Algiers 1830

Ik heb eerder geschreven over de Barbarijse Staten en verteld dat hun reputatie als piraten eigenlijk onverdiend was. Ze deden wél aan kaapvaart, dus het in oorlogstijd beroven van vijandelijke koopvaardijschepen. Dat was lange tijd volkomen normaal; in een ander blogje schreef ik over de joodse kapers die tijdens de Spaanse Successieoorlog namens de Staten-Generaal de Caraïbische wateren onveilig maakten voor Spaanse schepen. Kaapvaart begon als er oorlog uitbrak, was gereguleerd met kapersbrieven en hield op zo gauw er een vredesverdrag was – en zo simpel was het.

Voor de Barbarijse leiders – de Ottomaanse pasja van Tripoli, de Ottomaanse bey van Tunis en de Ottomaanse dey van Algiers – was kaapvaart een verdienmodel, mogelijk doordat er altijd wel ergens een Europese oorlog was waarin men partij kon kiezen. Men beroofde schepen en zette de bemanning in als slaven, net zo lang tot die werden vrijgekocht. Een en ander paste bij het islamitische ideaal dat het geloof moest worden verspreid, maar deze religieuze motivatie was allang ondergeschikt aan de commerciële. Kaapvaart was voor de Barbarijse Staten overigens niet de belangrijkste economische activiteit. Soms leed men er zelfs verlies op, want goedkoop waren de kaapschepen niet, en handel was altijd profijtelijker. Algiers, met de agrarische rijkdom van de Hautes Plaines, leverde bijvoorbeeld graan aan Frankrijk, zodat de twee landen elkaar al in de achttiende eeuw goed kenden.

De slavenmarkt van Tunis

Veranderde spelregels

Alles veranderde in 1815, tijdens het Congres van Wenen. In zijn afgelopen zomer verschenen boek De laatste dagen van Barbarije vertelt de Utrechtse historicus Erik de Lange hoe in Wenen niet alleen een nieuw Europa werd geschapen, maar vooral een nieuw systeem ontstond om internationaal samen te werken tegen bedreigingen van de veiligheid. Zoals men samenwerkte om Napoleon, terug van Elba, weg te werken richting Sint-Helena, zo werkte men voortaan samen om piraterij te bestrijden. Zoals de piraten uit de Barbarijse Staten. En als u nu opmerkt “dat waren toch kapers?”, dan heeft u het probleem begrepen dat De Lange beschrijft. Het Congres van Wenen veranderde de spelregels.

Daarbij speelden diverse factoren. Eén daarvan was dat gewiekste diplomaten de bestrijding van de kaapvaart kaderden als onderdeel van de strijd tegen de slavernij. Een andere factor was dat na het Congres van Wenen nieuwe landen waren ontstaan, die meenden in vrede te leven met de Barbarijse Staten, terwijl men daar meende dat er nog sprake was van een oorlogssituatie. Wat de een beschouwde als kaapvaart, beschouwde de ander als geweld in vredestijd en dus piraterij. En er waren, zo meende men in de Maghreb, ook nog wat achterstallige betalingen, die de oorlogsvermoeide Europese landen niet wilden voldoen. En dus kwam het tot oorlog.

Het paleis van de rais van Algiers

De Lange noemt diverse operaties, zoals het bombardement dat de gecombineerde Nederlandse en Britse vloot in 1816 uitvoerde op Algiers. Hij beschrijft ook hoe handig Hussein Dey van Algiers er enkele jaren later in slaagde een Nederlands-Spaans verdrag kapot te spelen.

Algiers 1830

Ook besteedt De Lange veel aandacht voor de Franse aanval op Algiers in 1830. Ik noemde vorige week al dat de plannen al klaar lagen sinds 1808, maar koning Karel X implementeerde ze, zich opwerpend als beschermer van de hele Europese koopvaardij en bestrijder van de slavernij. Daarbij profiteerde hij ervan dat de diverse Ottomaanse vloten, en dus ook die van de Barbarijse Staten, ten onder waren gegaan ten tijde van de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog. Het eindresultaat was de annexatie van Algerije – geen kolonie maar een overzees gebiedsdeel van Frankrijk, maar weer wel een raar overzees gebiedsdeel omdat 90% van de inwoners was ontrecht.

De bey van Tunis en de pasha van Tripoli kregen eveneens te maken met de Franse kanoneerbootpolitiek. Voor eerstgnoemde was dat extra zuur, want die presenteerde zich al langer als Europese bondgenoot. Er waren allerlei Europeanen in zijn stad, zoals Jean-Emile Humbert, de Nederlandse kolonel die Karthago identificeerde. De bey zou overigens pro-Europees blijven in de zin dat Tunis als een van de eerste landen ter wereld de slavernij voorgoed buiten de wet stelde.

