixos” noemt. De naam Krixsós is overigens niet Germaans maar Keltisch en betekent “krullenbol”.

Volgens Appianus verloor Krixos Flin een veldslag bij het huidige Foggia twee derde van zijn 3000 manschappen. Tegelijkertijd onderschepte consul Lentulus de hoofdmacht van Spartacus’ leger ergens in de Apennijnen. Het was zijn taak zijn collega op te wachten, zodat ze hun vijand van twee kanten konden aanvallen. Spartacus versloeg beide legers echter afzonderlijk, nam de uitrusting van de verslagen soldaten mee en vervolgde zijn mars naar de Adriatische Zee.

Spartacus’ wreedheid

Op dit punt is er een verschil tussen de verslagen van Ploutarchos en Appianus. Ploutarchos vertelt hoe Spartacus “verder trok naar de Alpen”, Appianus voegt een detail toe.

Nu offerde Spartacus driehonderd Romeinse krijgsgevangenen als laatste eer voor Krixos, en haastte zich met 120.000 man infanterie op Rome af, nadat hij alle overbodige bagage verbrand, alle krijgsgevangenen gedood en de lastdieren geslacht had om niet gehinderd te worden. (Appianus, Burgeroorlogen 1.117; vert. John Nagelkerken)

Het is waarschijnlijk dat Ploutarchos dit wrede verhaal negeerde omdat het niet paste in zijn beschrijving van Spartacus als “intelligent en beschaafd” en “eigenlijk meer een Griek dan een Thraciër”. Het verhaal is ook te lezen bij Florus:

Hij herdacht zijn in de strijd omgekomen officieren met begrafenissen zoals die van Romeinse generaals, en beval gevangenen om te vechten bij de brandstapels, alsof hij al zijn eigen schande wilde uitwissen door zich niet meer als gladiator te presenteren maar als de sponsor van gladiatorenvoorstellingen.

De twee consuls waren verslagen maar niet uitgeschakeld. Ze volgden Spartacus naar de Adriatische Zee. Er waren verschillende wegen, zodat ze als eersten aankwamen. Ergens ten zuiden van Ancona vielen ze Spartacus aan, die opnieuw zegevierde.

Geen ontsnapping

De gladiatoren en slaven konden nu over de Alpen kunnen ontsnappen, maar er was nog een laatste obstakel: het leger van Gallia Cisalpina, de Romeinse provincie langs de rivier de Po. Bij Modena versloeg Spartacus ook gouverneur Gaius Cassius Longinus.

En toen gebeurde er iets vreemds. Spartacus had zijn doel bereikt: zijn mensen konden de Alpen oversteken en terugkeren naar Gallië, Germanië en de Balkan. Maar dat is niet wat gebeurde. In plaats daarvan trok het enorme leger naar het zuiden. Ploutarchos biedt een weinig overtuigende verklaring:

Spartacus’ was van mening dat ze de bergen moesten oversteken en zich dan verspreiden naar hun eigen woonplaatsen … maar zijn mannen wilden niet naar hem luisteren. Ze waren talrijk en vol vertrouwen en daarom trokken ze weer naar Italië en verwoestten alles wat ze op hun weg tegenkwamen.

Dit is niet onmogelijk. In deze tijd waren de Romeinse legioenen weinig anders dan plunderende legers: de Bondgenotenoorlog, Sulla’s eerste mars op Rome, de Eerste Mithridatische Oorlog, de eerste Burgeroorlog en de conflicten na de dood van Sulla hadden allemaal geleid tot vreselijke plunderingen. De slaven deden gewoon wat de Romeinen deden. Het is echter aannemelijk dat sommige ontsnapte slaven en gladiatoren zich niet bij de mars door Italië aansloten. Zij kunnen wel degelijk de Alpen zijn overgestoken en naar hun land van herkomst zijn teruggekeerd.

