Koningin Kahina

Moskee in Annaba

[Zesde van zeven blogjes over de arabisering van de Maghreb. Het eerste was hier.]

Met de val en verwoesting van Karthago, waarover ik schreef in het vorige blogje, kwam een einde aan de Byzantijnse aanwezigheid in Ifriqiya. Als er al verder naar het westen al vlootsteunpunten zijn geweest, zijn die snel daarna opgegeven. Alleen rond de Straat van Gibraltar heerste nog de al genoemde exarch Julianus, die feitelijk een post-Romeins staatje voor zichzelf was begonnen tussen het Rijk van Toledo en de Berbers van het huidige Marokko. De Byzantijnen waren dus feitelijk verdwenen, maar hun Berber-bondgenoten waren er nog, en zij zetten de strijd tegen de Arabische veroveraars voort.

Kahina

Hun leider was koningin Kahina. Rond haar bestaat een hoop legendevorming: ze was een tovenares, een profetes wier voorspellingen opvallend vaak uitkwamen, een feministe, voorbeeld voor het verzet tegen koloniale mogendheden (lees: Frankrijk), heldin in het Berber-verzet tegen de Arabieren, Afrikaanse heerseres, joodse verzetsstrijder. Dat laatste gaat terug op een opmerking van de veertiende-eeuwse geleerde Ibn Khaldun, maar de meeste hedendaagse geleerden vermoeden dat ze een christelijke Berber-prinses was die haar positie tevens te danken had aan het feit dat ze getrouwd was geweest met een van de laatste Byzantijnse bestuurders.

Wat we zeker weten is dat ze zich baseerde op de Berbers van de Aurès, de bergachtige regio waar anderhalve eeuw eerder Masties dux en imperator van de Romeinen en Mauri was geweest. De regio was cruciaal: wie van Kairouan naar de vruchtbare Hautes Plaines reisde, zou er altijd doorheen komen. Het lukte de Arabische generaal Hassan ibn al-Nu‘man, de leider van de vijfde Arabische aanval op de gebieden in het westen, niet om haar daar te verdrijven – sterker nog, hij zou volgens Arabische auteurs zijn teruggedreven naar de Cyrenaica. Dit klinkt als een overdrijving, die geen ander doel dient dan te verklaren waarom daar een paar forten waren die “de kastelen van Hassan” werden genoemd. Vermoedelijk ging Hassan niet verder terug dan de Tripolitana, het noordwesten van Libië.

De zesde Arabische aanval

Hoe dit ook zij en waar waarheen hij zich ook had teruggetrokken: kalief Abd al-Malik stuurde hem versterkingen voor een hernieuwde opmars naar het westen. Een eerste veldslag vond plaats bij Gabès, waarna Hassans troepen konden terugkeren naar Kairouan en de rest van Ifriqiya. Vervolgens trok hij opnieuw de Aurès-bergen in. De beslissende veldslag zou bij Tabuda hebben plaatsgevonden, de plek waar Uqba ibn Nafi al-Fihri was gesneuveld. Dit keer overwonnen de Arabieren de Berbers; Kahina kwam om het leven.

In de komende jaren – we hebben het vermoedelijk over de jaren 701-703 – reorganiseerde Hassan Ifriqiya en nam hij Tunis in gebruik als vlootbasis voor aanvallen op Byzantijns Sicilië. Het was duidelijk dat de regio permanent zou behoren bij het Kalifaat van Damascus. En aangezien Hassan ibn al-Nu‘man succes had gehad, werd hij in 704 van zijn functie ontheven – zoals gezegd een standaardpraktijk in de Arabische wereld. Geen kalief kon een al te succesvolle generaal accepteren.

Het door de Romeinen gebouwde bronheiligdom in Zaghouan

Het slotoffensief

Hassans opvolger als gouverneur van Ifriqiya was Musa ibn Nusayr. Die naam bent u op deze blog eerder tegengekomen, want hij zou het Rijk van Toledo in 711 onderwerpen. In 705 beperkte hij zich tot maatregelen om het Arabische gezag te consolideren, met gevechten in de omgeving van Zaghouan, maar zijn ambitie was om verder naar het westen zoveel mogelijk Berber-slaven te bemachtigen en op transport te zetten naar Damascus.

En dus herhaalde hij de laatste operatie van Uqba ibn Nafi al-Fihri: hij marcheerde over de Hautes Plaines naar Tanger. Anders dan Uqba, die Tanger in handen van exarch Julianus had gelaten, nam Musa de stad in en legerde hij er een garnizoen. Ook elders was duidelijk dat hij er wilde blijven. Musa ontdeed het gebied eerst van een deel van de bewoners, exporteerde die als slaven, en behandelde de overblijvers als onderdanen. Berbers die zich hadden onderworpen, werden geacht zich te bekeren. Bij de bouw van moskeeën (overigens een aanwijzing voor een sedentaire bevolking) werden allerlei oude tempels en kerken gesloopt om het materiaal te recyclen.

