On Saturday, whilst metal detecing I found this beautiful silver Roman coin, in amazing condition. it is a silver Roman denarius of Caracalla (AD 198-217) dating to c. AD 212 :) #metadetecting #history #roman #coin #caracalla #denarius #FindsFriday

II Parthica, Romes strategische reserve

Felsonius Verus, standaarddrager van II Parthica. Hij heeft de adelaarstandaard van zijn legioen opgeruimd in een beschermende kooi, klaar voor transport (Apamea)

In de eerste twee eeuwen van onze jaartelling plaatsten de Romeinen hun legioenen niet ver van de Rijn, Donau en Eufraat. De transportwegen moesten immers worden bewaakt en bijkomend voordeel was dat een vijand altijd een rivier moest oversteken, wat meestal wat voorbereiding vergde en dus de verdediger tijdwinst opleverde. Het nadeel van deze vorm van lijnverdediging was dat als de vijand eenmaal was doorgebroken, hij meteen diep het imperium kon binnendringen. Vandaar dat in de Late Oudheid een mobiele strategische reserve bestond.

Ontstaan

Het initiatief kwam van keizer Lucius Septimius Severus (r.193-211). In het kader van zijn oorlog tegen het Parthische Rijk formeerde hij drie nieuwe legioenen: I Parthica en III Parthica bleven in het oosten, maar II Parthica ging met hem mee naar Rome, kreeg een basis op de Albaanse Berg en diende voortaan als strategische reserve. Het legioen, dat tevens diende als tegenwicht tegen de Praetoriaanse Garde in Rome, kreeg al snel een tweede bijnaam, Albana.

Archeologen hebben de begraafplaats op de Albaanse Berg geïdentificeerd en we beschikken ook over grafstenen uit andere delen van het Romeinse Rijk. Een interessant trekje is dat de legionairs van II Parthica niet alleen hun legioensnaam, maar ook hun centuria (bataljon) vermeldden. Alleen de soldaten van II Traiana Fortis die in Alexandrië hun kameraden begroeven, hadden dezelfde gewoonte. Dit suggereert dat de eerste soldaten van het Tweede Parthische Legioen zijn gerekruteerd onder de gelijkgenummerde Alexandrijnse eenheid.

Elf jaar afwezig

Een strategische reserve zet je doorgaans in op een bedreigd punt en omdat Rome in de derde eeuw nogal eens werd bedreigd, marcheerde II Parthica van hot naar her. Waarschijnlijk zette Septimius Severus het in tijdens zijn Britse campagne (208-211) en nam zijn zoon en opvolger Caracalla het legioen mee bij zijn veldtocht tegen de Alamannen in 213. Het bewijs hiervoor is een grafschrift uit Worms, dat echter ook kan verwijzen naar de Germaanse oorlogen van Severus Alexander of Maximinus Thrax (234-236). II Parthica heeft zeker tegen de Parthen gevochten in de campagnes van 214-217. De commandant was betrokken was bij de moord op keizer Caracalla en de troonsbestijging van Macrinus.

In de winter van 217/218 verbleef II Parthica in Apameia in Syrië, waar het de zijde koos van weer een nieuwe pretendent: Caracalla’s familielid Bassianus, beter bekend als keizer Heliogabalus, die op dat moment al de steun had van III Gallica. Na de troonsbestijging van Heliogabalus kreeg het legioen de bijnaam Pia Fidelis Felix Aeterna (“eeuwig trouw, loyaal en gelukkig”). Het is denkbaar dat de soldaten die tijdens de actie waren gesneuveld, als groep zijn begraven. De grafstenen stonden in Apameia op een veldje te wachten op een officiële publicatie, die er bij mijn weten nooit meer is gekomen. Of ze er nog staan, nu Apameia systematisch is geplunderd, weet ik niet, maar kijk wel even hier en daar.

In elk geval keerde II Parthica samen met Heliogabalus terug naar Rome (218/219). Het kan wel elf jaar uit Italië zijn weggeweest, als het legioen inderdaad deelgenomen heeft aan de campagnes in Schotland, tegen de Alamannen en tegen de Parthen.

Grafschrift uit Worms (Andreasstift)

Opnieuw op mars

In 231 vertrok keizer Severus Alexander naar het oosten om te strijden tegen een nieuwe vijand: de Sassanidische Perzen, die inmiddels de Parthen hadden vervangen. Opnieuw had II Parthica zijn winterverblijf in Apameia. De veldtocht verliep in zoverre succesvol dat de Perzische expansie een halt werd toegeroepen. Misschien behoren de hierboven genoemde grafstenen uit Apameia bij deze gevechten.

Vervolgens marcheerde Severus Alexander via de Balkan en langs de Donau naar het Rijnland, waar II Parthica opnieuw een rol speelde in een oorlog tegen de Alamannen. De soldaten waren aanwezig in Mainz toen Severus Alexander werd vermoord (235). Later steunden ze zijn opvolger Maximinus, die de Germaanse oorlog succesvol afrondde.

In de daaropvolgende jaren vocht II Parthica met Maximinus tegen de Sarmaten in wat nu Hongarije is, en nam het deel aan zijn campagne in Italië, waar de Senaat in opstand was gekomen. De senatoren hadden twee nieuwe keizers gekozen, Pupienus en Balbinus, en Maximinus was gedwongen op Rome te marcheren. De soldaten van II Parthica wisten echter dat hun familieleden als gijzelaars dienden en hadden weinig zin in deze oorlog. Ze doodden Maximinus dus in Aquileia. Daarna marcheerden ze naar Rome terug, waar inmiddels Gordianus III aan de macht was gekomen. Het legioen was zeven jaar weggeweest.

Het bleef niet lang in Italië. De begraafplaats op de Albaanse Berg bevat geen grafstenen die jonger zijn dan de regering van Gordianus. De volgende dateerbare inscriptie is de grafsteen van een standaarddrager, Felsonius Verus, gevonden in (alweer) Apameia. Diens grafschrift noemt zijn eenheid II Parthica Gordiana, wat bewijst dat het Tweede bij Gordianus was tijdens zijn Perzische Oorlog (242-244).