[Wordt morgen afgerond]

#Apennijnen #Appianus #Campanië #EersteMithridatischeOorlog #GaiusCassiusLonginus #gladiator #GnaeusCorneliusLentulusClodianus #Krixos #LuciusGelliusPublicola #Ploutarchos #PubliusAnniusFlorus #slavernij #Spartacus

Ptolemaios III Euergetes in Babylon

Ptolemaios III Euergetes (Hessisches Landesmuseum, Kassel)

Oudheidkunde is de wetenschap van de dataschaarste. De meeste informatie uit de Oudheid is immers verloren. Aan de hand van een biologische parallel waarover ik het nog eens hebben zal, kunnen we vaststellen dat ongeveer 5% van alle antieke teksten over is. Je kunt de situatie dus vergelijken met vijf puzzelstukjes van een puzzel van honderd stukjes. En wat is het dus geweldig als er een zesde stukje blijkt te zijn. Daarom zijn bronpublicaties zo belangrijk: inscripties, papyri, kleitabletten. Waarbij ik meteen aanteken dat de publicatie van teksten (of archeologische vondsten) op zichzelf vanzelfsprekend geen wetenschap is; dataverwerving is geen wetenschap maar slechts een voorwaarde voor wetenschap.

Bronnenuitgave

Tot het materiaal dat de afgelopen kwart eeuw is ontsloten, behoren enkele Babylonische kronieken uit de hellenistische periode. Ik noemde de publicatie al eens eerder, ruim twee maanden geleden: Babylonian Chronographic Texts from the Hellenistic Period van de Nederlandse oudheidkundige Bert van der Spek (met een heel team van coauteurs, medewerkers en anderen). Het gaat om tweeëntwintig teksten met beschrijvingen van de gebeurtenissen die voor de stad Babylon belangrijk waren; alles bij elkaar ruim 160 bladzijden met de Babylonische tekst, een Engelse vertaling en commentaar. Daarnaast zo’n 850 pagina’s met de Astronomische Dagboeken die de basis vormen voor de in de kronieken samengevatte informatie. Het boek is zo zwaar als een baksteen.

Babylonian Chronographic Texts from the Hellenistic Period bevat ook nog zestig bladzijden met uitleg van het genre, van de conventies waarmee een spijkerschrifttekst wordt uitgegeven, van de chronologie en wat dies meer zij. Oudheidkundigen hebben geen enkel excuus om het boek niet te raadplegen – en ik maak dat punt met enige nadruk omdat oudheidkundigen met belangstelling voor het hellenisme zich meestal beperken tot de Griekssprekende wereld, terwijl spijkerschriftspecialisten ophouden als de Perzen komen. De Routledge History of the Ancient World, een vrij gerenommeerde reeks handboeken, laat het hellenisme in het Nabije Oosten simpelweg onbehandeld.

Vijf van de honderd puzzelstukjes zijn er, en dan komt er een zesde bij. Dat is op zich al leuk, maar het is natuurlijk nog leuker als het stukje ergens bij aansluit. Dan ontstaan verbanden, dan zijn we dus (per definitie) aan het verklaren en wordt het wetenschap. En dat is het geval met de Ptolemaios III-kroniek. Het klapstuk uit de collectie.

Seleukos II Kallinikos (Staatliches Münzkabinett, München)

De situatie

Wat was er aan de hand? In de zomer van 246 v.Chr. scheidde de Seleukidische koning Antiochos II Theos van zijn tweede echtgenote, Berenike, de dochter van de kort daarvoor overleden Ptolemaïsche koning Ptolemaios II Filadelfos. Anders gezegd: de pro-Egyptische hoffactie in het Seleukidische Rijk raakte uit de gratie, en een andere factie won aan invloed. Dat was de factie van Antiochos’ eerste echtgenote, Laodike. Zo’n volte-face was sowieso een ingrijpende beleidswisseling, maar het werd een ramp omdat koning Antiochos meteen daarna overleed.

Nu waren er twee koninginnen, elk met steun aan het hof, elk met steun in diverse buitenlanden.

  • Enerzijds was daar Laodike, de moeder van de meteen als koning erkende Seleukos II;
  • anderzijds was er Berenike, met een minderjarige zoon Antiochos.

Haar factie stond er slecht voor, maar omdat de echtscheiding zo recent was, verbleef zij nog in de hoofdstad Antiochië, terwijl de nieuwe koning Seleukos en zijn moeder Laodike ergens in het huidige Turkije verbleven. Dat bood kansen aan de aanhangers van Berenike: haar broer Ptolemaios III Euergetes, pas enkele maanden aan de macht, besloot te interveniëren.

