Het sterfjaar van Nikolaas van Myra

Nikolaas van Myra redt drie onschuldigen het leven (Antivouniotissa-museum, Korfu)

Nikolaas, de bisschop van de Lycische havenstad Myra, is overleden op 6 december in een onbekend jaar in de vierde eeuw. Dat weten we zeker. Hij is vermoedelijk geboren in Patara, dat iets westelijker ligt. Wanneer hij het levenslicht zag, weten we niet, maar de kerk viert het op 29 juli. (Sint-Nikolaas heeft elk jaar vier feestdagen en de verklaring leest u hier.) En er is zowaar een nieuwtje over de hoogwaardige bisschop: de Italiaanse onderzoeker Gerardo Cioffari, die zijn leven heeft gewijd aan de wetenschappelijke bestudering van de Nikolaas-traditie, heeft een plausibele theorie over het sterfjaar van Nikolaas van Myra geformuleerd. Er is nog geen officiële publicatie, dus ik zeg het allemaal met een slag om de arm.

Het verhaal van de drie officieren

Maar eerst even dit. De oudste bron over het leven van bisschop Nikolaas is de Praxis de stratelatis, wat je kunt vertalen als “het avontuur van de officieren”. De tekst werd tot voor kort rond 400 gedateerd, maar allerlei details, zoals de plaatsnamen in Myra en de namen van functionarissen, blijken accuraat en daarom is nog niet zo lang geleden aannemelijk gemaakt dat de tekst rond 337 moet zijn geschreven. Een Engelse vertaling van die zogeheten “eerste recensie” is hier. In sommige handschriften vinden we een andere versie, die een iets uitgebreider slot bevat, toegevoegd door de auteur zelf.

Samengevat: keizer Constantijn stuurt drie officieren naar Frygië om onrustige Adaifali te pacificeren. Onderweg zijn ze te gast bij de bisschop van Myra en zijn ze ooggetuige van diens ingreep in een strafproces, waarbij een omgekochte magistraat drie onschuldigen dreigt te laten onthoofden. Nikolaas zorgt ervoor dat het recht zijn loop heeft, de officieren reizen verder, brengen Frygië tot rust en keren terug naar Constantinopel. Daar dient iemand een valse beschuldiging tegen hen in. Met wat steekpenningen bewerkt hij dat Ablabios de drie mannen gevangen zet. Die Ablabios is een goede bekende: hij bekleedde van 329 tot 337 een van de vier praetoriaanse prefecturen.

De drie officieren worden zelfs ter dood veroordeeld, maar ze bidden tot Nikolaas, die nog die nacht aan de keizer verschijnt en hem instructies geeft. De keizer grijpt in en uiteraard reizen de officieren, voorzien van keizerlijke geschenken voor de bisschop, af om hun beschermer te bedanken. Het verhaal eindigt met de aalmoezen die ze voortaan distribueren. De tweede versie die ik zojuist noemde, voegt toe dat ze bij aankomst ontdekten dat Nikolaas net was overleden, zodat ze hem vereerden op de begraafplaats.

Wonderverhalen

De mensen in de Oudheid droegen informatie anders over dan wij. Dit is een wonderverhaal en het voldoet aan alle formele kenmerken van het genre: eerst de introductie van de personages, dan een probleem dat menselijkerwijs onoplosbaar is, de climax waarbij de betrokkenen bidden, de ingreep van de wonderdoener en tot slot het verbeterde leven van de betrokkenen. (Antieke wonderverhalen hebben dezelfde vijfvoudige structuur als tragedies.)

Een wonderverhaal “werkt” doordat het de toehoorder verbaast en dus een prettige sensatie bezorgt, en zo op een aangename manier confronteert met het probleem dat de verteller eigenlijk aan de orde wil stellen: in dit geval dat rijke mensen doodvonnissen kunnen kopen. “Onschuldigen worden ter dood veroordeeld,” roept de auteur van de Praxis de stratelatis het publiek toe, “en alleen een wonder kan hen redden”. De luisteraar kan zelf wel bedenken dat wijze bestuurders toestaan dat bisschoppen een oogje in het zeil houden.