In februari 249 was het legioen weer in Italië, hoewel niet per se op de Albaanse Berg. In de tussentijd heeft het misschien deelgenomen aan de oorlog tegen de Carpi van Philippus Arabs. In de tweede helft van 249 streed II Parthica voor deze keizer tegen diens rivaal Decius, maar werd het verslagen bij hetzij Verona in Noord-Italië, hetzij Beroea in Macedonië.

Inscriptie van een soldaat van II Parhica (Capitolijnse Musea, Rome)

Latere veldtochten

Inscripties bewijzen dat II Parthica zich gedurende de volgende halve eeuw in allerlei delen van het imperium bevond, maar het is moeilijk de volgorde van de diverse campagnes vast te stellen. Zeker is dat het Tweede Parthische Legioen in het rond 260 uitgebroken conflict tussen de keizers Gallienus (in Italië) en Postumus (in Gallië) eerstgenoemde steunde, waarvoor het werd beloond met bijnamen als Pia V Fidelis V (“vijfmaal trouw en loyaal”), Pia VI Fidelis VI en ten slotte Pia VII Fidelis VII.

Omdat Gallië tot 274 onafhankelijk was, kan een in Bordeaux gevonden inscriptie met vermelding van II Parthica daar pas in het laatste kwart van de derde eeuw zijn achtergelaten. Een inscriptie uit Arabia Petraea behoort mogelijk tot Aurelianus’ campagnes tegen keizerin Zenobia van Palmyra, dus ruwweg 272-273. Andere inscripties zijn te vinden in Thracië, Numidië en Cilicië. Zoals gezegd: ondateerbaar.

Het Tweede Parthische Legioen bevond zich aan het begin van de vierde eeuw in Italië en is vrijwel zeker ontbonden door Constantijn de Grote. Na zijn overwinning bij de Milvische Brug (oktober 312) reorganiseerde hij namelijk het stedelijk garnizoen. In elk geval wordt niet meer vermeld in onze bronnen of op inscripties.

Hoewel – er is een uitzondering. Rond 400 was een legioen met dezelfde naam, samen met II Armeniaca en II Flavia, gelegerd in Bezabde aan de Tigris, het huidige Cizre. Deze eenheid moet teruggaan op een verzelfstandigde onderafdeling, maar het kan ook een afsplitsing zijn van het in de buurt gelegerde I Parthica. In elk geval kon deze eenheid de verovering van Bezabde door de Perzen in 360 niet voorkomen, waarna II Parthica definitief verdwijnt.

#Alamannen #AlbaanseBerg #Apameia #Aquileia #Aurelianus #Balbinus #Bezabde #Bordeaux #Caracalla #Cizre #ConstantijnDeGrote #CrisisVanDeDerdeEeuw #Decius #FelsoniusVerus #Gallienus #GallischeRijk #GordianusIII #Heliogabalus #IParthica #IIArmeniaca #IIFlavia #IIParthica #IITraianaFortis #IIIGallica #inscriptie #legioen #Macrinus #Mainz #MaximinusThrax #Palmyra #ParthischeRijk #PhilippusArabs #Postumus #PraetoriaanseGarde #Pupienus #RomeinsLeger #SeptimiusSeverus #SeverusAlexander #VMacedonica #Worms #Zenobia

Romeins Lyon

Het altaar van de drie Gallische provincies in Lyon (Thermenmuseum, Heerlen)

Ik ben gisteravond aangekomen in Lyon. Een oude stad, met een voor-Romeins verleden. Er zijn hier twee Keltische nederzettingen geïdentificeerd, waarschijnlijk bewoond door de stam van de Segusiavi; ze gaan terug op de vroege La Tène-tijd, zeg maar 450 v.Chr. De ene nederzetting was een oppidum, een heuvelfort, op de westelijke oever van de Saône; deze locatie staat bekend als Fourvière. De andere nederzetting lag op de landtong tussen de Saône en de Rhône. Deze vroege stad heette mogelijk Lugudunon (“heuvel van Lugus”). Die naam is in elk geval aangetroffen op een munt uit 42 v.Chr. Het moge duidelijk zijn dat de Latijnse naam Lugdunum daarvan is afgeleid.

Het vroege Lyon lag dus aan de samenvloeiing van twee belangrijke rivieren. De Saône verbond de regio met de Moezel en de Rijn, en de Rhône leidde in de richting van de Boven-Donau. We kunnen ons het vroege Lyon voorstellen als een handelscentrum. Dat wordt bevestigd door de aanwezigheid van Italische amforen en Grieks aardewerk.

Romeinse verovering

De Romeinen veroverden de vallei van de Rhône vanuit het zuiden en onderwierpen rond 120 v.Chr. de Allobrogen. Toen ze het gebied onder controle hadden, stichtten de Romeinen eerst de stad Vienna, het huidige Vienne. Dit werd het centrum waar kooplieden elkaar ontmoetten, maar na een Allobrogische opstand in (ik meen) 61 v.Chr. verplaatsten de Italische kooplieden hun kantoren van Vienne naar Lugdunum. In het volgende jaar, 60 v.Chr., kondigden de Helvetiërs aan dat ze stroomafwaarts langs de Rhône zouden trekken om zich in Aquitanië te vestigen. Ze zouden dus langs Lyon komen. Dat was voldoende voor de Romeinse generaal Julius Caesar om in te grijpen. In 58 veroverde hij de heuvel Fourvière, die verder een van zijn bases zou zijn tijdens de daaropvolgende oorlog in Gallië.

Lucius Munatius Plancus (Lugdunum musée, Lyon)

De stad werd in 43, na de dood van Caesar, door Lucius Munatius Plancus formeel georganiseerd als een colonia, een volksplanting. De nieuwe inwoners moeten veteranen uit de legioenen van Caesar zijn geweest. Lyon had enige tijd het privilege om zilveren munten te slaan, wat het noodzakelijk maakte om de stad te te voorzien van een garnizoen dat haar tegen overvallers beschermde. De Cohors XIII urbana zou twee eeuwen lang in Lyon blijven.

In de jaren dertig van de eerste eeuw v.Chr. reorganiseerden de Romeinen de Gallische gebieden die Caesar had veroverd. Ze maakten er drie provincies van en legden een netwerk van wegen aan. Generaal Agrippa, de rechterhand van Caesars opvolger Octavianus, legde belangrijke wegen aan: één van Lyon naar Bordeaux in het westen, één van Lyon naar Genève en Augst in het noordoosten, en één van Lyon naar het noorden. Deze laatste route splitst in een weg naar Reims in het noordwesten en een weg naar Trier en Keulen in het noordnoordoosten.

