Circumcelliones

Timgad, Donatistisch complex

Als we de kerkvader Augustinus mogen geloven, is de naam circumcelliones afgeleid van het feit dat deze lieden circum cellas pleegden te zwerven, “rondom de heiligdommen”. Dat is niet onmogelijk, maar “heiligdom” is niet de eerste betekenis van cella. Misschien bezondigt de hoogwaardige bisschop zich aan een volksetymologie, ik geef straks een andere verklaring. In elk geval gaat het om opstandelingen op het Numidische platteland die iets te maken kregen met de donatistische kerk.

Wat was dat ook alweer? Het zat zo. Nadat keizer Licinius (r.308-324) zijn medekeizer Constantijn (r.306-337) ervan had overtuigd dat de christenen financieel moesten worden gecompenseerd voor de jarenlange vervolging, kwam de vraag op of de bisschop van Karthago wel correct was gewijd. Eén van de deelnemende geestelijken had zich namelijk nogal meegaand betoond tijdens de vervolging. De officiële, door de keizers erkende kerk zou zich op het standpunt stellen dat priesters ook maar mensen waren, maar dat zo’n kerkelijke wijding toch vooral Gods eigen werk was. Gods zegen rustte dus wel op een bisschop die door niet-helemaal-volmaakte mensen was gewijd. De donatisten waren het daarmee oneens. Ze verwachtten totale zuiverheid van elke geestelijke. Lange tijd is er in de Maghreb naast de keizerlijke kerk een donatistische parallelkerk geweest, en de enorme omvang van het donatistische complex in Timgad bewijst dat die parallelkerk beschikte over aanzienlijke middelen.

Circumcelliones

En ze verwierf op zeker moment de steun van de circumcelliones, die voor het eerst rond 320 worden vermeld. Het lijkt te zijn gegaan om arme plattelandsbewoners, meestal dagloners zonder veel bestaanszekerheid, die de ambitie hadden opgegeven normaal werk te vinden. Verder lijken onder de circumcelliones keuterboeren te zijn geweest met schulden die ze niet langer konden aflossen. Augustinus schrijft dat ze werden behandeld als beesten, wat wel verklaart waarom ze zich uit de stads- en dorpsgemeenschappen terugtrokken en zich overgaven aan banditisme. Zouden het Galliërs zijn geweest, ze zouden Bagaudae genoemd zijn geweest, en als het in de Middeleeuwen was geweest, dan was er sprake van een jacquerie.

Het lijkt erop dat toen Constantijns zoon Constans (r.337-350) maatregelen nam tegen de donatisten, dezen antwoordden door de circumcelliones te instrueren om terreurdaden te verrichten tegen de officiële kerk. We kennen twee leiders bij hun (Berber)naam: Axido en Fasir. Hun opstand, die rond 340 plaatsvond, liep volledig uit de hand, want ze richtten zich vooral op de landhuizen van de grootgrondbezitters, waar ze de schuldregisters vernietigden en de bewoners – dat ging in een moeite door – dwongen hun slaven vrij te laten. De Romeinse generaal Taurinus onderdrukte deze opstand.

Ik schreef zojuist “lijkt erop” omdat we geen geschriften hebben van de circumcelliones zelf. Niet alleen waren ze merendeels ongeletterd, maar zelfs al zouden ze teksten hebben geschreven, dan nog zouden ze niet zijn gekopieerd toen de keizerlijke kerk eenmaal het pleit had gewonnen.

Het huis van Optatus in Timgad

Zelfmoordaanslagen

Enkele jaren later, tussen 345 en 347, was er een tweede revolte, die door generaal Silvester werd onderdrukt. Hierna lijken (lijken!) de circumcelliones hun modus operandi te hebben gewijzigd, want we vernemen dat ze heel riskante overvallen deden, waarbij ze zouden hebben gehoopt te sneuvelen, zodat ze als martelaren meteen naar de hemel zouden gaan. Hun aanvalskreet zou Deo laudes! zijn geweest, “Prijs God!” Dit moet rond 390 zijn geweest, en de regie zou in handen zijn geweest van de donatistische bisschop Optatus van Timgad. Een laatste geweldsgolf vond plaats rond 411.