Het sterfjaar

Wat hebben wij, op zoek naar het sterfjaar van Nikolaas van Myra, nu in handen? Om te beginnen een synchronisme met Ablabios, die in 329 aan de macht kwam, en met Constantijn, die in mei 337 overleed. Nikolaas is dus tussen 329 en 337 overleden. Verder een reeks gebeurtenissen, vol verifieerbare details, zoals de namen van personen en plaatsen. Maar we kunnen preciezer zijn, want ook de opstand in Frygië is bekend. De naam Adaifali kennen we weliswaar niet, maar het kan alleen gaan om Taifali: een groep “barbaren” aan de Donau, die in 328 door Constantijn was verslagen. Een deel van de krijgsgevangenen was gevestigd in de Romeinse provincie Frygië en kwam rond 335 in opstand.

Dat maakt het “window” heel klein. Onder de aanname dat, afgezien van Nikolaas’ wonderlijke verschijning, de meeste feiten correct zijn, kunnen we als chronologie aannemen dat de officieren in 335 naar de Taifali gingen, in de winter terugkeerden, in de loop van 336 in het gevang belandden en eind 336 of begin 337 door Constantijn (om welke reden dan ook) werden vrijgelaten en afreisden naar Myra. De enige zesde december waarop Nikolaas kan zijn overleden, is dus 6 december 336. Eventueel valt 6 december 335 te overwegen, al proppen we dan wel veel gebeurtenissen in één jaar. Cioffari noemt 337, maar ik begrijp niet waarom. Het veronderstelt namelijk dat we het hardste deel van de traditie, de sterfdatum, laten vervallen; ik houd het dus maar op 6 december 336.

[Met dank aan Marcus Vankan, auteur van het interessante boek Heilige Nikolaas, bruggenbouwer tussen oost en west.]

#Ablabios #ConstantijnDeGrote #Constantinopel #Frygië #GerardoCioffari #MarcusVankan #Myra #NikolaasVanMyra #Taifali #wonderverhaal

1700 jaar Nikaia (6): bronnen

Ik heb in de voorafgaande blogjes al een paar keer verteld dat de handelingen (actae) van het Concilie van Nikaia verloren zijn gegaan en dat de deelnemerslijst (Synodikon) een reconstructie is. Die is bovendien overgeleverd in uiteenlopende talen en versies, wat ons confronteert met een uitdagend tekstkritisch probleem. We zijn voor onze informatie over de kerkvergadering aangewezen op andere bronnen. Gelukkig zijn die er.

Antieke geschiedschrijving

Om te beginnen is er het boek dat Eusebios van Caesarea veertien jaar na de gebeurtenissen publiceerde: het Leven van de zalige keizer Constantijn. Deze terugblik is een invloedrijke tekst, die ook ten grondslag ligt aan de legende dat Constantijn aan de vooravond van de veldslag tegen zijn rivaal Maxentius aan de hemel een lichtend kruis zou hebben gezien en zich na dat visioen tot het christendom zou hebben bekeerd.

Voor zover ik kan overzien heeft Eusebios over het Concilie van Nikaia nergens gelogen, maar is hij wel selectief. Dat komt deels doordat hij Constantijn portretteert als ideale heerser en deels doordat hij liever onvermeld laat dat hij zelf aanvankelijk sympathiseerde met Areios. Eusebios liet zich tijdens de vergadering echter overtuigen en stuurde na afloop een brief naar huis waarin hij de geformuleerde geloofsbelijdenis toelichtte.

Die brief is een van de weinige primaire bronnen over het Concilie van Nikaia. We beschikken daarnaast, zoals in eerdere blogs aangegeven, over de Armeense tekst van een deel van de uitnodiging. Verder is er wat correspondentie: de brief die de vergadering van bisschoppen stuurde naar de kerk in Egypte en twee brieven van Constantijn. Een derde keizerlijk schrijven betreft de verbanning van twee bisschoppen uit Bithynië. Deze correspondentie wordt geciteerd door de kerkhistorici Sokrates en Theodoretos.