Het Rode Kasteel van Tripoli

Wie tegenwoordig door de regio reist, kent de gebouwen wel waar de gebeurtenissen uit De Langes boek zich hebben afgespeeld: het “rode kasteel” van de pasja van Tripoli, de slavenmarkt en de residenties van de bey van Tunis, de paleizen van de dey en de rais van Algiers. Ze zijn er allemaal nog. Wat er ook nog is, is het idee dat kaapvaardij in strijd is met het internationaal recht.

#Algerije #Algiers #BarbarijseKapers #BarbarijseStaten #BeyVanTunis #CongresVanWenen #ErikDeLange #Frankrijk #HusseinDey #JeanEmileHumbert #kaapvaart #KarelX #Libië #NapoleonBonaparte #OttomaanseRijk #TripoliLibië_ #Tunesië #Tunis

Uqba ibn Nafi al-Fihri (1)

Moskee van Kairouan

[Derde van zeven blogjes over de arabisering van de Maghreb. Het eerste was hier.]

Ik heb Uqba ibn Nafi al-Fihri (622-683) al eens eerder genoemd: hij is de stichter van de Tunesische stad Kairouan en een voorouder van enkele leiders die een belangrijke rol speelden in de jaren na de Arabische verovering van het Iberische Schiereiland. Uqba is in Nederland niet zo bekend, en een mens hoeft ook niet alles te weten, maar hij is een van de grote namen uit de geschiedenis van de Maghreb.

Eerst even zijn afkomst. Hij was een neef van Amr ibn al-As, een van de gezellen van de profeet Mohammed en de man die in 639-642 leiding had gegeven aan de Arabische verovering van Egypte. Al in 642 was hij doorgestoten naar de Cyrenaica, het noordoosten van het huidige Libië. Amr nam Uqba, die als kind overigens de profeet nog had gekend, met zich mee en wees hem aan als gouverneur van de stad Barka, het huidige El Marj in Libië. Uqba was pas drieëntwintig jaar oud.

De eerste Arabische aanval

Doordat de Arabieren vanuit Egypte westwaarts kwamen, dreigde het Exarchaat van Karthago, zoals de Byzantijnse Maghreb heette, afgesneden te raken van de rest van het imperium. Bovendien was het Exarchaat onvoldoende verdedigd. In 610 was de latere keizer Herakleios met het Afrikaanse leger naar Constantinopel gevaren en we hebben geen informatie dat nadien troepen waren teruggestuurd. Ze waren nodig geweest voor zijn langdurige oorlogen tegen de Perzen en tegen de Arabieren.

De exarch in Karthago, een zekere Gregorios, voorzag moeilijkheden en wist dat hij moest samenwerken met de Berbers. Hij verplaatste zijn residentie naar Sufetula, het huidige Sbeitla in het binnenland. Door op zoek te gaan naar eigen troepen, was hij feitelijk in opstand, en we lezen dat hij als motief opgaf dat keizer Konstans II, als aanhanger van het zogeheten monotheletisme, niet voldoende zuiver was in de christelijke leer. Dat riekt naar een voorwendsel.

Byzantijnse versterkingen in Sbeitla

De aanval kwam in 647, toen kalief Othman (r.644-656) een leger van Arabieren en Laguatan-Berbers naar het westen stuurde. Uqba stond aan het hoofd van een van de regimenten. Het kwam bij Sbeitla tot een gevecht, waarbij Gregorios sneuvelde en zijn dochter, die mee vocht, krijgsgevangen werd genomen. De Arabieren zetten haar op transport naar het oosten, maar onderweg pleegde ze zelfmoord door zich van haar dromedaris af te werpen. De resten van het Byzantijnse leger trokken zich terug naar Karthago en feitelijk mochten de Byzantijnen van geluk spreken dat de Arabieren zich ook terugtrokken. Ze waren gekomen om te plunderen en dat was goed gelukt.