Dat die zelfmoordaanslagen geen fictie zijn, wordt bewezen door vijfenzestig grafstenen die zijn gevonden bij de Jebel Nif en-Nser, niet ver van het Algerijnse stadje Ain M’lila: het gaat om circumcelliones die zich in een kloof hebben geworpen. Mogelijk deden ze dat om aan achtervolgers te ontkomen. We lezen ook over ongewapende circumcelliones die bewapende konvooien aanvielen. Wij zouden het suicide by cop noemen. Genadeloos als Romeinse gouverneurs waren, lieten ze de aanvallers vrij.

“Eeuwig vrede voor de katholieke kerk”: anti-donatistische polemiek (Nationaal Museum, Algiers)

Twijfel

Zoals gezegd: we weten het allemaal niet zo zeker. Hun eigen opvattingen kennen we eigenlijk niet en een auteur als Augustinus was vooringenomen. Weliswaar herkende hij de sociale oorzaak, maar hij maakte zich zó grote zorgen om het donatisme dat hij bereid was de overheid te vragen desnoods met geweld op te treden. Augustinus voelde sympathie voor de ontrechten, maar niet voor bondgenoten van de donatistische concurrentie.

Nog iets: het Latijnse woord cella kan ook “graanopslag” betekenen, wat prima past bij een plattelandsbeweging. Je zou de nomaden die bij de oogst kwamen helpen, kunnen aanduiden als degenen die zich bij de silo’s ophouden. Maar deze interpretatie van de naam maakt het lastiger – hoewel zeker niet onmogelijk – de circumcelliones te presenteren als donatistische terroristen.

In elk geval: ze waren gevaarlijk. Reizigers, en zekere geestelijken in dienst van de keizerlijke kerk, vormden bewapende karavanen alvorens op pad te gaan. Dat zegt echt wel iets. Augustinus kan overdrijven als hij zegt dat de kreet Deo laudes gevreesder was dan het brullen van een leeuw, maar zijn angst was wel degelijk reëel.

Kortom: er zijn wat problemen in de bewijsvoering, maar we mogen de circumcelliones beschouwen als plattelandsrebellen die steeds meer veranderden in de gewapende tak van de donatistische kerk.

PS

De circumcelliones spelen een belangrijke rol in de historische roman De ketter van Carthago van Frans Willem Verbaas (2020; bespreking).

#Algerije #Augustinus #Bagaudae #banditisme #Circumcelliones #Constans #ConstantijnDeGrote #donatisme #FransWillemVerbaas #Licinius #Numidië #OptatusVanTimgad #terrorisme #Timgad #zelfmoord

De ketter van Carthago (2)

De vorig jaar verschenen historische roman De ketter van Carthago van Frans Willem Verbaas gaat niet en wel over Augustinus, de bisschop van Hippo over wie ik gisteren blogde. De hoofdpersoon heet Spes en wordt aangetrokken, afgestoten, opnieuw aangetrokken, weer afgestoten en tot slot weer aangetrokken door de bisschop, die dus wel centraal staat in het boek. In feite is het samen te vatten als “hoe Spes bleef kijken naar Augustinus”.

Zoals zoveel historische romans moet je het boek niet lezen omdat het allemaal precies klopt. Nog voor de eerste zin gaat het al fout als er een datering anno Domini wordt gebruikt. Er waren in de Oudheid verschillende dateringssystemen, maar deze is pas in de zesde eeuw gemeengoed geworden. Augustinus dateerde bijvoorbeeld gebeurtenissen regelmatig aan de hand van de Romeinse consuls: zo lezen we in De stad van God dat Christus is gestorven toen Lucius Rubellius Geminus en Gaius Fufius Geminus het consulaat bekleedden. Er zijn in De ketter van Carthago wel meer dingen waar ik als historicus door afgeleid raakte, maar ik vind het niet helemaal eerlijk het boek daarop af te rekenen. Een roman die het verleden toont zoals het werkelijk was, zou zo saai zijn als het menselijk leven nu eenmaal is.