Daarnaast kennen we de in Nikaia genomen beslissingen (de canones) in een bewerkte, Byzantijnse versie en in een ingekorte versie van de kerkhistoricus Rufinus. De beste versie lijkt de Aramese te zijn, te vinden in de Armeense collectie waar ook de uitnodiging toe hoort. Het besluit over de paasdatum is volledig overgeleverd in de Latijnse vertaling van bisschop Caecilianus van Karthago.

Alles bij elkaar hooguit vijf of zes A4tjes: meer primaire bronnen zijn er niet. Met Athanasios van Alexandrië en Eusthathios van Antiochië, allebei onverzoenlijke tegenstanders van Areios, komen we al in de sfeer van de terugblik. En met de vier kerkhistorici Rufinus, Sokrates, Sozomenos en Theodoretos zitten we driekwart eeuw later. Dit zijn secundaire bronnen. Dat zij het echter eens zijn over bepaalde zaken die niet bij Eusebios te vinden zijn, suggereert dat er minimaal één andere door dit viertal gedeelde bron is geweest die zij betrouwbaar achtten. Vermoedelijk waren het meer bronnen.

Ze zijn echter, zoals zo vaak in de Oudheid, verloren gegaan. We mogen nog wel hopen op de publicatie van Armeens en Aramees materiaal, want dat is nog lang niet allemaal uitgegeven.

Moderne geschiedschrijving

Als ik afga op de bezoekersaantallen, dan zijn de voorafgaande vijf blogjes u goed bevallen. De stof is boeiend genoeg. Ongeacht wat men denkt van het moderne christendom: in 325 is dat ontstaan in een voor ons herkenbare vorm. Dat geeft het onderwerp een zeker belang.

Het is daarnaast ook wetenschappelijk interessant, want we kunnen de continuïteit van toen tot nu documenteren. Ik houd niet van claims dat in de Oudheid dingen zijn ontstaan die nog steeds bestaan, want de bewering dat een aspect van de ene, antieke samenleving de andere, moderne samenleving beïnvloedt, is sociaalwetenschappelijk van aard, terwijl oudheidkundigen zulke claims zelden met het sociaalwetenschappelijk instrumentarium onderbouwen. Anders gezegd: menig oudheidkundige bedrijft simsalabimsociologie. In dit geval is echter overtuigend aan te tonen dat een gebeurtenis uit een oude cultuur vormende werking (agency) heeft op onze cultuur.

Tel uit je winst. Als je als oudheidkundige eens wil tonen wat je vak inhoudt, dan heb je met het Concilie van Nikaia een dijk van een thema. Het onderwerp heeft belang en is boeiend. De continuïteit is overtuigend bewijsbaar. Je kunt vertellen wat oudheidkundige tekst- en bronkritiek is. De wezenlijke vraag of individuen als keizer Constantijn de geschiedenis vormgeven, of dat er daarnaast dieperliggende processen zijn, valt mooi te illustreren. De meertaligheid van de oude wereld is hier mooi zichtbaar. Je kunt uitleggen dat het mogelijk is een narratief te baseren op bronnen maar dat zoiets desondanks onvolledig is zonder reflectie op welke informatie verloren is gegaan. Je kunt een knipoog geven naar Nikolaas van Myra. Het gaat over de Late Oudheid, die momenteel sterk in de belangstelling staat. En vooral: het publiek vraagt om niet vanuit kerkelijk perspectief geboden informatie over het ontstaan van een wereldgodsdienst.

Gemiste kans

Maar nu moet ik onze Nederlandse oudhistorici even beknorren. Ze hebben deze kans vermoedelijk weten te missen. Ik schrijf “vermoedelijk” omdat er één boek is gepubliceerd, namelijk De erfenis van het Concilie van Nicea. Samen beraden, geloven en vieren van Peter Nissen. Ik heb het nog niet kunnen lezen – ik was in Frankrijk – en hoop dat ik me vergis, maar het boek lijkt vooral het pastoraat te willen dienen. Ik lees althans hier dat het “gespreksvragen om door te praten binnen de parochie, gemeente of gespreksgroep” bevat en dat het is “aangevuld met gebeden, mooie citaten, afbeeldingen en liturgisch materiaal voor vieringen”.

