II Parthica, Romes strategische reserve
Felsonius Verus, standaarddrager van II Parthica. Hij heeft de adelaarstandaard van zijn legioen opgeruimd in een beschermende kooi, klaar voor transport (Apamea)In de eerste twee eeuwen van onze jaartelling plaatsten de Romeinen hun legioenen niet ver van de Rijn, Donau en Eufraat. De transportwegen moesten immers worden bewaakt en bijkomend voordeel was dat een vijand altijd een rivier moest oversteken, wat meestal wat voorbereiding vergde en dus de verdediger tijdwinst opleverde. Het nadeel van deze vorm van lijnverdediging was dat als de vijand eenmaal was doorgebroken, hij meteen diep het imperium kon binnendringen. Vandaar dat in de Late Oudheid een mobiele strategische reserve bestond.
Ontstaan
Het initiatief kwam van keizer Lucius Septimius Severus (r.193-211). In het kader van zijn oorlog tegen het Parthische Rijk formeerde hij drie nieuwe legioenen: I Parthica en III Parthica bleven in het oosten, maar II Parthica ging met hem mee naar Rome, kreeg een basis op de Albaanse Berg en diende voortaan als strategische reserve. Het legioen, dat tevens diende als tegenwicht tegen de Praetoriaanse Garde in Rome, kreeg al snel een tweede bijnaam, Albana.
Archeologen hebben de begraafplaats op de Albaanse Berg geïdentificeerd en we beschikken ook over grafstenen uit andere delen van het Romeinse Rijk. Een interessant trekje is dat de legionairs van II Parthica niet alleen hun legioensnaam, maar ook hun centuria (bataljon) vermeldden. Alleen de soldaten van II Traiana Fortis die in Alexandrië hun kameraden begroeven, hadden dezelfde gewoonte. Dit suggereert dat de eerste soldaten van het Tweede Parthische Legioen zijn gerekruteerd onder de gelijkgenummerde Alexandrijnse eenheid.
Elf jaar afwezig
Een strategische reserve zet je doorgaans in op een bedreigd punt en omdat Rome in de derde eeuw nogal eens werd bedreigd, marcheerde II Parthica van hot naar her. Waarschijnlijk zette Septimius Severus het in tijdens zijn Britse campagne (208-211) en nam zijn zoon en opvolger Caracalla het legioen mee bij zijn veldtocht tegen de Alamannen in 213. Het bewijs hiervoor is een grafschrift uit Worms, dat echter ook kan verwijzen naar de Germaanse oorlogen van Severus Alexander of Maximinus Thrax (234-236). II Parthica heeft zeker tegen de Parthen gevochten in de campagnes van 214-217. De commandant was betrokken was bij de moord op keizer Caracalla en de troonsbestijging van Macrinus.
In de winter van 217/218 verbleef II Parthica in Apameia in Syrië, waar het de zijde koos van weer een nieuwe pretendent: Caracalla’s familielid Bassianus, beter bekend als keizer Heliogabalus, die op dat moment al de steun had van III Gallica. Na de troonsbestijging van Heliogabalus kreeg het legioen de bijnaam Pia Fidelis Felix Aeterna (“eeuwig trouw, loyaal en gelukkig”). Het is denkbaar dat de soldaten die tijdens de actie waren gesneuveld, als groep zijn begraven. De grafstenen stonden in Apameia op een veldje te wachten op een officiële publicatie, die er bij mijn weten nooit meer is gekomen. Of ze er nog staan, nu Apameia systematisch is geplunderd, weet ik niet, maar kijk wel even hier en daar.
In elk geval keerde II Parthica samen met Heliogabalus terug naar Rome (218/219). Het kan wel elf jaar uit Italië zijn weggeweest, als het legioen inderdaad deelgenomen heeft aan de campagnes in Schotland, tegen de Alamannen en tegen de Parthen.
Grafschrift uit Worms (Andreasstift)Opnieuw op mars
In 231 vertrok keizer Severus Alexander naar het oosten om te strijden tegen een nieuwe vijand: de Sassanidische Perzen, die inmiddels de Parthen hadden vervangen. Opnieuw had II Parthica zijn winterverblijf in Apameia. De veldtocht verliep in zoverre succesvol dat de Perzische expansie een halt werd toegeroepen. Misschien behoren de hierboven genoemde grafstenen uit Apameia bij deze gevechten.
Vervolgens marcheerde Severus Alexander via de Balkan en langs de Donau naar het Rijnland, waar II Parthica opnieuw een rol speelde in een oorlog tegen de Alamannen. De soldaten waren aanwezig in Mainz toen Severus Alexander werd vermoord (235). Later steunden ze zijn opvolger Maximinus, die de Germaanse oorlog succesvol afrondde.