In 12 v.Chr. wijdden de Romeinen een altaar aan Roma en Augustus op de heuvel Croix-Rousse.noot Cassius Dio, Romeinse geschiedenis 54.32.1. Elk jaar kwamen Gallische leiders hier samen om zaken te bespreken. De verovering was voorbij; Lyon was de hoofdstad van de Drie Galliës geworden.

De matres (Lugdunum musée, Lyon)

De Romeinse stad

Hoewel Lyon een belangrijk centrum van het Romeinse bestuur was, werd het nooit een stad zoals Karthago, Efese, Antiochië of Alexandrië. Toch besloeg het ongeveer 350 hectare en had het meer dan 30.000 inwoners (twee keer zo groot als Pompeii en ongeveer evenveel als Keulen), en werd het beschouwd als de grootste stad in Gallië na Narbo.noot Strabon, Geografie 4.3.2. Lyon had een forum, een tempel van Roma en Augustus, een heiligdom voor Kybele, een aquaduct, een theater, een odeon, een amfitheater en een circus voor wagenrennen. Het was echter vooral de plek waar allerlei handelaren en kooplieden elkaar ontmoetten.

Verschillende keizers en prinsen bezochten de stad. Toen Drusus de stad bezocht in 10 v.Chr., beviel zijn vrouw Antonia van een zoon, Claudius (de toekomstige keizer). Keizer Caligula verbleef in Lyon tijdens zijn noordelijke rondreis. In 68 na Chr. was de stad het centrum van de opstand van Vindex, die werd onderdrukt maar leidde tot de val van keizer Nero. Trajanus en Hadrianus, die de stad in 119 bezocht, bouwden monumenten. In 185 werd de toekomstige keizer Caracalla in Lyon geboren.

Het odeon

Een internationale stad als Lyon trok immigranten. Soms onvrijwillig, zoals Herodes Antipas, de Romeinse vazalvorst in Galilea, die hier in ballingschap moest. Van anderen weten we niet waarom ze zich vestigden in Lyon, al zal handel een reden zijn geweest. De christelijke gemeenschap, in 177 wreed vervolgd, was voor een groot deel Griekstalig.

Na de ongelukkige regering van Publius Helvius Pertinax (in de eerste maanden van 193) en de coup van Didius Julianus, was er de tegencoup van Septimius Severus, die een rivaal had in het westen, Clodius Albinus. Severus versloeg Albinus in een veldslag bij Lyon. Omdat het garnizoen van Lyon, de Cohors XIII urbana, de kant van de laatste had gekozen, beval Septimius Severus onderafdelingen van twee legioenen (VIII Augusta en XXII Primigenia) om voortaan als garnizoen van Lyon te dienen.

Christelijke grafsteen (Lugdunum musée, Lyon)

Late Oudheid

Na het midden van de derde eeuw werd de Rijngrens bedreigd en werd de zetel van de Romeinse regering verplaatst naar het noordoosten, waar Keulen, Mainz en Trier steeds belangrijker werden. Voor Lyon was dit het begin van een gestage neergang. Er was geen geld om het aquaduct, dat zo belangrijk was voor een grote stad, te herstellen. Toch werd de stad nog steeds bezocht door keizers (bijv. Constantijn de Grote) en usurpatoren (bijv. Magnentius, die in Lyon zelfmoord pleegde). Vienne overvleugelde Lyon.

Lyon groeide uit tot een belangrijk christelijk centrum, met een bisschoppelijk paleis aan de oevers van de Saône, een doopkapel en een kerk die was gewijd aan Johannes de Doper (de huidige kathedraal). Op de oude begraafplaatsen buiten de muren werden verschillende grafbasilieken gebouwd.

In 460 werd Lyon de residentie van de Bourgondiërs, die uiteindelijk in 532 door de Franken werden veroverd. Maar dat is een ander verhaal.

#Allobrogen #Augustus #Bourgondiërs #Caracalla #Claudius #ConstantijnDeGrote #Gallië #Helvetiërs #Kybele #LuciusMunatiusPlancus #LugdunumLyon_ #Lyon #Magnentius #MarcusVipsaniusAgrippa #martelarenVanLyon

🪷 An #Antinous-like youth at Berlin's Altes Museum strikes the same pose as the Polignac #Antinoos bust while #Caracalla scowls fiercely. Emperor Caracalla was born on 4 April 188 AD, and was assassinated on 8 April 217 AD. 🪷

Een oud legioen: VII Claudia (2)

Afgietsel van een beschadigde inscriptie van IIII Flavia Felix (?) en VII Claudia (Archeologisch Museum, Kostolac)

In de tweede eeuw na Chr. was VII Claudia – het eerste deel van dit blogje was hier – gestationeerd aan de Donau. De basis was Viminacium, iets ten oosten van Belgrado. Het is mogelijk dat het legioen na 86 deze basis enkele jaren moest delen met IIII Flavia Felix. In dat jaar waren de Daciërs het Romeinse Rijk binnengevallen, waarbij ze enkele legioenen hadden verslagen. Het Zevende en het Vierde moesten de provincie Moesia verdedigen, het Romeinse gebied bezuiden de Donau.

Dacië en Cyprus

In 88 viel een groot Romeins leger Dacië binnen, het huidige Roemenië, en generaal Tettius versloeg bij Tapae de Dacische koning Decebalus. Het Zevende was een van de negen betrokken legioenen. Helaas verhinderde de opstand van de gouverneur van Germania Superior, Lucius Antonius Saturninus (89) de uiteindelijke Romeinse overwinning.

Tijdens het bewind van keizer Trajanus werd de oorlog tegen de Daciërs hernieuwd (101) en opnieuw was VII Claudia een van de betrokken eenheden. In de winter die hierop volgde, diende Viminacium om het Romeinse leger samen te trekken dat Dacië in het tweede oorlogsjaar zou binnenvallen.

Trajanus’ Donaubrug (Thermenmuseum, Heerlen)

In de buurt, bij Drobeta, bouwden de Romeinen een beroemde brug over de Donau, ontworpen door Apollodoros van Damascus. Het is zeer waarschijnlijk dat soldaten van het Zevende werden ingezet bij de constructie. De eindoverwinning liet echter nog even op zich wachten, namelijk tot het jaar 106.