Begrijp me niet verkeerd: ik heb niets tegen liturgisch materiaal of theologie. Maar het ontstaan van een wereldgodsdienst is een voor iedereen belangrijk thema, voor oudheidkundigen te belangrijk om uit te besteden aan theologen. Wie meer over Nikaia wil lezen, kan terecht bij het fijne boek van Claire Reggio, Nicée. 1700 ans d’histoire, dat een paar weken geleden is verschenen. Ik heb er bij het schrijven van deze reeks veel aan gehad. Zeer aanbevolen.

#agency #Areios #AthanasiosVanAlexandrië #Caecilianus #ConcilieVanNicea #ConstantijnDeGrote #EersteConcilieVanNikaia #EusebiosVanCaesarea #EusthathiosVanAntiochië #NikolaasVanMyra #paasdatum #PeterNissen #primaireBron #Rufinus #secundaireBron #SokratesKerkhistoricus_ #Sozomenos #Synodikon #tekstkritiek #Theodoretos #vormendeWerking

1700 jaar Nikaia (1): iets nieuws? - Mainzer Beobachter

1700 jaar geleden, in mei 325, schiep het Concilie Nikaia een voor ons herkenbaar christendom, maar het was geen schepping uit het niets.

Mainzer Beobachter

1700 jaar Nikaia (4): beraadslagingen

Een beruchte scène uit het Concilie van Nikaia: Nikolaas van Myra staat op het punt een opponent een klap te geven (Rila-klooster)

De uitnodiging voor het Concilie van Nikaia, dat vandaag 1700 jaar geleden begon, lijkt gepaard te zijn gegaan met een oproep om klachten en wensen te formuleren. Dit was het moment, zo lijken de organisatoren gedacht te hebben, om misstanden te benoemen en te verhelpen. Deze cahiers des doléances, om eens een analogie te introduceren, vormden de basis van enkele libelli, “boekjes”, waarin de uiteenlopende klachten thematisch waren geordend. Er moet dus een staf zijn geweest die alles las en ordende voordat het aan de keizer werd aangeboden.

Die liet de libelli echter ongeopend verbranden. De politicus die Constantijn was, wilde zaken doen en kon het niet hebben dat er aan het begin van de vergadering blijken van wantrouwen waren in de richting van de mannen met wie hij moest overleggen. Dat is althans hoe de kerkhistoricus Theodoretos het presenteert. Zijn collega Sozomenos vergelijkt de daad met de vergevingsgezindheid van God. Het is overigens niet uitgesloten dat Constantijn wel degelijk op de hoogte was van de inhoud, al was het maar omdat de brieven die aan de libelli ten grondslag hadden gelegen, er gewoon nog waren.

De wijze waarop we over dit voorval zijn geïnformeerd, is heel interessant. Het is namelijk alleen bekend uit de boeken van de vijfde-eeuwse kerkhistorici Rufinus, Sokrates en de zojuist genoemde Sozomenos en Theodoretos; we lezen het niet bij Eusebios van Caesarea, die in Nikaia aanwezig was. De consensus van de latere auteurs bewijst dat er informatie circuleerde die Eusebios dus heeft onderdrukt. Het is immers niet bepaald een compliment aan de keizer, wiens heiligenleven de bisschop van Caesarea aan het schrijven was. Maar we kunnen dus waardevolle informatie vinden bij niet-ooggetuigen.

Het concilie in actie

Dat onze bronnen, ook al zijn ze secundair, accurate informatie bevatten, blijkt ook uit het geboden beeld. Het concilie was bepaald geen vergadering van heiligen. De beraadslagingen waren bitter; met hun scheldpartijen en persoonlijke aanvallen gedroegen de aanwezige bisschoppen zich maar al te menselijk.

Het criterium van de gêne is van toepassing. Dat is een door historici gehanteerde vuistregel, die behelst dat elke auteur een verhaal heeft om te vertellen, bijvoorbeeld dat de kerkvergadering door de Heilige Geest was geïnspireerd, en dat informatie die dit tegenspreekt, te algemeen bekend was om te onderdrukken. Anders gezegd: de lezers van de diverse kerkgeschiedenissen wisten dat het er in Nikaia hard aan toe was gegaan.