In de daaropvolgende jaren vocht II Parthica met Maximinus tegen de Sarmaten in wat nu Hongarije is, en nam het deel aan zijn campagne in Italië, waar de Senaat in opstand was gekomen. De senatoren hadden twee nieuwe keizers gekozen, Pupienus en Balbinus, en Maximinus was gedwongen op Rome te marcheren. De soldaten van II Parthica wisten echter dat hun familieleden als gijzelaars dienden en hadden weinig zin in deze oorlog. Ze doodden Maximinus dus in Aquileia. Daarna marcheerden ze naar Rome terug, waar inmiddels Gordianus III aan de macht was gekomen. Het legioen was zeven jaar weggeweest.
Het bleef niet lang in Italië. De begraafplaats op de Albaanse Berg bevat geen grafstenen die jonger zijn dan de regering van Gordianus. De volgende dateerbare inscriptie is de grafsteen van een standaarddrager, Felsonius Verus, gevonden in (alweer) Apameia. Diens grafschrift noemt zijn eenheid II Parthica Gordiana, wat bewijst dat het Tweede bij Gordianus was tijdens zijn Perzische Oorlog (242-244).
In februari 249 was het legioen weer in Italië, hoewel niet per se op de Albaanse Berg. In de tussentijd heeft het misschien deelgenomen aan de oorlog tegen de Carpi van Philippus Arabs. In de tweede helft van 249 streed II Parthica voor deze keizer tegen diens rivaal Decius, maar werd het verslagen bij hetzij Verona in Noord-Italië, hetzij Beroea in Macedonië.
Inscriptie van een soldaat van II Parhica (Capitolijnse Musea, Rome)Latere veldtochten
Inscripties bewijzen dat II Parthica zich gedurende de volgende halve eeuw in allerlei delen van het imperium bevond, maar het is moeilijk de volgorde van de diverse campagnes vast te stellen. Zeker is dat het Tweede Parthische Legioen in het rond 260 uitgebroken conflict tussen de keizers Gallienus (in Italië) en Postumus (in Gallië) eerstgenoemde steunde, waarvoor het werd beloond met bijnamen als Pia V Fidelis V (“vijfmaal trouw en loyaal”), Pia VI Fidelis VI en ten slotte Pia VII Fidelis VII.
Omdat Gallië tot 274 onafhankelijk was, kan een in Bordeaux gevonden inscriptie met vermelding van II Parthica daar pas in het laatste kwart van de derde eeuw zijn achtergelaten. Een inscriptie uit Arabia Petraea behoort mogelijk tot Aurelianus’ campagnes tegen keizerin Zenobia van Palmyra, dus ruwweg 272-273. Andere inscripties zijn te vinden in Thracië, Numidië en Cilicië. Zoals gezegd: ondateerbaar.
Het Tweede Parthische Legioen bevond zich aan het begin van de vierde eeuw in Italië en is vrijwel zeker ontbonden door Constantijn de Grote. Na zijn overwinning bij de Milvische Brug (oktober 312) reorganiseerde hij namelijk het stedelijk garnizoen. In elk geval wordt niet meer vermeld in onze bronnen of op inscripties.
Hoewel – er is een uitzondering. Rond 400 was een legioen met dezelfde naam, samen met II Armeniaca en II Flavia, gelegerd in Bezabde aan de Tigris, het huidige Cizre. Deze eenheid moet teruggaan op een verzelfstandigde onderafdeling, maar het kan ook een afsplitsing zijn van het in de buurt gelegerde I Parthica. In elk geval kon deze eenheid de verovering van Bezabde door de Perzen in 360 niet voorkomen, waarna II Parthica definitief verdwijnt.
#Alamannen #AlbaanseBerg #Apameia #Aquileia #Aurelianus #Balbinus #Bezabde #Bordeaux #Caracalla #Cizre #ConstantijnDeGrote #CrisisVanDeDerdeEeuw #Decius #FelsoniusVerus #Gallienus #GallischeRijk #GordianusIII #Heliogabalus #IParthica #IIArmeniaca #IIFlavia #IIParthica #IITraianaFortis #IIIGallica #inscriptie #legioen #Macrinus #Mainz #MaximinusThrax #Palmyra #ParthischeRijk #PhilippusArabs #Postumus #PraetoriaanseGarde #Pupienus #RomeinsLeger #SeptimiusSeverus #SeverusAlexander #VMacedonica #Worms #Zenobia