De gesel Gods (6)

Een Frankische krijger: de Heer van Morken (Johnny Shumate)

[Voorlaatste deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en behandelde het begin van de veldslag op de Catalaunische Velden.]

De anekdote over de stroom bloed waarmee het vorige stukje eindigde oogt onwaarschijnlijk, maar zwaardwonden zijn over het algemeen vrij groot en antieke veldslagen lijken buitengewoon bloedig te zijn geweest. Als er ook nog paarden zijn doodgebloed, is er geen enkele reden om te twijfelen aan Jordanes’ macabere beschrijving.

Het landschap is licht glooiend en toen de Visigotische en Romeinse ruiters hun tegenstanders achternazetten, raakten ze het contact met de Hunnen kwijt, bijvoorbeeld door aan de andere zijde langs een heuvel te rijden. Bij het vallen van de avond bleken ze het kamp van de Hunnen te zijn gepasseerd. Thorismund, de zoon van de gesneuvelde Visigotische koning Theodorik, reed in de nacht argeloos het kampement van zijn vijanden binnen en werd maar met moeite door zijn volgelingen bevrijd. Het woord is opnieuw aan Jordanes (in de vertaling van Hein van Dolen).

Bij het aanbreken van de volgende dag zagen de Romeinen dat de velden met lijken waren bezaaid en dat de Hunnen niet durfden uit te breken. Daarom beschouwden zij zich als overwinnaars, ofschoon ze beseften dat Attila pas na een definitieve nederlaag de strijd zou staken. Ondanks de genadeslag had hij de moed niet opgegeven, maar hij liet de wapens kletteren en op de krijgstrompetten blazen om te dreigen met een aanval. Hij gedroeg zich als een leeuw die door jachtspiesen is doorboord en vóór de ingang van zijn hol op en neer loopt. Toespringen durft hij niet, maar tegelijk schrikt hij de omstanders onophoudelijk af met zijn gebrul.

Zo joeg de in het nauw gedreven, van strijdlust bezeten vorst zijn overwinnaars angst aan. Met het oog hierop verzamelden de Visigoten en de Romeinen zich om te overleggen wat ze met de verslagen Attila aan moesten. Ze besloten hem door een belegering af te matten omdat hij niet over een voedselvoorraad beschikte, terwijl hij vanwege de regen aan pijlen die door de boogschutters de palissaden van zijn kamp in werden afgeschoten, onmogelijk kon aanvallen. Er wordt verteld dat de koning ondanks de wanhopige situatie tot op het laatst moedig standhield en een brandstapel van paardenzadels had laten oprichten om zich in de vlammen te werpen als de vijanden op hem zouden losstormen. Want hij gunde niemand het genoegen hem te verwonden, en als heerser over zoveel volken wilde hij niet in de handen vallen van zijn tegenstanders.

Thorismund wilde de dood van zijn vader wreken en het kamp van de Hunnen bestormen, maar Aetius hield hem tegen. Nu de vijand was verslagen, moest de generaal diplomaat zijn en denken aan de toekomst. Zou Thorismund zijn zin krijgen, dan zou deze een te grote reputatie verwerven en misschien het Romeinse oppergezag niet meer erkennen. Ook de Hunnen konden nog eens nuttig zijn. Dus suggereerde Aetius zijn bondgenoot dat hij naar Aquitanië moest terugkeren voordat zijn broers zich meester hadden gemaakt van de troon.

Toen ook de Franken waren teruggekeerd, kon de Romein onderhandelen met de leider der Hunnen, die zoveel gezag had verloren hij moeite zou hebben zijn federatie bijeen te houden. Rome kon hem daarbij helpen en als Attila dat aanbod eenmaal had aangenomen, zou hij verstrikt raken in het netwerk der Romeinse diplomatie en geleidelijk worden ingekapseld: een beproefde methode om van vijanden bondgenoten te maken. De latere Byzantijnse diplomatie zou in deze sporen treden.

[Wordt morgen afgerond]

#Aetius #Attila #CatalaunischeVelden #Franken #Frankrijk #Gallië #Hunnen #Jordanes #Visigoten #warLord

De gesel Gods (5)

Catalaunische Velden, waar Aetius het opnam tegen Attila

[Vijfde deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en ik was gekomen tot Attila’s inval van Gallië in 451 na Chr. Hij had niet al zijn doelen kunnen bereiken en zocht een plaats om slag te leveren tegen een coalitie van de Romeinen en hun Germaanse bondgenoten, geleid door generaal Aetius.]