Dat betrof vermoedelijk niet de al genoemde kwestie van de traditionele autonomie van de bisschoppen. Was het concilie wel bevoegd regels te geven? We lezen niets over discussie en dat is ook niet zo vreemd: het zou een vreemd bestuurlijk gremium zijn dat zichzelf, nadat het zichzelf bevoegdheden heeft toegekend, die weer in twijfel trekt.

Er was zeker wel discussie over de paasdatum. Ooggetuige Eusebios vertelt in zijn geïdealiseerde keizerbiografie dat Constantijn geduldig luisterde en aandrong op eendracht en gematigdheid – wat een heel nette manier is om te zeggen dat de discussie geagiteerd verliep. Dankzij Constantijns geduld liep alles echter goed af, aldus Eusebios.

De Zoon en de Vader

Eusebios erkent verder dat de gemoederen op zeker moment hoog opliepen, zonder uit te leggen dat dit de relatie tussen God de Vader en God de Zoon betrof. Zoals ik al eens eerder uitlegde hadden de christelijke theologen, doordat ze zich bedienden van het jargon van de neoplatoonse filosofie, de problemen van de uitleg van Plato’s Timaios geïmporteerd. De Alexandrijnse geestelijke Areios (c.250-336) had enkele jaren voor het concilie de knuppel in het hoenderhok geworpen door te stellen dat Christus, het woord van God, was onderworpen aan de tijd en er niet altijd was geweest. Dat betekende dat God Christus had geschapen, dus van mening was veranderd en dus onvolmaakt was. Het betekende tevens dat de Zoon lager in de kosmische hiërarchie stond dan de Vader, wat weliswaar prima viel te beargumenteren aan de hand van het Nieuwe Testament, maar zich slecht liet rijmen met het idee dat alleen een wezen dat volledig goddelijk was de mensheid kon verlossen.

Was Areios in Nikaia aanwezig? Hij lijkt uitgenodigd te zijn geweest, en zijn tegenstanders (Eusthathios van Antiochië, Alexandros van Alexandrië en diens rechterhand Athanasios) waren er zeker, maar ter plekke werd uit Areios’ geschriften voorgelezen. (Het luisteren naar die teksten zou, zo vernemen we, de hoogwaardige aanwezigen pijn aan de oren hebben gedaan.) Dat de teksten werden voorgelezen, suggereert dat Areios er niet was en maakt het mogelijk dat de bisschoppen werden geconfronteerd met een zó gekozen selectie dat ze de inhoud wel verwerpen moesten. Eusebios, die het met Areios eens was maar zijn persoonlijke oordeel uiteindelijk ondergeschikt maakte aan de kerkelijke eenheid, vermeldt hierover niets.

Ik noem op dit punt nog even de late anekdote dat bisschop Nikolaas van Myra een van de verdedigers van Areios’ leer (of was het Areios zelf?) een pets heeft verkocht. De historiciteit staat ter discussie, maar te midden van de ruziënde bisschoppen zou het best mogelijk zijn geweest.

[wordt vervolgd]

#AlexandrosVanAlexandrië #Areios #AthanasiosVanAlexandrië #ConcilieVanNicea #ConstantijnDeGrote #criteriumVanDeGêne #EersteConcilieVanNikaia #EusebiosVanCaesarea #EusthathiosVanAntiochië #NikolaasVanMyra #Rufinus #SokratesKerkhistoricus_ #Sozomenos #Synodikon #Theodoretos

1700 jaar Nikaia (1): iets nieuws? - Mainzer Beobachter

1700 jaar geleden, in mei 325, schiep het Concilie Nikaia een voor ons herkenbaar christendom, maar het was geen schepping uit het niets.

Mainzer Beobachter

1700 jaar Nikaia (1): iets nieuws?

Een achttiende-eeuwse weergave van het Concilie van Nikaia (325).