Spes, Optatus en Augustinus

De troeven van deze roman liggen ergens anders. Verbaas vertelt een spannend verhaal rond een paar mooie personages. Spes is een man van de daad, die over onrecht verontwaardigd kan zijn en dan ietwat impulsief kan handelen. Dat brengt hem al snel bij de donatistische Circumcelliones, onder leiding van Optatus, aan wie de lezer alleen maar een hekel kan hebben.

Eerlijk gezegd: het ligt er wat dik op, een vadsige valse profeet die voortdurend een slang bij zich heeft. Dat is overigens – de historicus in mij kan niet helemaal zwijgen – wel alleszins mogelijk, want de Libische volken kenden slangenculten en ik wil absoluut niet uitsluiten dat de verondersteld zuivere donatisten aspecten van oudere heidense culten hadden geïntegreerd.

Het huis van Optatus in Timgad

Verbaas’ Augustinus is een sympathieke man, nooit te beroerd voor een pastoraal gesprek en met inzicht in de kwaliteiten van zijn gelovigen. Hij kent Spes beter dan deze zichzelf kent. En ook: Augustinus is een voorstander van een kerk die wat ruimte wil laten voor menselijke gebreken en die ook vergeving kent. Waar de donatisten een zuivere kerk wilden, was Augustinus’ kerk er voor het koren én het onkruid.

Geen historische roman

Misschien is er in De ketter van Carthago, waarvan ik zo meteen zal uitleggen dat het helemaal niet over het verleden gaat, zelfs iets teveel vergeving. Als Spes zich na enkele moordpartijen afwendt van de Circumcelliones, krijgt hij de absolutie – maar Spes hoeft zich niet te melden bij de burgerlijke autoriteiten. Augustinus’ collega Synesios zou dat niet zo hebben aangepakt: van hem is een herderlijke brief  over waarin hij iemand adviseert zich aan te geven en de doodstraf te aanvaarden. (Het voordeel voor de terechtgestelde, legt Synesios uit, is dat hij zo verhindert dat  zijn ziel na zijn dood blijft rondspoken.) Een priester mag niet als voorwaarde aan de absolutie stellen dat iemand aangifte tegen zichzelf doet, maar op dit punt voelde De ketter van Carthago ongemakkelijk.

Ik leg hier een moderne norm aan. Wat Verbaas heeft geschreven, gaat namelijk in feite over een moderne vraag. Aan de ene kant is er een georganiseerde religie, met een geschoolde geestelijkheid die de consequenties van bepaalde gedachtegangen kent en die accepteert dat de gelovigen niet perfect zijn. Dat is allemaal heel mooi, maar regelmatig gebeurt het dat geestelijken wat al te makkelijk hun eigen onvolmaaktheid aanvaarden. Als reactie daarop ontstaan stromingen die grotere zuiverheid eisen – en die ontaarden eigenlijk altijd in gewelddadig radicalisme. Zie sommige Amerikaanse evangelicals, en zie vooral de zogenaamd Islamitisch Staat, die meer dan eens het model lijkt te zijn geweest van Verbaas’ Circumcelliones.

Dit is dus geen roman over Augustinus. Maar het is een boeiend boek dat in feite gaat over de vraag wat een goede zielzorger moet zijn. U moet De ketter van Carthago zeker lezen als u besluit naar Algerije te reizen, want u zult verschillende locaties uit de roman herkennen.

Spes’ pleegvader is kapitein en versiert zijn huis met een mozaïek van schepen. Dit is zo’n mozaïek, te zien in het museum van Annaba.

 

#Augustinus #Circumcelliones #donatisme #donatisten #FransWillemVerbaas #Nachleben #OptatusVanTimgad #roman

1700 jaar Nikaia (5): de besluiten

Nikaia loste niet alle problemen op; er waren meer concilies nodig. In het Rila-klooster zijn ze allemaal afgebeeld.