Seleukeia

In september lanceerde hij een aanval op het Seleukidische Rijk. Zonder problemen landde hij in Seleukeia, de haven van Antiochië, waar hij enthousiast werd ontvangen. Dat lezen we althans in de papyrus die bekendstaat als FGrH 160, en het kan natuurlijk propaganda zijn. In elk geval had koning Ptolemaios zich meester gemaakt van het centrum van het Seleukidische Rijk. Zijn zus Berenike was echter zo onverstandig om in dit moment van triomf haar paleis te verlaten en werd prompt vermoord.

Oorlog

Een Egyptische inscriptie die zeker propagandistisch is, vermeldt nu:

Nadat Ptolemaios meester was geworden van het hele gebied aan deze kant van de Eufraat … stak hij de rivier over en onderwierp hij Mesopotamië, Babylonië, Sousiana, Persis, Medië en al het andere land tot Baktrië aan toe.noot OGIS 54.

Dat is ongeloofwaardig, niet alleen omdat het bizar is dat een Egyptisch leger zou kunnen oprukken door Irak en Iran tot aan het grensgebied van Afghanistan en Oezbekistan, maar ook omdat het niet in onze voornaamste andere bron staat: Appianus. Zoals de trouwe lezers van deze blog weten is hij de enige geschiedschrijver uit de Oudheid met een wetenschappelijk te noemen causaliteitsbegrip. Alleen begint hij zijn zeer korte beschrijving met iets wat vrijwel zeker niet waar is:

Laodike vermoordde Antiochos en daarna ook Berenike en haar kind.noot Appianus, Syrische Oorlogen 65.

Dit zou betekenen dat Laodike de man die net voor haar had gekozen, en van wie ze het meest profiteerde, uit de weg had geruimd. Niet plausibel. Het vervolg:

Ptolemaios III nam wraak voor deze misdaden door Laodike te doden. Hij viel Syrië binnen en rukte op tot aan Babylon.

Een opmars vanuit Syrië naar Irak is niet plausibel als je vijand zich bevindt in Turkije. Kortom, wetenschappers betwijfelden of Ptolemaios wel voorbij Antiochië was opgerukt.

De voorkant van de Ptolemaios III-kroniek (British Museum, Londen)

De Ptolemaios-kroniek

Dat verandert echter met de Ptolemaios III-kroniek, die een ooggetuigenverslag uit Babylon biedt. U leest de Engelse vertaling daar. Wat we leren is dat het leger van Ptolemaios in december 246 een stad bereikt in de buurt van Babylon, vermoedelijk Sippar, waarop de Seleukidische officieren in Babylon het koninklijke paleis in staat van verdediging brengen.

Op 9 januari 245 v.Chr. slaan de Ptolemaïsche troepen, “die gekleed zijn in ijzer en die geen ontzag hebben voor de goden”, het beleg op voor Babylon. Vier dagen later vallen ze een van de fortificaties aan, waarop allerlei mensen naar het paleis vluchten. Ze worden afgeslacht door de Ptolemaïsche soldaten die de stad zijn binnengedrongen.

Op 18 januari arriveren meer troepen, en op 20 januari betreden die de voornaamste tempel van Babylon, de Esagila. Hun commandant wordt alleen geïdentificeerd als “een bekende prins” en is vermoedelijk Xanthippos. Het is zomaar denkbaar dat dat de man is die enkele jaren eerder de Romeinse generaal Regulus had verslagen.

Gereconstrueerde paleispoort van Babylon

Na enkele offers te hebben gebracht, slaat “de bekende prins” het beleg op voor het koninklijk paleis. Een Seleukidische uitval mislukt en de belegering duurt voort. Op (vermoedelijk) 29 januari arriveren Seleukidische troepen, maar ze worden door de Ptolemaïsche soldaten afgeslagen. Daar breekt het kleitablet af, zodat we vooralsnog niet weten of ook het paleis in handen van de Ptolemaïsche troepen is gevallen.