Aanstaande dinsdag is het 1700 jaar geleden dat in Nikaia, het huidige İznik in Turkije, een enorme vergadering begon van christelijke leiders: het Concilie van Nikaia. (Ook wel aangeduid als Nicea, maar ik wil niet invisibiliseren.) Onder toezicht van keizer Constantijn de Grote stelden de bisschoppen een formule vast waarmee ze de relatie tussen God de Vader en God de Zoon konden beschrijven; verder namen ze besluiten over de berekening van de paasdatum, de organisatie van de kerk en de levenswijze van de geestelijken.

Uit de baaierd aan christelijke vormen ontstond één christendom, dat nog steeds bestaat. De beslissingen zijn na al die eeuwen zó vanzelfsprekend, dat we niet langer herkennen hoe revolutionair ze ooit waren.

Innovaties

Het eerste punt is dat Constantijn alleen bepaalde leiders uitnodigde, namelijk bisschoppen die meenden dat wie Christus vereerde, niet ook andere goden mocht vereren. Dit exclusivisme was in de antieke wereld allerminst vanzelfsprekend en nog vér na het Concilie van Nikaia waren er volop christenen die ook naar synagogen of heidense tempels gingen. Volgens de conciliedeelnemers en de huidige kerken zouden dat geen christenen zijn, maar dat zagen zij zelf natuurlijk anders.

Een tweede revolutionaire innovatie was dat er voor de christenen maar één manier kon zijn om over het goddelijke te denken, de orthodoxe. Ook dit speelt nog altijd een rol in het christendom. Het onderscheid tussen de oosterse en westerse kerken gaat bijvoorbeeld terug op (na Nikaia geformuleerde) verschillende opvattingen over Christus.

Nikaia introduceerde ook de methode om de doctrine vast te stellen: door een vergadering. Alle bisschoppen waren officieel gelijk en in de zin dat ieders mening (althans officieel) het zwaarst woog, was de intellectuele discussie in Nikaia een democratie van experts. Als men het eens was, zo was de redenering, dan moest het zijn doordat de Heilige Geest de aanwezigen in de juiste richting leidde. (Zie het plaatje hierboven, waarin de Heilige Geest in de vorm van een duif neerdaalt.) Hiermee werd feitelijk gezegd dat niet alleen de heilige schrift, maar ook de consensus der bisschoppen geïnspireerd was en een bron van religieus gezag. Deze blog is niet de plek om uit te weiden over latere discussies over het leergezag, maar ik denk dat de aanwezigen in Nikaia vreemd zouden hebben opgekeken van het aforisme van paus Benedictus XVI dat waarheid niet democratisch wordt bepaald.

Een laatste innovatie uit 325 is inmiddels wat op de achtergrond geraakt, althans in Europa: dat de overheid een rol had bij het bepalen of handhaven van de christelijke rechtzinnigheid. Een Europese regeringsleider mag nu dan wel zeggen dat jeder mag nach seiner Façon selig werden, maar overheidsbetrokkenheid bij de orthodoxie is eeuwenlang een belangrijk aspect van de Europese cultuur geweest.

Kortom, in Nikaia ontstond het christendom zoals wij het kennen en het concilie heet met recht een belangrijke historische gebeurtenis. Bijzonder is bovendien dat we de invloed (vormende werking, agency…) van dit aspect van de antieke cultuur op onze cultuur kunnen onderbouwen met de relevante sociaalwetenschappelijke argumenten.

Was Nikaia wel zo innovatief?

Revoluties komen echter nooit zomaar. Niet alleen Constantijn, élke Romeinse magistraat voelde zich verantwoordelijk voor de goede relatie tussen zijn onderdanen en de goden (pax deorum). Dat dit zich vertaalde in orthodoxie, was slechts een beperkte innovatie. De relatie tussen God de Vader en God de Zoon oogt weliswaar als een nieuw, christelijk thema, maar feitelijk importeerden de theologen een oudere discussie over Plato’s Timaios – ik schreef er al eens over.