Attila meende dat hij een goed slagveld had gevonden op de eindeloze grasvlakte tussen het huidige Troyes en Châlons-en-Champagne: de Catalaunische Velden. Alles draaide om het bezetten van een heuvelrug. Als de soldaten van de Romeinse coalitie die als eersten bezetten, zouden hun bogen een draagwijdte krijgen waarmee ze gelijk kwamen aan de Hunnen; omgekeerd, als Attila’s krijgers de heuvelrug bezetten, dan restte de tegenstanders niets anders dan de aftocht. Jordanes, die in de zesde eeuw een Geschiedenis van de Goten schreef, doet verslag van de veldslag die hier op 20 juni 451 plaatsvond. De fragmenten zijn vertaald door Hein van Dolen.

Theodorik bezette met de Visigoten de rechtervleugel en Aetius met de Romeinen de linker. Ze lieten Sanguibanus in het midden plaatsnemen (hij was de aanvoerder van de Alanen). Dat gebeurde uit strategische voorzorg om de man in wiens moed zij weinig fiducie hadden door een massa getrouwen te omringen. Immers, wie nauwelijks kans krijgt te vluchten, strijdt noodgedwongen mee.

Kroon uit het graf van een Hunnenleider (Nationaal Museum van Hongarije, Boedapest)

Dit waren niet alle troepen uit de coalitie. Het is bekend dat helemaal links Franken en Bourgondiërs stonden.

Aan de andere kant waren de gelederen van de Hunnen zo geplaatst dat Attila en zijn dapperste krijgers zich in het midden bevonden. Met deze opstelling had de koning zijn eigen veiligheid voor ogen omdat de positie te midden van het volk hem beschermde tegen het dreigende gevaar. De talrijke volken en allerlei stammen die hij aan zich had onderworpen, bezetten de vleugels. Onder hen blonk het leger van de Ostrogoten uit, dat onder bevel stond van de broers Valamir, Theodemir en Videmer […]. De wijdvermaarde koning van de Gepiden, Ardarik, was met een ontelbare schare ook van de partij. Vanwege zijn voorbeeldige toewijding aan Attila werd hij gekend in diens plannen. Want Attila had met zijn vooruitziende blik een afweging gemaakt en hij was op hem en Valamir, de koning van de Ostrogoten, meer gesteld geraakt dan op de andere leiders. Valamir kon namelijk geheimen voor zich houden, had een fluwelen tong en was heel gewiekst, terwijl Ardarik, zoals gezegd, zijn goede naam dankte aan zijn trouw en beleid. Op hen kon Attila met een gerust hart rekenen wanneer ze tegen hun stamgenoten, de Visigoten, zouden strijden. Alle andere koningen – als we hen zo mogen betitelen – en de hoofden van verschillende stammen bedienden Attila slaafs op zijn wenken. Zodra hij maar met de ogen had geknipperd, stond iedereen hem zonder morren en met angst en beven terzijde. Zonder mankeren werd elk van zijn bevelen uitgevoerd.

Toen de strijd losbarstte, slaagden de soldaten van de Romeinse coalitie er als eersten in de heuvelrug te bezetten. De naderende Hunnen werden teruggeslagen en in hun vlucht verstoorden ze ook de afdelingen van hun bondgenoten. Attila herstelde echter de orde.

Ondanks de penibele situatie nam de aanwezigheid van de koning alle twijfel weg en gingen ze een gevecht aan van man tegen man. De strijd was verschrikkelijk, verwarrend, wreed en langdurig. In de geschiedenis heeft nooit iets vergelijkbaars plaatsgevonden. Zulke krijgsverrichtingen zou een held die dit spektakel had moeten missen, zijn hele leven lang niet meer kunnen meemaken. Want als we de generaties vóór ons mogen geloven, trad de beek, die met een lage bedding door de bovengenoemde vlakte stroomde, vanwege het bloed uit de wonden van de slachtoffers buiten haar oevers. Ze was niet als gewoonlijk door de regenval gezwollen, maar het wassen had een abnormale oorzaak als gevolg van de groeiende hoeveelheid bloed waardoor een woeste rivier ontstond. De gewonden waren daar gedwongen hun brandende dorst te lessen met het vervuilde water; in hun ellende dronken zij het bloed dat volgens hen uit hun eigen kwetsuren was gevloeid.