Tot slot

Dat is misschien wat teleurstellend, maar we hebben dus een puzzelstukje erbij gekregen en het sluit mooi aan bij de weinige informatie waarover we al beschikten.

De oorlog – voor wie dat wil weten – staat bekend als de Derde Syrische Oorlog en werd al snel beslist doordat Seleukos II vanuit Turkije naar Syrië oprukte en het leger van Ptolemaios III tot de terugkeer dwong. In het vredesverdrag van 241 behield hij de Seleukidische havenstad Seleukeia.

#Antiochië #AntiochosITheos #Appianus #Babylon #BerenikeFerneforos #BertVanDerSpek #DerdeSyrischeOorlog #Eufraat #LaodikeI #PtolemaïscheRijk #PtolemaiosIIIEuergetes #SeleukeiaInPieria #SeleukidischeRijk #SeleukosIIKallinikos #Sippar #XanthipposVanLakedaimon

De slag bij Farsalos (5)

Pompeius, die tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in een shock (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

[Vijfde deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

In het vorige stukje beschreef ik – of beter: gaf ik in Hetty van Rooijens vertaling weer wat Caesar beschreef – hoe bij Farsalos de legioenen van Caesar en Pompeius slaags waren geraakt en hoe het ruiterijgevecht in Caesars voordeel was beslist. Daarna hadden de legionairs waarmee Caesar zijn cavalerie had versterkt, om Pompeius’ slaglinie getrokken en hadden zijn legionairs in de rug aangevallen.

Caesar had nog een troefkaart. Zijn legionairs hadden opgesteld gestaan in drie linies. De twee eerste linies waren al actief, maar de derde linie stond er achter. (Vaak wordt over het hoofd gezien dat hier ook de hospikken stonden.) Caesar activeerde deze troepen. Pompeius zal het ook hebben gedaan, maar in zijn geval ging het vrijwel zeker om rekruten en niet om veteranen.

De beslissing bij Farsalos

Tegelijkertijd gaf Caesar zijn derde linie, die tot dat moment rustig op haar plaats was gebleven, bevel tot een stormaanval. Toen daarmee nieuwe, onverzwakte troepen de vermoeide strijders aflosten en anderen hen in de rug aanvielen, hielden de Pompeianen niet langer stand en sloeg de hele menigte op de vlucht.

Caesar had zich dus niet vergist: van de cohorten die tegenover de ruiterij in de vierde linie geplaatst waren ging de overwinning uit, zoals hij bij het aanvuren van de soldaten had voorspeld. Want door hen werd allereerst de ruiterij verjaagd, door hen werd ook een bloedbad aangericht onder de boogschutters en slingeraars, en door hen werd eveneens het leger van Pompeius aan de linkerkant omsingeld en begon de vlucht. (Burgeroorlog 3.94)

Het compliment dat Caesar zichzelf geeft, is op het moment van zijn triomf niet eens meer verborgen. Na deze constatering schakelt hij, om het in televisietaal te zeggen, over naar een andere locatie.

Pompeius’ lot

Toen Pompeius zag dat zijn ruiterij verslagen was en hij de paniek waarnam bij dat deel van zijn leger waarop hij het meest vertrouwde, verloor hij ook zijn vertrouwen in de overige troepen, verliet de slag en reed rechtstreeks terug naar het legerkamp. Tegen de centurio’s die hij bij de hoofdpoort op wacht had gezet, riep hij luid, zodat ook de soldaten het hoorden: “Bescherm het kamp en verdedig het krachtig als er moeilijkheden komen. Ik ga de andere poorten langs om de wachttroepen van het kamp moed in te spreken.” Hierop begaf hij zich naar de veldheerstent. (Burgeroorlog 3.95)

Ploutarchos beschrijft, misschien op gezag van een door Livius geciteerde auteur, hoe Pompeius tijdens de slag bij Farsalos verkeerde in iets dat sterk lijkt op een shock.