Het is maar al te begrijpelijk dat de bisschoppen die aanwezig waren op het Concilie van Nikaia meenden dat de Heilige Geest hen in de juiste richting had geleid. Men was het vooraf oneens geweest over de relatie tussen God de Vader en God de Zoon, over de autonomie van de bisschoppen, over de paasdatum en over nog andere thema’s. De bisschoppen communiceerden in het Grieks, maar we moeten niet onderschatten dat de aanhangers van de twee grote scholen van Bijbeluitleg, de Alexandrijnse en Antiocheense, niet zelden dachten in het Egyptisch (Koptisch) en het Syrisch (Aramees).

Persoonlijke ergernissen speelden een rol. Wellicht waren er mensen die zich stoorden aan de rol van de keizer. We beschikken over een door hem bij een andere gelegenheid gehouden toespraak waaruit blijkt dat hij de theologische finesses niet geheel beheerste. (De auteurs van onze bronnen, die Constantijn positief presenteren, maken overigens geen melding van irritaties over zijn rol.) Ondanks alle moeilijkheden eindigde de vergadering met consensus. De keizer had met de ruziënde bisschoppen een enorm risico genomen, maar kon tevreden beginnen aan het regeringsjubileum, de vicennalia, dat hij kort daarna zou vieren. Zoals gezegd heeft de Kerk de ingreep door het wereldlijk gezag geaccepteerd omdat de Heilige Geest zo evident aanwezig was geweest.

De drie grote kwesties

Wat werd er nu eigenlijk besloten? Om te beginnen was er de veroordeling van de opvattingen van Areios. De bisschoppen stemden in met de door Constantijn (of beter: een van zijn adviseurs) voorgestelde formulering dat Christus “één in wezen was met de Vader en uit het wezen van de Vader”. Dit was een compromis, waar voor het moment iedereen zijn eigen uitleg aan kon geven. Het werd vastgelegd door een in Jeruzalem gangbare geloofsbelijdenis uit te breiden met wat zinnetjes die aanhangers van Areios niet over de lippen zouden kunnen krijgen.

Verbranding van Areios’ boeken (negende-eeuws manuscript uit Vercelli)

In de praktijk was de kwestie echter doorgeagendeerd en in de tweede helft van de vierde eeuw was er nogal wat discussie over de vraag of de Vader en de Zoon wezensgelijk of wezensgelijkend waren. Daar zijn nog enkele andere concilies aan gewijd: dat van Constantinopel in 381, dat van Efese in 431 en tot slot dat van Chalkedon in 451. De kwestie is eigenlijk nooit helemaal opgelost. Er bestaan nog steeds nestorianen, wier teksten vooral in het Grieks en Aramees zijn gesteld, en monofysieten, wier literatuur vooral in het Koptisch en Armeens is geschreven.

Bij de tweede grote kwestie, de paasdatum, was de vraag of het feest gevierd moest worden op de kalenderdag (volgens de joodse kalender) of de weekdag (zondag). Dit laatste standpunt overheerste en de besluitenlijst stelt expliciet dat het concilie hier de Romeinse traditie volgde. Bisschop Sylvester mocht dan afwezig zijn geweest, Rome had wel invloed. Het probleem bleef overigens bestaan. Weliswaar was er een heldere definitie, maar er was geen consensus over de berekening van de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente. Niet iedereen gebruikte namelijk de negentienjarige Cyclus van Meton.

De derde kwestie was geen kwestie: het feit dat het concilie was samengekomen was al een ontkenning van het feit dat bisschoppen als Meletios van Lykopolis volledig autonoom waren. Dat dit een hamerstuk was, wilde niet zeggen dat er niets te regelen overbleef. In Nikaia werd ook de structuur van de kerk vastgelegd. Wat ons brengt bij zaken die verder ter tafel kwamen.

Andere besluiten

We weten van twintig andere tijdens het Concilie van Nikaia genomen beslissingen. Misschien stelde Constantijn ze aan de orde naar aanleiding van de klachten die vóór de vergadering waren geordend in de al genoemde libelli. Weliswaar had hij die laten verbranden, maar niemand zegt dat de keizerlijke kanselarij ook de onderliggende correspondentie heeft vernietigd.