Als er nog een Berber-koninkrijk rond Altava bestond, kwam dat nu voorgoed ten einde. Daarmee zou deze reeks blogjes kunnen eindigen: in 708 voltooide Musa de verovering van de Maghreb, en drie jaar later begon de oorlog in Andalusië. Maar er ligt nog een slotvraag. Daarover gaat het laatste blogje.

#Algerije #Altava #ArabischeVeroveringen #Berbers #exarch #Gabès #HassanIbnAlNuMan #IbnKhaldun #JulianusExarch_ #Kahina #Kairouan #KalifaatVanDamascus #Marokko #Masties #MusaIbnNusayr #RijkVanToledo #StraatVanGibraltar #Tabuda #Tanger #Tunesië #Tunis #Umayyaden #UqbaIbnNafiAlFihri #Zaghouan

De Arabische verovering van Andalusië (2)

Dirham uit Andalusië; het centrale opschrift luidt dat er geen god is dan Allah alleen, die geen deelgenoot heeft; het randschrift luidt dat de munt is geslagen in de naam van god in het jaar 106 (725 na Chr.; Archeologisch museum, Córdoba)

[Tweede van drie blogjes over de Arabische verovering van het Iberische Schiereiland. Het eerste was hier.]

Het veroveren van een gebied is één ding, het behouden is een ander. Het was de Arabieren en Berbers die met Tariq ibn Ziyad naar Iberië waren gekomen, te doen geweest om buit, maar vanaf de komst van Musa ibn Nusayr was de opzet het gebied te behouden. Dat riep de vraag op hoe de veroveraars het land moesten pacificeren en dat betekende samenwerking met de rijksgroten van het overrompelde Rijk van Toledo.

Verdragen

Musa sloot verdragen met de diverse lokale heersers, mannen met de rang van comes; de Latijnse titel zou later worden gebruikt om graven te typeren, de militaire bestuurders van een bepaalde regio. Eén zo’n verdrag is over: het is in 713 gesloten met een verder onbekende Theodomir, die heerste over enkele oostelijke havensteden. Het kwam erop neer dat Theodomir de Arabische hegemonie erkende, dat de steden zichzelf mochten blijven besturen, dat er geen religieuze dwang was en dat Theodomirs mensen geen hulp mochten verlenen aan de vijanden van het Kalifaat. Verder was er een jaarlijkse belasting (jizya) van één dinar en wat landbouwproducten per persoon en de helft voor een slaaf. De rijken werden ontzien: niet alleen was de hoofdelijke belasting laag, er werd ook geen land geconfisqueerd. Na enkele jaren werd het tarief overigens verhoogd (721).

Er moeten meer van dit soort verdragen geweest, en omdat de lasten licht waren, was het niet moeilijk voor de bewoners van het Rijk van Toledo om de nieuwe heersers te erkennen. Enkele steden boden weerstand, maar moesten capituleren: Sevilla, Toledo, Mérida en vermoedelijk Elvira.

De Arabieren hadden de gewoonte nieuwe, islamitische steden aan te leggen, die de oude bestuurscentra moesten vervangen. Kufa kwam dus in de plaats van Ktesifon, Caïro verving Alexandrië en Kairouan nam de plaats in van Karthago. In Andalusië verrees Granada naast het oude bestuurscentrum Elvira. Toledo raakte, nu er geen koning meer resideerde, in verval; de voornaamste residentie van de Arabische heersers zou in Córdoba komen, waar men ook de munten van El-Andalus sloeg.

Landverdeling

Anders dan wanneer de bevolking zich meteen onderwierp en de grondbezitters hun land mochten houden, confisqueerden de Arabieren het land van een stad die ze hadden moeten veroveren. Zulke grond heette jund en werd toegewezen aan legereenheden die in onze bronnen de naam dragen van oude Arabische stammen. Of het werkelijk gaat om de familieleden van mensen die een eeuw eerder op het Arabische Schiereiland hebben gewoond, staat te bezien. Er is wel geopperd dat het feitelijk gaat om de namen van regimenten.

Er is ook wel beweerd dat de Berbers slechtere junds kregen dan de Arabieren, maar wellicht ligt dat genuanceerder. Het is mogelijk dat elke groep land zocht dat leek op wat in het vaderland was achtergelaten. De Berbergroep die bekendstaat als Baranis zou dan land in de noordelijke bergen hebben gekregen omdat ze uit de Algerijnse bergen waren gekomen. Ik kan dit niet beoordelen. De kwestie zou al snel heel belangrijk zijn.