Hier werd koning Theodorik, die heen en weer reed om zijn leger aan te vuren, van zijn paard geworpen en vertrapt onder de voeten van zijn eigen mannen. Zo vond de hoogbejaarde man zijn levenseinde. […]

Op dat moment verwijderden de Visigoten zich van de Alanen om de troep Hunnen aan te vallen. Bijna hadden ze Attila omgebracht, maar die was bijtijds weggevlucht en had zich met zijn gevolg teruggetrokken binnen de omheining van zijn kamp, dat hij met karren had verschanst. De omwalling was kwetsbaar, maar toch probeerden zij daarachter hun leven te redden.

[Wordt later vandaag vervolgd]

#Aetius #Alanen #Attila #CatalaunischeVelden #ChâlonsEnChampagne #Frankrijk #Gallië #Gepiden #Hunnen #Jordanes #Visigoten #warLord

De gesel Gods (4)

Bourgondische gesp (Musée d’Archéologie nationale, Saint-Germain-en-Laye)

[In dit vierde deel van deze zevendelige reeks over Attila de Hun maakt hij dan eindelijk zijn opwachting. Het eerste deel was hier. Ik behandelde de geleidelijke desintegratie van het West-Romeinse Rijk tot 444.]

Dat de afstammelingen van de Germaanse migranten die zich in Gallië hadden gevestigd, merendeels loyaal waren, bleek in 451, toen ze mede in het krijt traden om de Romeinse wereld te verdedigen tegen de Hunnen. De kern van deze stammenfederatie was door Oekraïne en Roemenië naar het westen getrokken, had aanvallen uitgevoerd op het Oost-Romeinse Rijk en had zich gevestigd in het gebied dat eeuwen later, toen de Magyaren dezelfde route aflegden, werd vernoemd naar hun vijfde-eeuwse voorgangers: Hunnenland ofwel Hongarije.

Door isotooponderzoek is bevestigd hoe fluïde deze etnische groep was. Daar waren al aanwijzingen voor, zoals een anekdote van de Byzantijnse auteur Priscus over een bewoner van een stad aan de Donau die erkend werd als Hunse krijger, maar nu zijn er dus ook laboratoriumresultaten die bevestigen dat mensen met een akkerbouwersvoedingspatroon hun sedentaire bestaan inruilden voor een leven als nomadische ruiter, en vice versa. Het is hoe het eeuwenlang is gegaan op de Centraal-Euraziatische steppe.

De Hunnen golden als gevaarlijk, want ze waren in staat grote bogen te hanteren terwijl ze te paard zaten. Zo konden ze hun vijanden van grotere afstand beschieten en aanvallen zonder te worden aangevallen.

In 451 trokken de Hunnen en de mensen die zich bij hen hadden aangesloten, zoals de Ostrogoten, naar Gallië. Hun leider was koning Attila, die in de Middeleeuwen de bijnaam flagellum dei zou krijgen, “de gesel Gods”. Het leger stak de Rijn over, veroverde Metz en rukte op naar Orléans. Het doel van de tocht was niet zozeer het plunderen of het verwerven van land, als wel het tonen dat de Hunnen overal konden toeslaan waar ze wilden. Na terugkeer kon dan worden onderhandeld met de Romeinen over de hoogte van de jaarlijks te betalen afkoopsom.

Attila’s tegenstander was de Romeinse generaal Aetius, die zich verzekerde van de hulp van de (afstammelingen van) Germanen in Gallië. Een eerste succes boekte de coalitie in de zomer, toen de Hunnen op het punt stonden Orléans in te nemen. Een gecombineerd Romeins-Visigotisch ruiterleger kwam op het laatste moment ter plaatse aan en dwong Attila terug te keren, want hoe efficiënt zijn ruiters ook waren, als hij werd belegerd in de veroverde stad, had hij daar weinig aan. Dus maakte hij rechtsomkeert, in de hoop ergens slag te kunnen leveren met zijn tegenstanders en zijn bewegingsvrijheid te herwinnen.