Om te beginnen: de geestelijkheid. De aanwezigen uniformeerden de regels voor de bisschopskeuze en stelden een hiërarchie vast. Drie bisschoppen kregen extra rechten, namelijk die van Alexandrië, Antiochië en Rome. In deze volgorde, die in Latijnse manuscripten overigens andersom is. Later zouden deze drie bisschoppen titels krijgen als “patriarch”, terwijl de aanspreekvorm papa, “paus”, steeds meer voor deze leiders gereserveerd zou worden. Bij latere concilies kregen ook de bisschoppen van Constantinopel en Jeruzalem de rang van patriarch.

Er kwamen regels voor de geestelijkheid. Misdadigers en mannen die zichzelf vrijwillig hadden gecastreerd, waren uitgesloten van het priesterschap. Geestelijken mochten geld uitlenen als dat in het voordeel was van debiteuren, maar mochten zelf geen winst maken op die kredietverstrekking. Omdat ook geestelijken weleens vergissingen konden maken, en omdat ook vergaderingen van geestelijken die een dwalende collega gispten zich konden vergissen, kwamen er beroepsprocedures. Alleen over de seksuele betrekkingen van de geestelijkheid bleek consensus moeilijk. Dit mocht voortaan lokaal geregeld worden.

Bisschoppen die tijdens de vervolging door keizer Diocletianus afvallig waren geweest – lees: die met terugwerkende kracht niet hadden voldaan aan eisen die pas in Nikaia werden geformuleerd – werden uit hun ambt ontzet. Dit lijkt een handreiking te zijn geweest aan de donatisten, maar ze maakte geen einde aan deze kerkscheuring.

Ondanks het streven naar harmonie, eenheid en vrede, had het concilie ook nog wat rekeningen te vereffenen. Het werd bisschoppen verboden om mensen die in andere bisdommen een sanctie hadden gekregen, in dienst te nemen. Niet alleen was dit een verdere aantasting van de bisschoppelijke autonomie, het was bedoeld om mannen als de veroordeelde Areios het leven zo zuur mogelijk te maken. Areios’ aanhangers moesten penitentie doen.

Ook Constantijn stond niet boven ressentiment. Hij had in 324 een burgeroorlog gewonnen en zijn tegenstander Licinius, die in 312/313 de toenadering tot de christenen had geïnitieerd, werd met terugwerkende kracht als afvallige beschouwd. Zijn soldaten moesten eveneens penitentie doen.

Afrondende maatregelen

Mogelijk heeft Constantijn bisschop Makarios van Jeruzalem opdracht gegeven te zoeken op welke plaatsen in zijn stad Jezus was gekruisigd, begraven en opgestaan. Dit staat nergens in onze bronnen, maar het staat wel vast dat keizerin-moeder Helena een jaar later de Grafbasiliek heeft laten bouwen. In Betlehem verrees de Geboortekerk en in Rome liet Constantijn kerken bouwen boven de (veronderstelde) graven van Petrus en Paulus. Een van de keizerlijke paleizen, het Lateraan, deed Constantijn cadeau aan de bisschop van Rome.

Het concilie eindigde met de verslaglegging. Alle bisschoppen moesten de documenten tekenen. Daarna werden de beslissingen met de wereld gedeeld. We weten van een door het Concilie naar Egypte verstuurde brief over de drie grote kwesties en van twee keizerlijke brieven. De ene was gericht aan Alexandrië, waar Areios vandaan kwam, en de andere was een circulaire over de paasdatum die naar elk bisdom werd verstuurd.

Bij hun vertrek kregen de bisschoppen nog geschenken mee. Maar niet iedereen was zo gelukkig. Twintig bisschoppen hadden moeite met de beslissingen. Onder dreiging van ballingschap tekenden zestien van hen alsnog de notulen, maar de resterende vier moesten hun stad verlaten. Daar kwamen er later nog twee bij. Het Concilie van Nikaia had eenheid gebracht, maar zelfs met een gemanipuleerde gastenlijst waren sancties nodig.