In 116 na Chr. kwamen de Joden in de oostelijke provincies van het Romeinse Rijk in opstand, geïnspireerd door een messias genaamd Lukuas. Trajanus stuurde het Zevende naar Cyprus, waar de legionairs de orde herstelden. Het is niet duidelijk vanaf waar ze naar Cyprus zijn gestuurd, maar het was waarschijnlijk vanuit Mesopotamië, waar Trajanus oorlog aan het voeren was tegen het Parthische Rijk. Een oorlog die overigens catastrofaal eindigde: de veroverde gebieden moesten in 117 worden opgegeven.

Helaas is de foto niet goed leesbaar, maar deze inscriptie uit Beiroet documenteert een soldaat van VII Claudia die streed op Cyprus (Louvre, Parijs).

De tijd van Marcus Aurelius

De Romeinen hadden meer succes na 161, toen keizer Lucius Verus, de broer van Marcus Aurelius, opnieuw ten strijde trok tegen de Parthen. Dit keer werden gebieden in Mesopotamië aan de Romeinse invloedssfeer toegevoegd.

Toen het Zevende uit deze oorlog terugkeerde, was het tijd om de noordelijke grens te reorganiseren, waar verschillende stammen, zoals de Marcomannen, de Sarmaten en de Quaden, onrustig waren geworden. Marcus Aurelius was hier tien jaar actief in wat een moeilijke oorlog bleek, In 169 was tweemaal de normale jaarlijkse instroom van rekruten nodig om VII Claudia op sterkte te houden. We weten dit omdat een inscriptie vermeldt dat in het jaar 195 ruim tweehonderd man werden gedemobiliseerd.

De gevechten eindigden met de dood van Marcus Aurelius. Zijn zoon en opvolger Commodus sloot een zeer voordelig vredesverdrag, en de regio bleef nog lange tijd heel rustig.

Verspreide vondsten bewijzen dat soldaten van VII Claudia in deze tijd ook buiten Viminacium actief waren. Verscheidene van hen dienden op het hoofdkwartier van de gouverneur van Moesia Superior; anderen bezetten forten aan de noordelijke oever van de Donau.

Grafsteen van een soldaat van VII Claudia (Archeologisch Museum, Split)

De Severische oorlogen

Toen de gouverneur van Pannonia Superior, Lucius Septimius Severus, in 193 werd uitgeroepen tot keizer, sloot het Zevende zich onmiddellijk bij hem aan. In een bliksemcampagne marcheerde Severus op Rome, waar hij Didius Julianus (de door de Senaat erkende keizer) versloeg en alleenheerser werd van het Romeinse Rijk.

Later speelde VII Claudia, of een onderafdeling, een rol in Severus’ campagne tegen zijn oostelijke rivaal Pescennius Niger. Het is waarschijnlijk dat deze legionairs tevens deelnamen aan een volgende veldtocht, die Severus ontketende tegen het Parthische Rijk. Die verliep succesvol: in het jaar 198 namen de Romeinen zelfs de Parthische hoofdstad Ktesifon in.

Severus werd opgevolgd door zijn zoon Caracalla, die van 216 tot 217 opnieuw oorlog voerde tegen de Parthen. Andere keizers die vochten in het oosten, waar de Sassanidische Perzen rond 225 de Parthen als heersers aflosten, waren Severus Alexander (r.231-233) en Gordianus III (r.243-244). Verschillende inscripties vermelden de aanwezigheid van soldaten van VII Claudia in het oosten.

Grafsteen van een soldaat van VII Claudia (Archeologisch Museum, Split)

De Late Oudheid

In het derde kwart van de derde eeuw werd het Romeinse Rijk van verschillende kanten bedreigd: de crisis van de derde eeuw. De Romeinen ontruimden de gebieden ten noorden van de Donau. Ook waren er legeropstanden. Mogelijk heeft het VII Claudia in 248 Pacatianius gesteund, een usurpator in Viminacium, gesteund – of misschien heeft het legioen die opstand wel onderdrukt. Er zijn uit deze jaren ook verschillende nederlagen bekend, waarbij het Zevende betrokken moet zijn geweest. Het moet echter ook een van de eenheden zijn geweest die in 269 een rol speelden bij een belangrijke overwinning op de Goten.

Tijdens het conflict tussen de keizers Gallienus en Postumus steunde het Zevende de eerste, waarvoor het de eretitels Pia VI Fidelis VI (“zesmaal trouw en loyaal”) en Pia VII Fidelis VII kreeg. Het is onbekend wanneer het de erenamen Pia II Fidelis II tot en met Pia V Fidelis V heeft gekregen.

In 273 waren soldaten van VII Claudia (en vier andere legioenen) betrokken bij de aanleg van wegen in het huidige Jordanië, zoals blijkt uit een inscriptie uit Qasr el-Azraq. Het Zevende was echter meestal te vinden aan de Donau, waar het vermoedelijk begin vijfde eeuw nog actief was.

#ApollodorosVanDamascus #Azraq #Caracalla #Commodus #CrisisVanDeDerdeEeuw #Dacië #Decebalus #Donau #Gallienus #GordianusIII #Goten #IIIIFlaviaFelix #legioen #LuciusAntoniusSaturninus #LuciusVerus #Lukuas #Marcomannen #MarcusAurelius #Moesia #Pacatianus #ParthischeRijk #Postumus #Quaden #RomeinsLeger #Sarmaten #SeptimiusSeverus #Servië #SeverusAlexander #Tapae #TettiusJulianus #Trajanus #Viminacium #XIClaudia

De triomfboog van Septimius Severus

De triomfboog van Septiumius Severus

Een van de liefste scenes die Hollywood ooit produceerde is die van een Amerikaanse journalist in Rome die, ’s nachts op weg naar huis wandelend, bij het Forum Romanum een jonge vrouw aantreft, die daar op een muurtje ligt te slapen. Hoe het verder gaat moet u zelf maar zien. Het is een van mijn lievelingsfilms, u zult geen spijt hebben. Mij gaat het echter om het muurtje. Of beter, om de triomfboog op de achtergrond: die van keizer Septimius Severus (r.193-211).