[Wordt later vandaag vervolgd]

#Aetius #Attila #Frankrijk #Gallië #Hunnen #warLord #WestRomeinseRijk

Het Rijk van Toulouse (2)

Gesp uit de tijd van het Rijk van Toulouse (Musée de la romanité, Nîmes)

Het Rijk van Toulouse, waaraan ik mijn vorige blogje wijdde, was expansief. Aan de gebieden in Aquitanië die Theodorik I toegewezen had gekregen, voegden hij en zijn opvolgers het nodige toe. Ze hadden vooral belangstelling voor de Languedoc ofwel Narbonensis, waar ze toegang zouden krijgen tot de Middellandse Zee. Het was van begin af aan het beleid van de keizer (of wie er in Italië ook maar beleid maakte) om de verovering van de Languedoc te verhinderen, maar in 461 verwierf Theodorik II de voornaamste stad Narbonne desondanks toch. De Visigotische vorsten wisten bovendien de hand te leggen op andere delen van Zuidwest-Frankrijk.

Tegelijk speelden ze een belangrijke rol in de verdediging van het Romeinse Rijk tegen minder geromaniseerde volken, waarvan de Hunnen het opvallendst zijn: in 451 vochten Visigotische troepen op de Catalaunische Velden voor de Romeins generaal Aetius tegen Attila. Niet veel later steunde Theodorik II keizer Avitus (r.455-457) door op het Iberische Schiereiland te strijden tegen de Sueben, die zich moesten terugtrekken naar Galicië in het noordwesten. De les die de Visigoten leerden was dat Iberië klaar lag om te worden veroverd.

Naar Iberië

Dat zou dan ook gebeuren, al is onduidelijk hoe de eerste machtsuitbreiding heeft plaatsgevonden. Wellicht zagen Theodorik II en zijn opvolger Eurik erop toe dat de hoogste, officieel door de keizer in de Iberische provincies benoemde magistraten kwamen uit hun eigen netwerk. Anders gezegd, het waren Gallo-Romeinen. We mogen aannemen dat de noordoostelijke gebieden als eerste in hun handen kwamen. Pas later strekte het gezag zich uit naar Andalusië. In elk geval is de hospitalitas waarmee de Visigoten Aquitanië hadden verworven, niet gedocumenteerd.

Hoewel dus veel onduidelijk is, was dit het begin van wat het Rijk van Toledo zou zijn. Ik benadruk dat de nieuwe machthebbers ook in Iberië niet zozeer nieuwe heersers waren, als wel werden opgenomen in een bestaande laat-Romeinse structuur. Dat Theodorik en Eurik “koningen” worden genoemd, wilde niet zeggen dat ze soeverein waren; het was een persoonlijke titel, vermoedelijk niet heel anders dan de aloude titels van onze adel. Ze zeiden de keizer te dienen en dat was niet helemaal een fictie.

De Visigoten-met-Germaanse-voorouders spraken immers allang Latijn, minimaal als tweede taal, en ze waren al christelijk. Dat ze niet de keizerlijke orthodoxie aanhingen, is een veelbesproken maar feitelijk niet zo belangrijke kwestie. En ook over het recht heb ik het al gehad: het rechtstelsel dat de Visigotische heersers meenamen naar Iberië stond heel sterk in een Romeinse traditie. Toen ze hun eigen munten gingen slaan, stond daarop de keizer van Constantinopel.

Het einde

Dat neemt niet weg dat Eurik, als hij zich door de keizer geschoffeerd voelde, wel degelijk de wapens tegen hem kon opnemen. Eén zo’n moment was toen keizer Anthemius (r.467-472) trachtte zijn greep op Gallië te versterken door samen met de Britten (uit Bretagne of Engeland?) het Rijk van Toulose aan te vallen. Eurik wist met de Britten af te rekenen. In deze tijd, of iets later, stuurde hij legers over de Pyreneeën, waarvan de manschappen zich vestigden in Pamplona, Zaragoza en Tarragona. De regio staat sindsdien bekend als Gotenland ofwel Catalonië. Ook veroverde Eurik Clermont-Ferrand – ik stipte dat in het vorige blogje al aan – en Arles, het voornaamste centrum van het Romeinse bestuur.