[morgen meer]

#Areios #ballingschap #bisschop #christenvervolging #ConcilieVanNicea #ConstantijnDeGrote #CyclusVanMeton #Diocletianus #donatisme #donatisten #EersteConcilieVanNikaia #EusebiosVanCaesarea #Grafbasiliek #HelenaKeizerin_ #Licinius #MakariosVanJeruzalem #MeletiosVanLykopolis #paasdatum #SintJanVanLateranen #SylvesterI #Synodikon

1700 jaar Nikaia (2): de gastenlijst

Het Concilie van Nikaia (negende-eeuws manuscript uit Vercelli)

De Oudheid is per definitie de periode waarover we naast het archeologische materiaal ook geschreven bronnen hebben, maar niet voldoende om te komen tot werkelijke geschiedvorsing. Daardoor zijn er talloze onderwerpen waarover we niets weten. Zo staat vast dat Egypte in de tweede eeuw na Chr. een ware fabriek van nieuwe christelijke ideeën is geweest, maar hebben we geen idee, zelfs geen begin van een idee, hoe het christendom in Egypte is gekomen. Dat is maar één voorbeeld van het simpele feit dat we over de Oudheid eigenlijk altijd onvoldoende weten.

Gelukkig begrijpen we wel waarom we over bepaalde onderwerpen minder informatie hebben dan er moet zijn geweest. We weten dat er teksten zijn geweest van de mensen die Christus vereerden in combinatie met andere goden, maar de middeleeuwse kopiisten hebben die niet overgeschreven. Ook de teksten van degenen die later als ketters zouden komen gelden, zijn op deze wijze verloren gegaan.

Schaarse informatie is normaal en het is niet vreemd dat we alleen indirect zijn geïnformeerd over het Eerste Concilie van Nikaia, dat morgen 1700 jaar geleden is begonnen. We beschikken niet over de zogeheten actae, “handelingen”, die we over andere kerkelijke vergaderingen wel hebben. De wel overgeleverde deelnemerslijst, het Synodikon, is een latere reconstructie. Hoewel de in Nikaia genomen beslissingen bekend zijn, en we ook wel iets weten over het verloop van de discussies, missen we belangrijke stukken informatie. Het is bijvoorbeeld onbekend hoe de gastenlijst tot stand is gekomen.

Geweigerde bisschoppen

En dat is wel een gemis, want lang niet iedere bisschop was uitgenodigd. Zo ontbrak bisschop Donatus van Karthago. Die had weliswaar een discussie over de financiën van zijn kerk verloren en is de geschiedenis in gegaan als ketter, maar dat was pas later. Wie in 325 besloot hem niet uit te nodigen, en wel Donatus’ rivaal Caecilianus, had al een beslissing genomen over wat orthodox was en wat niet. Een misschien voorspelbare beslissing, aangezien Donatus in de westelijke provincies al een reputatie had als onruststoker, maar evengoed: niet iedere zich christen noemende bisschop was uitgenodigd. We weten niet wie de gastenlijst samenstelde, met welk recht en met welke criteria.

Een soortgelijke kwestie speelde in Boven-Egypte, waar bisschop Meletios van Lykopolis een conflict had met de bisschop van Alexandrië. Volgens de regels die in Nikaia afgesproken zouden worden, zat Meletios in dit conflict verkeerd, maar die regels waren er vanzelfsprekend nog niet toen iemand besloot Meletios niet uit te nodigen. Terwijl Meletios en ook Donatus als bisschoppen van hun steden een grote autonomie hadden en officieel niemand boven zich hadden staan die beslissingen over hen kon nemen, plaatsten de organisatoren van het concilie zich wel boven de bisschoppen.

Er kunnen meer van dit soort gevallen zijn geweest en we weten zeker dat er in Nikaia niemand is geweest die een niet-exclusivistische uitleg van het geloof voorstond. Terwijl Christus vereren in combinatie met andere goden, hoe ongebruikelijk wij dat ook vinden, destijds was wat elke weldenkende Romein zou hebben gedaan. Hoeveel Christusvereerders hadden de andere goden afgezworen? Hoeveel mensen combineerden de verering van Christus met de verering van andere goden? Hadden we maar meer informatie, maar het simpele feit is dat we over de exclusivisten wél informatie hebben en over de niet-exclusivisten niet. We kunnen niet vaststellen hoe representatief de genodigden in Nikaia zijn geweest voor de toenmalige verering van Christus.