De tweede Arabische aanval

In 670 promoveerde Muawiya, de eerste Umayyadische kalief, Uqba tot gouverneur van alle gebieden ten westen van Egypte. Hij had goede relaties met de Laguatan-Berbers, hij had in de tussentijd de oase van Germa geannexeerd, hij had op een of andere manier vriendelijke contacten met de steden Lepcis, Oea (Tripoli) en Sabratha in westelijk Libië, en hij kende de regio als geen ander. Zo moet hij hebben geweten dat de Byzantijnen de exarch in Karthago niet te hulp konden komen, omdat ze hun legers nodig hadden in Anatolië. Ook kon keizer Konstantinos IV niet aan anderen vragen namens hem te vechten, want de bevolking van Italië herinnerde zich enkele recente plunderingen en de bevolking van Sicilië steunde een opstandige generaal. De bronnen over die laatste opstand zijn onduidelijk, maar een daarvan, het Liber Pontificalis, vermeldt dat troepen uit Karthago de Byzantijnen op Sicilië te hulp schoten. Als dit waar is, was het huidige Tunesië onverdedigd toen Uqba naar het westen kwam.

Culturele pluriformiteit: joodse synagoge-inscriptie uit Djerba (Bardomuseum, Tunis)

Zonder problemen trok hij langs Lepcis, Oea en Sabratha in het noordwesten van Libië, zonder problemen passeerde hij Djerba en Gabès, en zonder problemen trok hij het huidige Tunesië binnen. Gevechten worden niet vermeld; het lijkt alsof iedereen zich zonder meer onderwierp, tribuut betaalde en afwachtte tot Uqba’s leger weer was vertrokken. Die verwachting was niet onredelijk, want Uqba bevond zich 1700 kilometer ten westen van zijn thuisbasis Barka.

Kairouan

Desondanks stichtte hij, zoals gezegd, de stad Kairouan. Zijn beslissing is overgeleverd door de dertiende-eeuwse geograaf Yaqut al-Hamawi:

Zo gauw je ze een zwaard voorhoudt, bekeren de bewoners van dit land zich tot de islam, zo gauw je vertrekt, wenden ze zich af van Gods religie en keren ze terug naar het ongeloof. Het verdient geen aanbeveling moslims te midden van hen te vestigen. Het lijkt me beter een stad te stichten die tot het einde der tijden een steun zal zijn voor de islam.

Verder zou Uqba erop hebben gewezen dat deze plek, ruim vijftig kilometer landinwaarts, ver genoeg van de zee lag om onbedreigd te zijn door de Byzantijnse vloot. We kunnen toevoegen dat Kairouan, net als Sbeitla, in het binnenland lag, zodat contact met de Berbers eenvoudig was. Het vanuit Kairouan bestuurde gebied staat bekend als Ifriqiya, wat natuurlijk de verbastering is van Africa.

De grote moskee van Kairouan

Een charmant detail is dat Uqba niet precies wist hoe hij de moskee moest oriënteren en dus maar besloot de gebedsnis te richten op de plek waar hij in de ochtend voor het eerst “Allah is groot” zou horen roepen. Dat heeft niet echt geholpen want de moskee staat zeker 45° uit de richting. Het blijft overigens een van de mooiste moskeeën die ik heb bezocht, samen met die van Damghan, Córdoba en Edirne.

[Wordt vervolgd]

#Algerije #Altava #AmrIbnAlAs #ArabischeVeroveringen #Barka #Berbers #Cyrenaïca #Djerba #Gabès #Germa #GregoriosExarch_ #Herakleios #Ifriqiya #Kairouan #KalifaatVanDamascus #KonstansII #KonstantijnIV #Laguatan #LepcisMagna #LiberPontificalis #monotheletisme #MuawiyaI #Oea #Othman #Sabratha #TripoliLibië_ #Tunesië #Umayyaden #UqbaIbnNafiAlFihri #YaqutAlHamawi

Lucius Verus versus de Parthen

Lucius Verus (Torloniacollectie, Rome)

In 115 ontketende de Romeinse keizer Trajanus (r.98-117) een enorme oorlog tegen het Parthische Rijk. Hij liep de bufferstaat Armenië onder de voet en gelastte zijn legioenen om langs de Tigris en de Eufraat op te rukken naar de Perzische Golf. Een boottochtje vormde het triomfantelijke hoogtepunt van de operatie. Maar meteen daarna waren er opstanden en Trajanus’ opvolger Hadrianus (r.117-138) ontruimde de gebieden. Evengoed zat de schrik er goed in bij de Parthen: decennia lang bleef het rustig. De opbloeiende handel van een stad als Palmyra documenteert de zegeningen van de vrede.

Crisis

Tijdens Hadrianus’ opvolger Antoninus Pius (r.138-161) bleef het aan de Eufraatgrens rustig en de Romeinen verwachtten dan ook geen onoverkomelijke moeilijkheden toen Marcus Aurelius en zijn broer Lucius Verus aantraden. De nieuwe keizers werden totaal overrompeld door het offensief van de Parthische koning Vologases IV, die niet alleen het Romeinse Rijk binnenviel maar ook de gouverneur van Cappadocië versloeg. Een van de legioenen (VIIII Hispana of XXII Deiotorana) werd vernietigd. De Parthen versloegen ook de gouverneur van Syrië, installeerden in Armenië een vazalkoning en vervingen in het bufferstaatje Edessa de pro-Romeinse koning Manu door een eigen vorst.