Het was moeilijk te zeggen wat er in zijn hoofd omging. Hij leek het meest op een waanzinnige die aan verstandsverbijstering leed, en vergat zelfs dat hij Pompeius de Grote was. Zonder iemand iets te zeggen liep hij langzaam weg naar het kamp. … In zo’n toestand liep hij naar zijn tent en bleef daar sprakeloos zitten, totdat samen met de vluchtenden ook veel achtervolgers het legerkamp binnenvielen. Toen riep hij alleen maar uit: “Wat? Zelfs tot in het hoofdkwartier?” (Pompeius 72)

[Wordt vervolgd om half twee. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Appianus #GnaeusPompeiusMagnus #Griekenland #JuliusCaesar #Ploutarchos #slagBijFarsalos #Thessalië #TitusLivius #TweedeBurgeroorlog

De slag bij Dyrrhachion

Cato de Jongere (Archeologisch Museum van Rabat)

Als ik u zeg dat het 17 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 6 juni 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En als u deze reeks volgt, weet u dat we op weg zijn naar de climax in de stellingenoorlog bij Dyrrhachion.

Caesars aanval

Caesars legioenen blokkeerden bij Dyrrhachion de door Pompeius gecommandeerde troepen van de Senaat, maar Pompeius was uitgebroken. Met zijn vloot was hij achter zijn tegenstanders geland en hij had een kamp gebouwd. Caesar moest het initiatief zien te herwinnen. En er deed zich een mooie gelegenheid voor. Aanvankelijk had Caesars Negende Legioen gebivakkeerd tegenover Pompeius’ kamp, maar later had het dat kamp opgegeven om zich te voegen bij andere eenheden. Daarop had Pompeius de plek bezet en verder versterkt. Hij had er de veldtekens ondergebracht die zijn mannen enkele dagen eerder op Caesars legionairs hadden veroverd. Caesar besloot aan te vallen. Hij schrijft:

Zelf rukte Caesar langs een indirecte weg zo heimelijk mogelijk met de overige cohorten (het waren er drieëndertig, waaronder het Negende legioen, dat veel centurio’s verloren had en ook in aantal soldaten geslonken was) in een dubbele kolom op naar het legioen van Pompeius en het kleinere kamp. Aanvankelijk bleek zijn visie juist. Want hij kwam daar aan voordat Pompeius het kon bemerken en joeg ondanks de grote verdedigingswerken van het legerkamp door een snelle aanval met de linker kolom, waar hij zelf stond, de Pompeianen van de wal af. (Burgeroorlog 3.68; vert. Hetty van Rooijen)

Helaas ging het bij de andere kolom verkeerd: de mannen raakten de weg kwijt. Bovendien gaf Pompeius opdracht aan te vallen. De Grieks-Romeinse biograaf Ploutarchos vertelt dat de manschappen onverschillig en zwijgend toeluisterden.

Pas toen Cato vanuit een diepe overtuiging alle toepasselijke argumenten uit de filosofie behandelde over vrijheid, moed, dood en roem, en eindigde met een aanroeping van de goden als ooggetuigen van hun strijd voor hun vaderland, ging er een luid gejuich op en kwam het opgetogen leger zo krachtig in beweging dat alle aanvoerders het gevaar hoopvol tegemoet snelden. (Cato de Jongere 54; vert. Hetty van Rooijen)

Eerlijk gezegd geloof ik niet dat de filosofisch ingestelde senator Cato de mannen wist te overreden met een wijsgerige redenering. De anekdote verraadt echter wel iets over de demoralisering die zich inmiddels van Pompeius’ manschappen meester had gemaakt. Hun tegenstanders waren, zoals we zullen zien, de burgeroorlog inmiddels ook beu.

Caesars nederlaag bij Dyrrhachion

De manschappen waarmee Caesar het kamp had ingenomen, zagen niet alleen hun vijanden naderen. Ze lijken ook te hebben gezien dat de andere kolom op zijn schreden terugkeerde om te kunnen aanvallen op de juiste plek. Deze terugtrekking oogde echter als een vlucht en degenen die al in het kamp waren, zetten het nu ook op een lopen. Zelfs de mannen die de veldtekens droegen, sloegen op de vlucht. Ploutarchos noemt iets dat Caesar onvermeld laat:

Caesar snelde zijn vluchtende mannen tegemoet en probeerde ze tot omkeren te bewegen, maar zonder resultaat. Erger nog, wanneer hij een standaard wilde grijpen, gooide de drager die weg, zodat de vijanden er tweeëndertig in handen kregen. Ook zelf ontkwam hij op een haar na aan de dood. Toen hij een grote en sterke man die langs hem vluchtte beetpakte en hem beval te blijven staan en zich naar de vijanden om te keren, hief de man, een en al paniek tegenover het gevaar, zijn zwaard op om toe te stoten. Caesars schilddrager was hem echter voor en sloeg zijn arm bij de schouder af. (Caesar 39; vert. Hetty van Rooijen)

In de slag bij Dyrrhachion sneuvelden aan Caesars kant bijna duizend soldaten. Zevenendertig hoge officieren kwamen om het leven of raakten in krijgsgevangenschap.

Caesars beste vijand

Ook de Grieks-Romeinse historicus Appianus, die vermoedelijk Titus Livius als bron heeft, weet over de vlucht iets te dat Caesar zelf verzwijgt. Zijn mannen hadden het bijltje erbij neergegooid.

Toen de soldaten hun kamp binnengegaan waren, troffen ze geen veiligheidsmaatregelen: de omwalling bleef onbewaakt. Pompeius zou waarschijnlijk het kamp in zijn macht hebben kunnen krijgen en de hele oorlog alleen al daardoor zou hebben beëindigd. (Burgeroorlogen 2.62; vert. John Nagelkerken)

Aan het einde van de dag waren Caesars mannen even gedemoraliseerd als Pompeius’ mannen waren geweest aan het begin van de dag. Pompeius had de zege voor het oprapen maar aarzelde. Hij vermoedde een valstrik. Dat was Caesars redding. Bovendien liet Pompeius’ kolonel Titus Labienus, ooit Caesars wapenbroeder in Gallië, de krijgsgevangenen doden, zodat Caesar zijn mannen kon voorhouden dat ze niet aan capitulatie moesten denken en moesten doorvechten tot het bittere einde.

Zo eindigde de slag bij Dyrrhachion. Caesar erkende dat hij door het oog van de naald was gekropen: hij zou later zeggen dat hij alles zou hebben verloren als zijn tegenstander had geweten hoe hij moest winnen. Pompeius was de beste vijand die Caesar kon hebben.

[Morgen meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Albanië #Appianus #CatoDeJongere #Durrës #Dyrrhachion #GnaeusPompeiusMagnus #JuliusCaesar #Ploutarchos #TitusLabienus #TweedeBurgeroorlog #VIIIIHispana

Caesar in Cádiz

Cádiz

Het was 12 april in het jaar waarin Julius Caesar zonder collega het consulaat bekleedde (45 v.Chr.). U weet dus: u bent beland in een nieuwe aflevering van het feuilleton “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Zoals we drie weken geleden zagen, had hij na de slag bij Munda in Córdoba een bloedbad aangericht. Hij was nu echter heer en meester van de hoofdstad van Andalusië. Zijn tegenstander, garnizoenscommandant Sextus Pompeius, had met de cavalerie de stad ontruimd en probeerde nu te rendez-vousen met zijn broer, Gnaeus Pompeius. Die was bij Munda gewond geraakt en was op weg gegaan naar Carteia (bij Gibraltar). Hij raakte echter in de problemen.

De slag bij Lauro

Appianus vertelt daarover:

Pompeius wist na de nederlaag met 150 man ruiterij te ontsnappen naar Carteia, waar een vloot van hem lag, en liet zich, vermomd als een gewone burger, onopgemerkt in een draagstoel naar de werf brengen. Maar toen hij zag dat de mensen ook daar wanhopig waren, werd hij bang dat men hem zou uitleveren en vluchtte opnieuw, in een klein bootje. Bij het instappen raakte zijn voet verstrikt in een meertouw. Iemand wilde met zijn zwaard het touw doorhakken, maar raakte Pompeius’ voetzool in plaats van het touw. Zo voer hij weg naar een of andere plek, waar zijn wond verzorgd werd. Maar ook daar kwamen ze hem zoeken en hij vluchtte over een moeilijk begaanbaar pad vol doornige struiken die de wond verergerden, totdat hij uitgeput onder een boom ging zitten, waar zijn achtervolgers zich op hem stortten en hem met hun zwaarden doodden, hoewel hij zich moedig verweerde.noot Appianus van Alexandrië, Burgeroorlogen 2.105; vert. John Nagelkerken.