Een proto-kerk?

Hoe dat ook zij: er was iemand die al beslissingen aan het nemen was voordat het Concilie van Nikaia begon, en die iemand had het oor van de keizer. Een mogelijke hypothese is dat er al iets bestond dat we gemakshalve “de proto-kerk” zullen noemen: een groep bisschoppen die weliswaar niet officieel was georganiseerd, maar zich op veel punten al kon presenteren als “de” vertegenwoordiger van de christelijke gemeenschap. Die groep was dan exclusivistisch van aard.

Hoewel de geschiedenis vaak zo wordt gepresenteerd, en er ook exclusivistische bronnen zijn over bisschoppen die met elkaar communiceren en discussiëren, is deze hypothese feitelijk ontoetsbaar omdat we, zoals gezegd, niet weten hoe representatief onze informatie is. Doordat de kopiisten teksten met sterk afwijkende meningen niet overschreven, hebben we over de eeuwen vóór Nikaia vooral informatie die in lijn is met de daar vastgestelde orthodoxie. Er is tekstselectie geweest, zoals altijd het geval is met informatie over de Oudheid.

Toch is er een aanwijzing voor het bestaan van een min of meer erkende kerk vóór 325. Die aanwijzing betreft een zekere Paulus van Samosata, die bisschop was in Antiochië en ideeën verkondigde die in 269 werden afgewezen door een vergadering van zo’n zeventig bisschoppen. Zij zetten hun collega af, waarop keizer Aurelianus in 272 een hoorzitting organiseerde. Hij liet zich daarbij adviseren door de bisschoppen in Italië en bevestigde de afzetting. In deze anekdote ligt besloten dat er op dat moment een min-of-meer officiële kerk was, waar zelfs een keizer naar luisterde.

Het probleem met deze anekdote is dat onze informatie vooral afkomstig is van Eusebios van Caesarea, een auteur die het bisschoppelijk gezag voortdurend benadrukt. Natuurlijk waren er rotte appels. Eusebios was een realist. Maar het college van bisschoppen corrigeerde dwalende bisschoppen als Paulus, en de gelovigen mochten hun herders vertrouwen. Aldus Eusebios. De anekdote past te goed bij de tendens van zijn werk om niet verdacht te zijn. Dat wil niet zeggen dat de bisschop van Caesarea snoeihard liegt, maar wel dat we zijn informatie niet kritiekloos mogen overnemen.

Nikaia: de gezagsvraag

Samenvattend: de gastenlijst van het Concilie van Nikaia is opgesteld door iemand die mensen uitsloot. Hier was iemand aan het werk die naar bepaalde conclusies toe wilde werken. In welke mate deze organisator een eerdere, min of meer erkende kerk vertegenwoordigde, en hoe representatief de vergadering was voor alle vereerders van Christus, valt niet langer uit te maken. We beschikken over te weinig data: het waren, zoals het cliché luidt, de overwinnaars die de geschiedenis schreven. Of, beter gezegd: het waren de orthodoxen die de bronnen kopieerden.

Waar het om draait: er zijn bisschoppen geweest die vasthielden aan hun aloude autonomie, die niet werden uitgenodigd en die, autonoom als ze waren, ook geen reden hadden om het gezag van het Concilie van Nikaia te erkennen. Nikaia schiep de eenheid die Constantijn wilde, maar feitelijk is de vraag met welk religieus gezag de verzamelde bisschoppen hun meningen oplegden aan de kerk.

[later meer over Nikaia]

#bisschop #Caecilianus #ConcilieVanNicea #ConstantijnDeGrote #dataschaarste #donatisme #Donatus #EersteConcilieVanNikaia #EusebiosVanCaesarea #exclusivistischeChristenen #kopiist #MeletiosVanLykopolis #nietExclusivistischeChristenen #PaulusVanSamosata #Synodikon #tekstselectie