De Senaat schonk de vorst dit gedenkteken nadat hij de Parthen had verslagen en de oostgrens van het imperium had verlegd van de Eufraat naar de Tigris. De plaats van het monument lag voor de hand: Severus had namelijk ooit gedroomd dat hij op deze plek door een paard zou worden opgetild en keizer zou worden. Het monument, gemaakt van wit marmer, was destijds nog imposanter dan tegenwoordig omdat bovenop een beeldengroep stond: de keizer in een zesspan, geflankeerd door voetknechten en ruiters.

De Parthische Oorlogen

Het verloop van de oostelijke campagnes is op tweemaal twee reliëfs afgebeeld, al weten we niet precies wat we zien. Een mogelijke interpretatie is dat het zwaarbeschadigde linkerreliëf aan de Forumzijde onderaan toont hoe het Romeinse leger in het voorjaar van 195 opbreekt voor de oorlog. In het midden was ooit een veldslag te zien en bovenaan de bevrijding van Nisibis, de hoofdstad van een bedreigd vazalstaatje. Hier is een reconstructietekening van dat beschadigde reliëf:

Reconstructietekening, forumzijde links

Toen Severus zich in Nisibis had geïnstalleerd, bewoog de Parthische koning de Romeinse bondgenoot Edessa ertoe om in opstand te komen. Op het iets beter bewaarde rechterreliëf is uitgebeeld hoe de Romeinen de stad met een stormram aanvallen en capitulatie afdwingen. Middenin is te zien hoe de verslagenen zich aan de keizer onderwerpen. Bovenaan zien we Severus spreken met zijn nieuwe onderdanen over de inrichting van de nieuwe provincie Mesopotamië.

Reconstructietekening, forumzijde rechts

Twee jaar later vond de veldtocht plaats tegen de Parthische hoofdsteden Seleukeia en Ktesifon, een eindje ten zuiden van het huidige Bagdad. Deze nieuwe militaire operatie is afgebeeld op de Capitoolzijde van de triomfboog. Het linkerreliëf toont de aanval op Seleukeia: de stad ligt middenin en de Parthen vluchten naar alle kanten: rechts naar de vlakte, links over de rivier. Bovenaan zien we hoe de stad zich overgeeft.

Reconstructietekening, Capitoolzijde links

Op het rechterreliëf aan de Capitoolzijde is aan de onderkant te zien hoe de Romeinen, opnieuw met een stormram, Ktesifon innemen en daarboven hoe Severus zijn manschappen toespreekt. We weten dat de veroveraar bij die gelegenheid zijn oudste zoon Caracalla uitriep tot medekeizer, augustus, en zijn jongste zoon Geta tot kroonprins, caesar.

Reconstructietekening, Capitoolzijde rechts

Het werd gevierd op 28 januari 198, niet toevallig de honderdste verjaardag van de troonsbestijging van Trajanus, want zo bracht Severus in herinnering dat hij was geslaagd waar zijn beroemde voorganger had gefaald: de annexatie van land ten oosten van de Eufraat. Het Romeinse Rijk bereikte in 198 zijn grootste omvang. Het Parthische Rijk heeft zich er nooit meer van hersteld.

Geen triomftocht

De Senaat beloofde de triomftocht al in 195, na de eerste campagne, maar Severus weigerde. Hij was toen net als overwinnaar tevoorschijn gekomen uit een burgeroorlog, het Vijfkeizerjaar, en wilde niet de indruk wekken te triomferen over landgenoten. De campagne van 197 diende deels om de burgeroorlog te doen vergeten.

Na deze veldtocht maakte Severus een rondreis door het imperium, zodat hij pas in 203, toen hij al tien jaar aan de macht was, de voor hem gebouwde zijn triomfboog zag. De spelen bij zijn terugkeer waren groots en het goud uit Ktesifon werd kwistig uitgedeeld: iedereen in Rome kreeg tien goudstukken, een gemiddeld jaarsalaris.

Voor de tweede maal stond de Senaat de keizer een triomftocht toe, maar opnieuw weigerde Severus de eer: ditmaal omdat hij leed aan jicht en een modderfiguur zou slaan in de zegekar. De triomfboog zelf wees hij echter niet af.

Het opschrift

Het opschrift is een verhaal apart. Het was kunstmatig op lengte gebracht door allerlei titels toe te voegen. De bevolking van het Romeinse Rijk was immers halfgeletterd en geletterden koketteerden graag met hun vaardigheid. Hoe langer de tekst die ze hardop konden voorlezen, hoe beter.

De inscriptie op de triomfboog van Septimius Severus

De tekst luidde oorspronkelijk:

Aan Imperator Caesar Lucius Septimius, zoon van Marcus, Severus Pius Pertinax Augustus, vader des vaderlands, overwinnaar van de Arabische Parthen, overwinnaar van de Adiabenische Parthen, opperpriester, in het elfde jaar van zijn bevoegdheid als volkstribuun, elfmaal uitgeroepen tot Imperator, driemaal consul, proconsul;

en aan Imperator Caesar Marcus Aurelius, zoon van Lucius, Antoninus Augustus Pius Felix, in het zesde jaar van zijn bevoegdheid als volkstribuun, consul, proconsul;

en aan Publius Septimius, zoon van Lucius, Geta, de zeer hoogstaande Caesar;

omdat zij met hun bijzondere talenten de staat intern hebben hersteld en het Rijk van het Romeinse volk naar buiten toe hebben vergroot;

geschonken door Senaat en volk van Rome.

De Imperator Caesar Marcus Aurelius Antoninus Augustus Pius Felix en de zeer hoogstaande Caesar Publius Septimius Geta waarvan sprake is, zijn de officiële namen van Caracalla en Geta. Toen die twee na de dood van hun vader de regering overnamen, kregen ze ruzie. De geschiedschrijver Herodianos vertelt de afloop:

Door zijn verlangen naar de alleenheerschappij besloot Caracalla het uiterste te wagen en een beslissing te forceren door moord met het zwaard, ook als hem dat zijn leven zou kosten. Heimelijke aanslagen hadden immers geen succes en daarom voelde hij zich gedwongen tot een gevaarlijke en riskante onderneming. Toen de broers eens bij hun moeder tezamen waren – Geta uit liefde voor haar, Caracalla omdat het bezoek kans bood op een aanslag – doorstak hij zijn broer. Geta werd dodelijk getroffen en hij stierf, terwijl zijn bloed over de borst van zijn moeder stroomde.noot Herodianos, Romeinse Geschiedenis 4.4.2-3; vert. M.F.A. Brok.