Uit het uittreksel uit het geschiedwerk van Titus Livius dat Florus maakte, weten we dat de plaats Lauro heette. De naam “slag bij Lauro” die je weleens tegenkomt, is, voorzichtig uitgedrukt, een beetje al te grandioos. De leider van de achtervolgers was Lucius Caesennius Lento, die verder bekend is als toneelschrijver. Na de dood van Caesar zou hij zitting nemen in een commissie die land verdeelde onder de veteranen.

De Guadalquivir bij Sevilla

Caesar in Cádiz

Ondertussen was Caesar uitgenodigd door de bewoners van Sevilla – of Hispalis, zoals het destijds heette – om de stad over te nemen. Niet veel verderop lag Lusitanië, een regio waar Caesar vele jaren eerder oorlog had gevoerd. Men was in Iberië zijn genadeloze aanpak niet vergeten en de zaken liepen volledig uit de hand.

Toen Caesar bij Hispalis was aangekomen, stuurde hij zijn legaat Gaius Caninius Rebilus met troepen naar binnen en sloeg zelf zijn legerkamp bij de stad op. Er was daarbinnen een behoorlijk grote groep aanhangers van Pompeius, die verontwaardigd waren omdat het garnizoen was binnengelaten buiten medeweten van ene Philo, de vurigste voorvechter van de Pompeiaanse partij, die in heel Lusitanië goed bekend was. Deze man vertrok onopgemerkt door onze troepen naar Lusitanië en ontmoette bij Lennium de inboorling Caecilius Niger, die een behoorlijk grote troep Lusitaniërs commandeerde. Hij keerde terug naar Hispalis en werd die nacht opnieuw via de muur de stad binnengelaten. Ze maakten het garnizoen en de wachters af, sloten de poorten en hervatten de gevechten.noot Ps.Caesar, Spaanse Oorlog 35; vert. Hetty van Rooijen.

Op 3 april nam Caesar de stad definitief in en twee dagen later bereikte hij Hasta, het huidige Jerez (van de sherry). Die stad viel op 8 april in zijn handen. Weer twee dagen later was Caesar in Cádiz. Ooit, lang geleden, aan het begin van zijn carrière, had Caesar hier een standbeeld zien staan van Alexander de Grote. Die had op zijn tweeëndertigste de wereld veroverd terwijl Caesar, op dat moment ook tweeëndertig, zich verbeet omdat hij een ambt bekleedde in een uithoek van een afgelegen Romeinse provincie. Althans, dat vertelt men. In elk geval: Caesar was in Cádiz op 10 april.

Twee dagen later arriveerden in Sevilla enkele ruiters, die meenden dat Caesar hier was. Garnizoenscommandant Gaius Caninius Rebilus stond ze te woord en vernam dat Gnaeus Pompeius was gedood. De ruiters brachten het lichaam. Omdat de mensen in Sevilla nog onrustig waren, toonde men hun het hoofd van de gesneuvelde.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier. Mijn bezoek aan Andalusië werd deels gefinancierd door V-Incentive.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #AlexanderDeGrote #Andalusië #Appianus #Cádiz #GaiusCaniniusRebilus #Gibraltar #GnaeusPompeiusJunior #Hispalis #JuliusCaesar #Lusitanië #Sevilla #SextusPompeius #SpaanseOorlog #Spanje #TweedeBurgeroorlog

De slag bij Munda (5)

Een trofee (Altes Museum, Berlijn) (denk ik)

Vandaag 2069 jaar geleden vond de slag bij Munda plaats, waarin Julius Caesar een zwaarbevochten zege boekte op zijn republikeinse tegenstanders. In het vorige stukje beschreef ik hoe Caesars mannen na een urenlange strijd uiteindelijk de overhand kregen.

Een antieke veldslag, doorgaans gevochten met blanke wapens, kon ongelooflijk bloedig zijn. Als we lezen over rivieren die van het vergoten bloed rood kleurden, is dat niet altijd een hyperbool. De verslagen partij leed meestal enorme verliezen en dat was bij Munda niet anders.