[Wordt vervolgd]

#Andalusië #Écija #Baranis #Berbers #Córdoba #comes #ElAndalus #Elvira #Granada #jizya #Mérida #MusaIbnNusayr #RijkVanToledo #Sevilla #Spanje #TariqIbnZiyad #Theodomir #Toledo

De Arabische verovering van Andalusië (1)

De Straat van Gibraltar

Ik heb al vaker geblogd over de grote Arabische veroveringen: de laatste grote gebeurtenis uit de Oudheid. Het gaat om twee verwante processen, namelijk enerzijds het ontstaan van de Arabische heerschappij (anders gezegd, van het Kalifaat) en anderzijds – en iets langzamer – de verspreiding van een Arabisch monotheïsme. De geleidelijke arabisering van de samenleving is dan nog een derde proces.

Enkele jaartallen: in 641 veroverden de Arabieren Alexandrië op de Byzantijnen, in het volgende jaar bereikten de legers de Cyrenaica, en tussen 647 en 695 namen de Arabische troepen het huidige Tunesië over. Daar, in wat ze Ifriqiya noemden, stichtten ze Kairouan, ver in het binnenland, onbereikbaar voor de Byzantijnse vloot, en gunstig gesitueerd voor het geval er nog met de Berbers zou moeten worden gevochten. De arabisering van de Maghreb nam een aanvang.

Vanaf toen konden de bewoners van het Rijk van Toledo een Arabische aanval verwachten, zeker omdat de meeste Arabische oorlogen begonnen als strooptochten (gazwas), in regio’s waar makkelijk veel te roven viel en Andalusië zo’n beetje het schoolvoorbeeld was van zo’n regio. Volgens de Britse historicus Roger Collins hadden er al strooptochten plaatsgevonden voordat Tariq ibn Ziyad in april 711 met ruim 11.000 Arabieren en Berbers de Middellandse Zee overstak op de plek die nog altijd Jebel Tariq heet, “Tariqs berg” ofwel Gibraltar. De bestuurders van Iberië hadden het dus kunnen zien aankomen, maar werden desondanks overrompeld.

In juli 711 versloegen de Arabieren en Berbers, die niet méér wilden dan plunderen, in de omgeving van het huidige Jerez het leger van koning Roderik (Rodrigo), waarna de joden in Córdoba en Écija Tariq als bevrijder binnenhaalden. Of hun enthousiasme oprecht was of een noodgedwongen aanpassing aan het simpele feit dat er geen Iberisch leger meer was dat de steden kon beschermen, valt niet uit te maken. Wel moet worden aangetekend dat de handelingen van de diverse Synodes van Toledo duidelijk maken dat de christelijke autoriteiten de joden liever zagen gaan dan komen.

Merkend dat annexatie van het Iberische Schiereiland niet onmogelijk was kwam Musa ibn Nusayr, de gouverneur van Ifriqiya, met 18.000 man aan en nog in de herfst konden de twee legers Toledo innemen. De buit was immens. De Arabische geschiedschrijver Ibn Abd al-Hakam weet dat de veroveraars de Tafel van Salomo (d.w.z., de Tafel met de Offerbroden), die de Visigoten in 410 hadden meegenomen uit Rome, naar Damascus stuurden.noot Ibn Abd al-Hakam, De verovering van Egypte, de Maghreb en Andalusië 21. Musa zei dat dit geen verovering meer was maar niets minder dan de Dag des Oordeels.noot Ibn Abd al-Hakam, De verovering van Egypte, de Maghreb en Andalusië 23..

Muurschildering van de zes koningen, Qusair ‘Amra

Voor ik afrond, nog even een woord over het plaatje hierboven. Ik maakte de foto in Qusair ‘Amra, een van de “desert castles” in Jordanië. Het stelt vier koningen voor die door de Arabische legers waren verslagen: de Byzantijnse keizer, koning Roderik van Toledo, de Sasanidische koning en de Negus van Ethiopië, en twee niet geïdentificeerde vorsten. Dat Roderik op één lijn stond met deze drie grote heersers, zegt heel veel over het prestige van het Rijk van Toledo.

[Wordt vervolgd]

#Andalusië #Écija #Córdoba #desertCastles #ElAndalus #Gibraltar #IbnAbdAlHakam #MusaIbnNusayr #QusairAmra #RijkVanToledo #Roderik #RogerCollins #Spanje #StraatVanGibraltar #TariqIbnZiyad