Na deze dramatische gebeurtenis werd het opschrift op de triomfboog aangepast: de woorden : en voor Publius Septimius, zoon van Lucius, Geta, de zeer hoogstaande Caesar” werden veranderd in “vader des vaderlands, de beste en sterkste vorsten”. Dat de eigenlijke bewoordingen anders waren, is echter nog te zien. In de groeven van de inscriptie lagen in de Oudheid namelijk letters van verguld brons die met pennen waren verankerd in de steen. Toen de nieuwe inscriptie werd aangebracht, bleven in de vierde regel de ankergaten van de oude letters achter, en aan de hand daarvan is de oorspronkelijke versie van de inscriptie gereconstrueerd.

Geschiedvervalsing dus, en niemand trapte erin. Onmiddellijk na de retouchering circuleerde het grapje dat Caracalla aan zijn militaire eretitels Geticus had kunnen toevoegen, wat zowel “Overwinnaar der Geten” als “Moordenaar van Geta” betekende.

#Caracalla #Edessa #ForumRomanum #Geta #Ktesifon #Mesopotamië #Nisibis #ParthischeRijk #Rome #SeleukeiaAanDeTigris #SeptimiusSeverus #triomfboog #triomfboogVanSeptimiusSeverus

Roman Holiday - Mainzer Beobachter

"Roman Holiday" is niet zomaar een film. Na zeventig jaar spat het plezier er nog altijd vanaf. Wat een ongelooflijk fijne film.

Mainzer Beobachter

IIII Flavia Felix

De samenvloeiing van Donau en Sava, gezien vanaf de basis van IIII Flavia Felix (Belgrado)

Zoals ik vertelde in het vorige blogje, was IIII Macedonica uit Mainz in ongenade gevallen doordat het Rijnleger tijdens de Bataafse Opstand (69-70 na Chr.) opzichtig had gefaald. Keizer Vespasianus herformeerde het echter onder de naam IIII Flavia en stationeerde het in Burnum, het huidige Kistanje in Kroatië.

Hoewel veel soldaten vanuit het oude legioen naar het nieuwe zullen zijn overgeplaatst, waren er ook rekruten uit Noord-Italië en wellicht Zuid-Gallië. Gnaeus Julius Agricola (de toekomstige schoonvader van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus) hield toezicht op de feitelijke formering van het legioen. Omdat het insigne van de vernieuwde eenheid bestond uit het sterrenbeeld Leeuw, is het mogelijk dat het eind juli of begin augustus 70 officieel werd opgericht.

Burnum

De eerste basis was dus Burnum in de provincie Dalmatië. Daar verving IIII Flavia XI Claudia, dat naar het Rijnland was overgeplaatst. Stuivertje wisselen dus. De aanwezigheid van het Vierde blijkt uit een aantal inscripties en verschillende dakpannen en bakstenen. Onder de soldaten bevond zich Javolenus Priscus, een van de bekendste juristen tijdens de regering van keizer Trajanus.

Dakpanfragment van IIII Flavia Felix (Archeologisch Museum, Zadar)

In de eerste jaren van zijn bestaan ​​​​ ontving IIII Flavia de eretitel titel Felix, “gelukkig”. Het is denkbaar dat het deze titel al vanaf de oprichting droeg, maar het is waarschijnlijker dat het een overwinning herdacht, misschien op de Daciërs, die in de komende veertig jaar gevaarlijke vijanden waren. Ze woonden in het moderne Roemenië, ten noorden van de Donau.

De Dacische Oorlogen

De Daciërs vielen het Romeinse Rijk binnen in 86 na Chr., en versloegen de legioenen die Moesia moesten verdedigen. Keizer Domitianus reorganiseerde de grensverdediging en bereidde de regio voor op oorlog. De provincie Moesia werd in tweeën gesplitst, en IIII Flavia Felix moest Moesia Superior verdedigen, d.w.z. de westelijke helft van de zone langs Beneden-Donau. Daartoe werd het overgeplaatst naar Singidunum ofwel Belgrado, hoewel een kort verblijf in Viminacium (Kostolac in Servië) niet valt uit te sluiten. Resten van de legioenbasis in Belgrado zijn gevonden in het enorme fort Kalemegdan dat zich nog altijd verheft bij de samenvloeiing van Donau en Sava.

In 88 viel een grote Romeinse legergroep Dacië binnen. Generaal Tettius Julianus versloeg koning Decebalus bij Tapae; IIII Flavia Felix was een van de negen betrokken legioenen. Helaas verhinderde de opstand van de gouverneur van Germania Superior, Lucius Antonius Saturninus, blijvend succes (89 na Chr.).

In 98 gaf keizer Trajanus, net aangetrede, het legioen opdracht wegen aan te leggen in de regio ten noorden van de Donau, waar Tibiscum (het huidige Jupa) werd gesticht. Het doel was de beheersing van enkele kopermijnen, maar het betekende ook dat de IJzeren Poort voortaan van beide kanten door Romeinse troepen was beschermd.

Vier jaar later nam IIII Flavia Felix deel aan de Dacische campagne van Trajanus en was het korte tijd gestationeerd in de hoofdstad van de geannexeerde gebieden, Sarmizegetusa. (Het garnizoen bestond verder uit I Adiutrix en XIII Gemina.) Een onderafdeling bouwde een fort nabij Arad in het westen van Roemenië, waar het een oogje hield op de Sarmaten, een stam in het oosten van Hongarije die in 92 nog XXI Rapax had vernietigd. Dit fort beheerste ook de weg langs de rivier de Mures, die Dacië verbond met de Romeinse gebieden in Pannonië (West-Hongarije).

Belgrado

Trajanus’ opvolger Hadrianus stuurde het legioen terug naar Belgrado en gaf een deel van de veroveringen op, maar de Romeinse troepen bleven patrouilleren langs de Mures-weg. Een onderafdeling van IIII Flavia Felix was gestationeerd in Apulum (Alba Julia), beroemd om zijn goudmijnen.