De doden

De auteur van De Spaanse Oorlog schrijft:

Zo werden ze totaal verslagen en ze zouden de slag niet hebben overleefd, als ze hun toevlucht niet hadden gezocht in hun uitvalsbasis. In dit gevecht sneuvelden ongeveer dertigduizend man, zo niet meer, evenals Titus Labienus en Publius Attius Varus, die beiden meteen na hun dood begraven werden. Ook kwamen drieduizend Romeinse ridders om, zowel uit Rome als uit de provincie. Onze troepen verloren ongeveer duizend man, deels ruiters deels infanteristen; ongeveer vijfhonderd man werden gewond. Van de vijanden werden dertien adelaars buitgemaakt.noot Ps.Caesar, Spaanse Oorlog 31; vert. Hetty van Rooijen.

Hoe deze body count tot stand is gekomen, is onbekend, maar er is geen reden te betwijfelen dat de veldslag eindigde in een bloedbad. De auteur van De Spaanse Oorlog, Appianus en Cassius Dio weten alle drie te melden dat Caesars soldaten de lijken van hun vijanden gebruikten als bouwmateriaal toen ze die avond een wal moesten aanleggen om hun op het slagveld aangelegde kamp. Het was te laat op de dag om nog naar het eigen kamp terug te marcheren, acht kilometer verderop.

Executies

Na de opmerking over de dertien buitgemaakte adelaars bevat de tekst van De Spaanse Oorlog een paar losse woorden waar geen chocola van te maken valt. We herkennen woorden als “standaards”, “roedenbundels” en “behandelde hen”. De twee eerste laten zich nog wel duiden: Caesars mannen maakten standaards en roedenbundels buit, waarbij aantallen genoemd zullen zijn geweest. De vraag is wie er hoe werden behandeld. De frase “behandelde hen als vijanden” komt echter vaker voor en past bij het gegeven dat nogal wat mannen hun claim op de Clementia Caesaris hadden verspeeld. Hoeveel mensen er zo om het leven zijn gebracht, is niet duidelijk.

In elk geval zal een deel van de manschappen van Pompeius die nacht op de vlucht zijn gegaan, richting Carmona en Sevilla. Anderen vonden hun toevlucht in Munda.

De legende van Munda

En zo had Caesar het bloedigste gevecht uit de Tweede Burgeroorlog gewonnen. Het had erom gehangen. Appianus vertelt

Uiteindelijk behaalde Caesar tegen de avond met grote moeite de zege. Toen heeft hij, zegt men, opgemerkt dat hij vaak voor de overwinning had gevochten, maar nu ook voor zijn leven.noot Appianus van Alexandrië, Burgeroorlogen 2.104; vert. John Nagelkerken.

Het “zegt men” betekent dat Appianus zich er niet aan wil committeren dat Caesar dit werkelijk heeft gezegd. Er was in zijn tijd inderdaad nogal wat legendevorming over de slag bij Munda. Publius Annius Florus, de auteur van een overzicht van de Romeinse oorlogen, insinueert dat Caesar tijdens de veldslag zelfmoord zou hebben overwogen. Het lijkt literaire dramatisering, maar niemand betwijfelt dat de dag van Munda inderdaad een drama is geweest.

En ik vraag me af: wat als de dichter Lucanus zijn gedicht over de Tweede Burgeroorlog zou hebben voltooid? We noemen het nu Pharsalia, maar dat is niet de titel die hij eraan gaf. Het heette vermoedelijk gewoon De burgeroorlog. Maar Lucanus kwam uit Córdoba en de slag bij Munda was de grootste én beslissende veldslag van de Tweede Burgeroorlog. Het zou het logische einde van zijn gedicht zijn geweest en als het voltooid was geweest, hadden we veel meer geweten.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

#RealTimeCaesar #2069JaarGeleden #Andalusië #Appianus #Carmona #CassiusDio #clementiaCaesaris #GnaeusPompeiusJunior #JuliusCaesar #MarcusAnnaeusLucanus #Munda #PubliusAnniusFlorus #PubliusAttiusVarus #slagBijMunda #SpaanseOorlog #Spanje #TitusLabienus #TweedeBurgeroorlog