Ik noem ook de eed van trouw die keizer Decius in 249/250 eiste van al zijn onderdanen. Ze moesten verplicht offeren. Decius is de geschiedenis in gegaan als christenvervolger, maar de eed van trouw trof andere groepen even hard: denk aan pythagoreeërs, denk aan de groep rond het Corpus Hermeticum, denk aan neoplatonisten en denk aan anderen die moeite hadden met de antieke offerpraktijk. Het springende punt is dat Decius religie benutte om in een verdeeld imperium eenheid te scheppen. Een kwart eeuw later deed keizer Aurelianus hetzelfde door de verering van de zon voor te schrijven. Ook in dit opzicht bood Constantijn niets nieuws.

Keizer Diocletianus, die de verering van Jupiter en Hercules had benut om eenheid te scheppen, had andersdenkenden gewelddadig vervolgd: manicheeërs en christenen dus. En ook dit aspect is in Nikaia aanwezig. De betrouwbaarheid van de anekdote dat Nikolaas van Myra een opponent een klap zou hebben gegeven mag dan dubieus zijn, ze past bij het algemene karakter van de kerkvergadering. Er zijn namelijk meer anekdotes over verbaal en fysiek geweld. Constantijn stond niet boven intimidatie: de bisschoppen moesten eens lopen langs een erehaag van gardisten met getrokken zwaarden, en de keizer dwong de consensus over een compromisformule af met sancties.

Wat ik maar zeggen wil: Nikaia schiep een christendom, maar het was geen schepping uit het niets. Anderhalve eeuw geleden muntte Theodor Mommsen het aforisme dat vernieuwingen altijd tot uitdrukking worden gebracht middels bestaande vormen. Mommsens bekendste voorbeeld was het keizerschap van Augustus, dat weliswaar een revolutie was maar dat zich bediende van traditionele vormen. Hij zou ook het ontstaan van het christendom hebben kunnen noemen.

[morgen meer over het Concilie van Nikaia]

#agency #Augustus #Aurelianus #BenedictusXVI #christenvervolging #ConcilieVanNicea #ConstantijnDeGrote #CorpusHermeticum #Decius #Diocletianus #EersteConcilieVanNikaia #exclusivistischeChristenen #HeiligeGeest #neoplatonisme #nietExclusivistischeChristenen #NikolaasVanMyra #offer #orthodoxie #pythagorisme #TheodorMommsen #vormendeWerking

Nicaea (İznik) - Livius

Romeins Lycië

Het theater van Patara

[Dit is het laatste van vijf blogjes over Lycië; het eerste was hier.]

Na 168 v.Chr. was Lycië (landkaart) weliswaar onafhankelijk, maar het behoorde wel tot de Romeinse invloedssfeer. Echt onafhankelijk was het niet. Het kreeg te lijden tijdens de Eerste Mithridische Oorlog (89-85), toen koning Mithridates VI van Pontos alle Romeinse bezittingen in Klein-Azië aanviel. Toen de oorlog voorbij was, reorganiseerde Rome de politieke landkaart.  Diverse steden in het binnenland, zoals Oinoanda, hoorden voortaan bij Lycië. Faselis werd weliswaar nog een tijdje bezet door de Cilicische Piraten, maar die vormden geen partij voor de Romeinse generaal Pompeius de Grote, die in 67 v.Chr. het Nabije Oosten opnieuw reorganiseerde.

Een paar jaar later bezocht de Romeinse politicus Cicero Lycië en beschreef het gebied als een “Griekenland”. Dit suggereert dat de bovengenoemde fantastische verhalen inmiddels algemeen werden beschouwd als nauwkeurige beschrijvingen van de begindagen. De Romeinse politicus merkte ook op dat de Lyciërs, als ze aan het einde van hun toespraken zijn, dichtbij het zingen komen.noot Cicero, Orator 18.57.

De Romeinse Keizertijd

In de jaren na de moord op Julius Caesar viel een van de moordenaars, Brutus, Lycië binnen. Xanthos werd meedogenloos aangeslagen voor een bijdrage aan de krijgskas en het was duidelijk dat het land, hoewel formeel onafhankelijk, in feite Romeins grondgebied was. (Na de verwoesting van Xanthos werd Patara de nieuwe hoofdstad.) Enkele jaren later schreef de Grieks-Romeinse aardrijkskundige Strabon dat Lycië een goed bestuurd gebied was, wat eigenlijk wilde zeggen dat de Romeinse overheid er geen omkijken naar had.noot Strabon, Geografie 14.3.3. De Romeinen annexeerden het uiteindelijk in 43 na Chr. en creëerden toen de nieuwe provincie Lycia et Pamphylia.