Inscriptie van IIII Flavia Felix (Archeologisch Museum,
Sremska Mitrovica)

Het staat vast dat het legioen verschillende wegen in Moesia Superior heeft bewaakt. Een inscriptie vermeldt een politiepost in Naissus (het huidige Niš aan de Morava); een andere post was Ulpiana aan de Donau, waarvandaan een weg leidde naar Thessaloniki en de Egeïsche Zee, en een andere naar Scodra en de Adriatische Zee.

De tweede eeuw

Het gebeurde in de tweede en derde eeuw steeds vaker dat, als er ergens een crisis was, de keizer verschillende legioenen vroeg een onderafdeling te sturen. Die werden dan samengevoegd tot een nieuwe eenheid. Soldaten uit verschillende regio’s konden zo van elkaar leren, terwijl de grensverdediging nergens een storend groot gat kreeg. Tijdens het bewind van Antoninus Pius (r.138-161) was een onderafdeling van IIII Flavia Felix in Mauretanië om te vechten tegen de Mauri.

Het Vierde Flavische, Gelukkige Legioen speelde een belangrijke rol in de campagnes van keizer Marcus Aurelius (r.161-180) tegen de stammen aan de overzijde van de Midden-Donau. De oorlog verliep goed en het leek erop dat de Romeinen Bohemen zouden annexeren, maar een vals bericht in 175 dat Marcus was overleden lokte een opstand uit in het oosten, waar Avidius Cassius zichzelf uitriep tot keizer. Hoewel de oostelijke troepen loyaal bleven, besloot Marcus de oostelijke provincies te bezoeken. Pas in 178 werd de oorlog hernomen en opnieuw hadden de Romeinen de overhand. De details blijven onduidelijk, maar zeker is dat IIII Flavia Felix een belangrijke rol speelde.

Een van de officieren van het legioen in de jaren 180 was Clodius Albinus, die zich in 193, na de dood van Pertinax, in Brittannië uitriep tot keizer. Hij was niet de enige kandidaat. De Donaulegioenen plaatsten Lucius Septimius Severus, de gouverneur van Pannonia Superior, op de troon en versloegen voor hem eerst Didius Julianus in Rome, vervolgens Pescennius Niger in Syrië en tot slot Clodius Albinus bij Lyon.

Een onderafdeling van IIII Flavia Felix nam onder Septimius Severus deel aan een campagne tegen het Parthische Rijk. De commandant van het legioen was op dat moment Gaius Julius Avitus Alexianus, de zwager van de keizer.

Grafsteen van een soldaat van IIII Flavia Felix (Apameia)

Late Oudheid

In de derde eeuw voerde Rome verschillende oorlogen tegen de opvolgers van de Parthen, de Sassanidische Perzen. Dat IIII Flavia Felix aan ten minste één van die campagnes heeft deelgenomen, is waarschijnlijk, omdat een grafsteen van een legionair is gevonden in Kyrrhos in Syrië. Een inscriptie uit Spiers aan de Midden-Rijn moet behoren tot een van de oorlogen tegen de Alamannen: misschien die van Caracalla in 213, of die van Severus Alexander in 235, of die van Maximinus Thrax in 235-236, of een vergeten campagne. Opnieuw moet een onderafdeling van IIII Flavia Felix het Donaugebied hebben verlaten. Het Vierde was ook betrokken bij de gevechten rond de Harzhorn, diep in Duitsland, waar veel Romeinse vondsten een veldslag tijdens de regering van Maximinus Thrax documenteren.

IIII Flavia Felix was rond 300 na Chr. nog in Belgrado, toen iemand een inscriptie wijdde aan de genius (“goede geest”) van het legioen. Samen met de nieuw opgerichte eenheden V Iovia en VI Herculia beschermde het de belangrijke stad Sirmium (Sremska Mitrovica). In 273 waren soldaten van IIII Flavia Felix (en vier andere legioenen) betrokken bij wegenbouwactiviteiten in Jordanië, zoals blijkt uit een inscriptie uit Qasr el-Azraq.

Het Vierde Flavische legioen was nog steeds in Moesia Superior in de vierde eeuw. De laatste vermelding is in de tekst die bekendstaat als Notitia Dignitatum (c.394, misschien later). Daarna verdwijnt het legioen uit onze bronnen.

#Alamannen #AlbaJulia #AntoninusPius #Apulum #AvidiusCassius #Belgrado #Burnum #Caracalla #ClodiusAlbinus #Dacië #Dalmatië #Decebalus #DidiusJulianus #Domitianus #GaiusJuliusAvitusAlexianus #genius #GnaeusJuliusAgricola #Hadrianus #Harzhorn #IAdiutrix #IIIIFlaviaFelix #IIIIMacedonica #IJzerenPoort #JavolenusPriscus #Kalemegdan #LeeuwSterrenbeeld_ #legioen #LuciusAntoniusSaturninus #MarcusAurelius #Mauri #MaximinusThrax #Moesia #Naissus #NišNaissus_ #NotitiaDignitatum #PescenniusNiger #PubliusHelviusPertinax #RomeinsLeger #Sava #SeptimiusSeverus #SeverusAlexander #Singidunum #Sirmium #Tapae #TettiusJulianus #Tibiscum #Trajanus #VAlaudae #VIovia #VIHerculia #XIClaudia #XIIIGemina #XXIRapax

Corriere.it - Homepage by di Aldo Cazzullo
Se Trump imitasse Caracalla saremmo tutti americani

Ridley Scott è un grande; ma ogni sequel delude per definizione

Translated:
If Trump were to imitate Caracalla, we would all be Americans.

Ridley Scott is great; but every sequel disappoints by definition.

#RidleyScott #Trump #Caracalla #US #american
https://www.corriere.it/lodicoalcorriere/24_novembre_29/se-trump-imitasse-caracalla-saremmo-tutti-americani-rd-012b5293-1edb-4042-a42b-1e2d01254xlk.shtml

Se Trump imitasse Caracalla saremmo tutti americani

Caro Aldo,lei ha scritto che il Gladiatore II l’ha delusa, perché? Caro Marco,Ridley Scott è un grande; ma ogni sequel delude per definizione. Financo il Purgatorio di Dante, che pure

Corriere della Sera

Romeins Lycië

Het theater van Patara

[Dit is het laatste van vijf blogjes over Lycië; het eerste was hier.]