Terzijde: ik schreef weliswaar dat de Romeinen geen onoverkomelijke moeilijkheden verwachtten, maar het is aannemelijk dat ze wel iets hebben zien aankomen. Het bewijsstuk is de inscriptie die bekendstaat als EDCS-12401969: ze vermeldt iemand die door Antoninus Pius aan het hoofd van versterkingen naar Syrië is gestuurd. Van de andere kant: het duurde even voordat de Romeinen hun eigen troepenmacht gereed hadden. Een verlaging van het zilvergehalte van de Romeinse munten bewijst dat men onverwacht snel extra geld in omloop moest brengen om de oorlog te financieren.

Lucius Verus reisde pas na een jaar af naar het oosten om persoonlijk leiding te geven aan de oorlog. Het was menens. Keizerlijke aanwezigheid aan het front was al een kwart eeuw niet meer voorgekomen. De laatste keer was Hadrianus’ oorlog tegen Bar Kochba geweest.

The Empire Strikes Back

Verus, die nog geen frontervaring had, bleef overigens op de achtergrond en liet de concrete leiding van de operaties over aan generaals die al wel eens hadden gevochten. Begin 163 rukten de legioenen op naar Armenië, waar ze Artaxata innamen en een nieuwe koning installeerden in een van een Romeins garnizoen voorziene nieuwe hoofdstad. Een emissie van goudstukken waarop de Romeinse keizers de eretitel Armeniacus voeren, bewijst hoe blij ze waren dat ze de schande hadden uitgewist.

Lucius Verus Armeniacus (Valkhof, Nijmegen)

Een tweede operatie vond in 164 plaats aan de Eufraat, waar generaal Avidius Cassius de stad Edessa innam en de pro-Romeinse koning Manu weer op de troon plaatste. De Parthische koning Vologases had dus twee recent aangestelde bondgenoten verloren, en lijkt door anderen in de steek te zijn gelaten. Avidius Cassius profiteerde ervan door op te rukken langs de Eufraat, het verzwakte Parthische leger te verslaan bij Doura Europos en het huidige Raqqa in te nemen. In het volgende jaar stootte hij door naar de Parthische hoofdsteden Seleukeia en Ktesifon, gelegen aan de Tigris. Seleukeia brandde hij plat en in Ktesifon maakte hij het koninklijk paleis met de grond gelijk. De Parthen waren verslagen en de twee Romeinse keizers vierden het door eretitels als Parthicus Maximus aan te nemen.

In het volgende jaar, 166, opereerden de legioenen in het gebied dat de Romeinen Atropatene noemden en wij Azerbaijan. Deze operatie werd echter afgebroken. Onze voornaamste bron, een uittreksel uit het geschiedwerk van de Grieks-Romeinse auteur Cassius Dio, meldt dat Avidius Cassius terugkeerde met grote verliezen aan mensenlevens.noot Cassius Dio, Romeinse geschiedenis . Misschien kwam dat door de uitbraak van een epidemie, waarover ik nog zal bloggen, maar het leger kan ook een nederlaag hebben geleden. Het uittreksel is te kort en te verward om meer te weten.

Een vredesverdrag volgde: in Armenië werd de status quo hersteld, de Parthen erkenden het Romeinse gezag in Edessa en in Doura Europos, en Lucius Verus bezat de tact om in die laatste stad geen troepen uit Italië te stationeren maar hulptroepen uit Palmyra. Evengoed was Romes invloed nu uitgebreid over de Eufraat en werden voor de overwinning overal in de Romeinse wereld monumenten opgericht. Het Parthenmonument in Efese en de ereboog in het Libische Tripoli zijn maar twee voorbeelden.

De ereboog in Tripoli

***

Tot 23 november is in het Rheinisches Landesmuseum in Trier een expositie over Marcus Aurelius.

#AntonijnseEpidemie #Artaxata #Atropatene #AvidiusCassius #Azerbaijan #CassiusDio #DouraEuropos #Efese #epidemie #Eufraat #Irak #Ktesifon #LuciusVerus #ManuVanEdessa #MarcusAurelius #Palmyra #Parthenmonument #ParthischeRijk #SeleukeiaAanDeTigris #Syrië #TripoliLibië_ #VologasesIV