Breviarum Alaricianum (©Bibliothèque nationale, Parijs)

Euriks opvolger was Alarik II (r.484-507). Hij stuurde in 494 en 497 nieuwe groepen over de Pyreneeën, waarover we frustrerend weinig weten. Net als Eurik presenteerde hij zich als Romeins magistraat, onder andere door (in 506 of 507) een uittreksel te maken van de Codex Theodosianus, het op dat moment belangrijkste Romeinse wetboek. Dit Breviarum Alaricianum was overal van kracht tussen de Loire en de Straat van Gibraltar. Bovendien wilde Alarik zich bekeren tot het christendom zoals de keizer het voorstond en daartoe organiseerde hij in Agde in 506 een synode die de theologische disputen uit de weg moest ruimen.

Tot bekering kwam het niet. Een jaar later, vlak voordat hij zich zou laten herdopen, sneuvelde Alarik in een oorlog tegen de Franken, die onder leiding van Childerik en Clovis al grote delen van Gallië in hun macht hadden gekregen. Daarmee kwam een abrupt einde aan het Rijk van Toulouse. Clovis nam het gebied over en een deel van de Visigoto-Gallo-Romeinse bewoners trok over de Pyreneeën naar het zuiden. Het moet om tienduizenden mensen zijn gegaan, die zich beriepen op hospitalitas – dit keer wel – en op vrij grote schaal landerijen onteigenden. Van de noordelijke gebieden behielden de Visigoten alleen Narbonne en omgeving, mede dankzij hulp van de heerser in Italië, Theodorik de Grote (r.493-526). Die wilde liever geen Franken aan de Middellandse Zee.

Munt van Amalarik (Staatliche Münzsammlung, München)

Wat na 507 resteerde voor de Visigotische vorsten: Iberië. Hun aanwezigheid daar was al een halve eeuw oud en had daardoor inmiddels een zekere vanzelfsprekendheid. Alariks zoon en opvolger Amalarik zal niet als vreemdeling zijn ervaren, al zullen de bewoners van het schiereiland de onteigeningen natuurlijk niet hebben toegejuicht. Niettemin: de dynastie kon worden voortgezet, met een nieuwe residentie in de centraal gelegen stad Toledo.

[volgende week meer]

#Aetius #AlarikII #Amalarik #Anthemius #arianisme #Arles #Attila #Avitus #BreviariumAlaricianum #CatalaunischeVelden #Catalonië #ClermontFerrand #Clovis #CodexTheodosianus #Eurik #Franken #Gallië #hospitalitas #Languedoc #Latijn #Narbonne #Pamplona #RijkVanToledo #RijkVanToulouse #RogerCollins #Sueben #SynodeVanAgde #Tarragona #TheodorikDeGrote #TheodorikI #TheodorikII #Visigoten #Zaragoza

A #fascinating documentary about #Aetius and #Attila the #Hun.
#Battle of the Catalaunian Plains, 451 (ALL PARTS) ⚔️ The man who defeated Attila the Hun #DOCUMENTARY #history #RomanHistory #RomanEmpire #FlaviusAetius #Huns #TheHuns #Romans #Rome
https://youtu.be/cMygigvSz0w
Battle of the Catalaunian Plains, 451 (ALL PARTS) ⚔️ The man who defeated Attila the Hun DOCUMENTARY

YouTube

21 septembre 454 - Aetius assassiné par Valentinien III

Le 21 septembre 454, Flavius #Aetius (Aétius), le vainqueur d'#Attila, meurt assassiné par l'empereur Valentinien III.

#histoire #Rome #antiquité #romeantique

https://www.histoiredumonde.net/Aetius.html

https://framapiaf.org/media/wQoF_NMaGonsaaPvLHk

Histoire du monde.net

Flavius Aetius (parfois francisé en Aétius) est un sénateur et généralissime des légions romaines qui obtint les titres de « Patrice » et de " comes et magister utriusque militiae " (« comte et maître des deux milices » en latin) en 443. On a dit de lui qu'il fut « le dernier des Romains » en raison de ses victoires ou alliances à l'avantage de Rome (et personnelles) contre les barbares du Ve siècle, peu avant que Romulus Augustule, dernier empereur d'Occident ne soit déposé en 476. Il naît à Dorostolus (...)