Na 168 v.Chr. was Lycië (landkaart) weliswaar onafhankelijk, maar het behoorde wel tot de Romeinse invloedssfeer. Echt onafhankelijk was het niet. Het kreeg te lijden tijdens de Eerste Mithridische Oorlog (89-85), toen koning Mithridates VI van Pontos alle Romeinse bezittingen in Klein-Azië aanviel. Toen de oorlog voorbij was, reorganiseerde Rome de politieke landkaart.  Diverse steden in het binnenland, zoals Oinoanda, hoorden voortaan bij Lycië. Faselis werd weliswaar nog een tijdje bezet door de Cilicische Piraten, maar die vormden geen partij voor de Romeinse generaal Pompeius de Grote, die in 67 v.Chr. het Nabije Oosten opnieuw reorganiseerde.

Een paar jaar later bezocht de Romeinse politicus Cicero Lycië en beschreef het gebied als een “Griekenland”. Dit suggereert dat de bovengenoemde fantastische verhalen inmiddels algemeen werden beschouwd als nauwkeurige beschrijvingen van de begindagen. De Romeinse politicus merkte ook op dat de Lyciërs, als ze aan het einde van hun toespraken zijn, dichtbij het zingen komen.noot Cicero, Orator 18.57.

De Romeinse Keizertijd

In de jaren na de moord op Julius Caesar viel een van de moordenaars, Brutus, Lycië binnen. Xanthos werd meedogenloos aangeslagen voor een bijdrage aan de krijgskas en het was duidelijk dat het land, hoewel formeel onafhankelijk, in feite Romeins grondgebied was. (Na de verwoesting van Xanthos werd Patara de nieuwe hoofdstad.) Enkele jaren later schreef de Grieks-Romeinse aardrijkskundige Strabon dat Lycië een goed bestuurd gebied was, wat eigenlijk wilde zeggen dat de Romeinse overheid er geen omkijken naar had.noot Strabon, Geografie 14.3.3. De Romeinen annexeerden het uiteindelijk in 43 na Chr. en creëerden toen de nieuwe provincie Lycia et Pamphylia.

Twaalf Lycische goden; hun positie boven twaalf dieren, gaat terug op de Bronstijd (Archeologisch Museum, Antalya)

Het Romeinse Rijk garandeerde rust, en we horen weinig over Lycië. De Lycische Bond, die inmiddels dertig steden telde, speelde nog een rol in de cultus voor de keizer, maar was geen politieke instelling meer. Onze bronnen noemen geen sensationele gebeurtenissen. Plinius de Oudere vertelt ergens een onschuldige anekdote over een gouverneur die met zeventien gasten had gedineerd onder een plataan. Dezelfde schrijver wijdt een vriendelijk woord aan de wijn uit Telmessos. Andere bronnen noemen Lycische sponzen (die Aristoteles al eens had genoemd als iets speciaals) en de saffraan van Olympos. Geen serieuze gebeurtenissen, met andere woorden.

Van verschillende keizers is bekend dat ze gebouwen in Lycië hebben opgericht. Hadrianus gelastte bijvoorbeeld de aanleg van betere faciliteiten in de haven van Myra. Antoninus Pius greep in na een aardbeving en werkte daarbij samen met een Lycische miljardair genaamd Opramoas van Rhodiapolis. Iets later worden ook Septimius Severus en Caracalla genoemd als weldoeners van de Lycische steden. De brug in Limyra, een van de oudste bruggen met segmentbogen ter wereld, is niet nauwkeurig te dateren, maar is zeker een constructie uit de Romeinse keizertijd. Een speciale vermelding verdient de filosofische inscriptie van Diogenes van Oinoanda.

De markt van Oinoanda

Langzaam verdwijnt Lycië echter nog verder uit onze bronnen. De Byzantijnse auteur Zosimos weet van een bandietenleider, Lydios, die Pamfylië en Lycië teisterde, totdat de Romeinse keizer Probus hem gevangennam in het aangrenzende Pisidië.noot Zosimos, Nieuwe Geschiedenis 1.69. We vernemen verder van christelijke leiders, maar zelfs de beroemdste van hen, Nikolaas van Myra, is slechts een naam. In 366 vluchtte een usurpator – dit is misschien niet helemaal de juiste naam, want hij kwam uit de oude keizerlijke dynastie – genaamd Procopius naar de bergen van Lycië, maar hij werd uitgeleverd aan keizer Valens, die hem liet onthoofden. Nogmaals: het zijn maar anekdotes.

Toch weten we dat de bevolking stabiel bleef en dat Lycië niet echt leed onder bijvoorbeeld de epidemie van 541. Misschien lag het te ver van de grote handelsroutes om aan de ziekte te lijden. Het is verder opvallend dat de bevolkingsafname in de Late Oudheid, Lycië betrekkelijk laat trof. Toen tegen het midden van de zevende eeuw de Arabieren begonnen de kusten te plunderen, werd de regio echter hard getroffen. De Middeleeuwen waren nu ook begonnen in Lycië.

#AntoninusPius #Caracalla #Cicero #CilicischePiraten #DiogenesVanOinoanda #EersteMithridatischeOorlog #Faselis #GnaeusPompeiusMagnus #Hadrianus #JuliusCaesar #Limyra #Lycië #MithridatesVIEupator #Myra #NikolaasVanMyra #Oinoanda #Olympos #OpramoasVanRhodiapolis #Patara #ProcopiusUsurpator_ #Rhodiapolis #Rhodos #SeptimiusSeverus #StrabonVanAmaseia #Telmessos #Tlos #Valens #Xanthos #Zosimos

Lycië in de Bronstijd - Mainzer Beobachter

In het zuidoosten van het huidige Turkije ligt het bergachtige Lycië, dat een heel eigen verleden heeft. We kennen het al uit de Bronstijd.

Mainzer Beobachter
Qui était Caracalla, le cruel empereur du film Gladiator II ?

Après Commode dans « Gladiator », Caracalla fait figure de nouvel empereur romain fou et cruel dans ce second opus qui sort cette semaine en salles. Une image très noire de celui qui régna de 211 à 217, dont les recherches actuelles s’efforcent de réhabiliter l’œuvre politique et militaire comme l'explique l'historien François Chausson.

CNRS Le journal