Twaalf Lycische goden; hun positie boven twaalf dieren, gaat terug op de Bronstijd (Archeologisch Museum, Antalya)

Het Romeinse Rijk garandeerde rust, en we horen weinig over Lycië. De Lycische Bond, die inmiddels dertig steden telde, speelde nog een rol in de cultus voor de keizer, maar was geen politieke instelling meer. Onze bronnen noemen geen sensationele gebeurtenissen. Plinius de Oudere vertelt ergens een onschuldige anekdote over een gouverneur die met zeventien gasten had gedineerd onder een plataan. Dezelfde schrijver wijdt een vriendelijk woord aan de wijn uit Telmessos. Andere bronnen noemen Lycische sponzen (die Aristoteles al eens had genoemd als iets speciaals) en de saffraan van Olympos. Geen serieuze gebeurtenissen, met andere woorden.

Van verschillende keizers is bekend dat ze gebouwen in Lycië hebben opgericht. Hadrianus gelastte bijvoorbeeld de aanleg van betere faciliteiten in de haven van Myra. Antoninus Pius greep in na een aardbeving en werkte daarbij samen met een Lycische miljardair genaamd Opramoas van Rhodiapolis. Iets later worden ook Septimius Severus en Caracalla genoemd als weldoeners van de Lycische steden. De brug in Limyra, een van de oudste bruggen met segmentbogen ter wereld, is niet nauwkeurig te dateren, maar is zeker een constructie uit de Romeinse keizertijd. Een speciale vermelding verdient de filosofische inscriptie van Diogenes van Oinoanda.

De markt van Oinoanda

Langzaam verdwijnt Lycië echter nog verder uit onze bronnen. De Byzantijnse auteur Zosimos weet van een bandietenleider, Lydios, die Pamfylië en Lycië teisterde, totdat de Romeinse keizer Probus hem gevangennam in het aangrenzende Pisidië.noot Zosimos, Nieuwe Geschiedenis 1.69. We vernemen verder van christelijke leiders, maar zelfs de beroemdste van hen, Nikolaas van Myra, is slechts een naam. In 366 vluchtte een usurpator – dit is misschien niet helemaal de juiste naam, want hij kwam uit de oude keizerlijke dynastie – genaamd Procopius naar de bergen van Lycië, maar hij werd uitgeleverd aan keizer Valens, die hem liet onthoofden. Nogmaals: het zijn maar anekdotes.

Toch weten we dat de bevolking stabiel bleef en dat Lycië niet echt leed onder bijvoorbeeld de epidemie van 541. Misschien lag het te ver van de grote handelsroutes om aan de ziekte te lijden. Het is verder opvallend dat de bevolkingsafname in de Late Oudheid, Lycië betrekkelijk laat trof. Toen tegen het midden van de zevende eeuw de Arabieren begonnen de kusten te plunderen, werd de regio echter hard getroffen. De Middeleeuwen waren nu ook begonnen in Lycië.

#AntoninusPius #Caracalla #Cicero #CilicischePiraten #DiogenesVanOinoanda #EersteMithridatischeOorlog #Faselis #GnaeusPompeiusMagnus #Hadrianus #JuliusCaesar #Limyra #Lycië #MithridatesVIEupator #Myra #NikolaasVanMyra #Oinoanda #Olympos #OpramoasVanRhodiapolis #Patara #ProcopiusUsurpator_ #Rhodiapolis #Rhodos #SeptimiusSeverus #StrabonVanAmaseia #Telmessos #Tlos #Valens #Xanthos #Zosimos

Lycië in de Bronstijd - Mainzer Beobachter

In het zuidoosten van het huidige Turkije ligt het bergachtige Lycië, dat een heel eigen verleden heeft. We kennen het al uit de Bronstijd.

Mainzer Beobachter