Wat is archeologie? (2) Structuur
[Dit is het tweede van vijf blogjes over wat archeologie is en hoe we haar belang beter kunnen uitleggen. Het eerste deel was hier.]
Eerst even iets over de structuur van de wetenschap. De wetenschapsleer biedt diverse manieren om onderzoek te beschrijven, en die hebben allemaal met elkaar gemeen dat daarbij twee zaken samenkomen. Ik vat gemakshalve samen dat kennis zowel bottom-up als top-down tot stand komt.
One damn’ fact after another
Het bottom-up-verhaal is het eenvoudigst. Onderzoekers doen, heel basaal, eerst waarnemingen (bijv. de voorwerpen in een graf), combineren die waarnemingen vervolgens met andere waarnemingen (bijv. de voorwerpen in alle graven van hetzelfde dorp), brengen de data op een iets hoger niveau samen in generalisaties (“de bewoners van dit dorp kenden opvallend weinig importgoederen”) en komen tot slot op een nog hoger niveau tot een conclusie (“dit dorp stond buiten de grote handelsnetwerken”).
Voilà, we hebben een feit geïdentificeerd (intersubjectief, natuurlijknoot Ik zeg dat er even bij omdat steeds als je “feit” zegt, iemand tegenwerpt dat feiten niet bestaan, alsof dat een revolutionair inzicht zou zijn. Studenten krijgen in hun eerste maand uitgelegd waarom de onmogelijkheid te komen tot objectieve kennis, geen bezwaar is zolang we het eens zijn over de aannames. De veelgehoorde tegenwerping over het niet bestaan van harde feiten, is dus een vorm van zeeleeuwen: een ogenschijnlijk serieuze maar feitelijk niet ter zake doende opmerking om een discussie te laten ontsporen.). En feiten zijn oninteressant. Het telefoonboek is ook een verzameling feiten, een vrij lange verzameling feiten zelfs, maar daarom nog geen wetenschap. De archeoloog wil het feit ook betekenis geven, want anders is het verleden just one damn’ fact after another.
Betekenis
Stel nu dat we tevens constateren dat in ons buiten de grote handelsroutes liggende dorp veranderingen zijn opgetreden. Die willen we verklaren. Dan hebben we dus een goed omschreven vraag die we willen beantwoorden met behulp van de feiten. Dit zou je top-down kunnen noemen. In het eigenlijke wetenschappelijke proces komen dus bottom-up gevonden feiten samen met top-down geformuleerde vragen.
Top-down zijn eveneens de hypothesen die we inroepen: de geconstateerde innovatie was een aanpassing aan veranderend milieu, ze kwam door religieuze ideeën, kwam door een technologische doorbraak, door frictie tussen de diverse economische groepen of door handel. Die laatste verklaring kunnen we in dit voorbeeld dus uitsluiten aan de hand van het geconstateerde feit dat er weinig importgoederen waren. We hebben de hypothesen getoetst en we hebben er een verworpen.
Door het bottom-up geconstateerde feit te benutten om top-down geformuleerde vragen te onderzoeken, wordt het feit betekenisvol: het speelt nu een rol in een groter debat, in dit voorbeeld dat over de motor achter de historische ontwikkeling. Voor het goede begrip voeg ik even toe dat niemand beweert dat er slechts één motor is: allerlei factoren spelen een rol. Je hebt echter wetenschappers die vinden dat ecologische aanpassing het meest doorslaggevend is, anderen benadrukken ideologie (hallo Max!), er bestaan technologisch deterministen, en de twee economische verklaringen die ik noemde zijn die van de klassieke marxisten en liberalen. De archeologische feiten kunnen dus dienen om de aannames van deze sociaalwetenschappelijke theorieën te toetsen en zo inzicht te geven in wat mensen eigenlijk zijn en doen. Het Museum für antike Schifffahrt in Mainz vat het beter samen dan ik ooit zou kunnen, als het stelt dat archeologen in essentie “zeigen wie Menschen ticken” (zie foto hierboven). Ik maak het schema iets complexer:
Ook dit uitgebreide schema is nog niet helemaal compleet. De vijf hier genoemde sociaalwetenschappelijke theorieën zijn weliswaar expliciet te formuleren, maar er zijn bij elk onderzoek zaken die men als vanzelfsprekend aanneemt, maar waarover wel een boom valt op te zetten. De oudheidkundige disciplines werpen zo nu en dan licht op die aannames en zo bieden ze inzicht in ons eigen denken. Mainz zegt het opnieuw goed: archeologen “messen unbekannte Werte.” Ik zal verderop een voorbeeld geven van een archeologisch museum dat een intrigerende vraag opwerpt over wie wij, eenentwintigste-eeuwse mensen, eigenlijk zijn.
Kortom: het gaat in wezen om het toetsen van sociaalwetenschappelijke theorieën en het verwerven van inzicht in onze eigen aannames. Dat is waarom we de oudheidkundige disciplines hebben.
Archeologie als wetenschap
Voor ik verder ga: zoals gezegd zijn er allerlei manieren om het wetenschappelijke proces te conceptualiseren. Wat die met elkaar gemeen hebben, is dat het nooit draait om alleen de data. Dataverwerving is geen wetenschap maar een voorwaarde voor wetenschap. Het wetenschappelijke zit ’m in de benutting van de gecombineerde data (feiten) om in het heden geformuleerde hypothesen te toetsen.
Het doel van archeologie is dus niet kennis van het verleden, al is dat leuk, maar begrip van het heden. In jargon: het gaat niet om het object, maar om het subject. In die ambitie is de archeologie identiek aan de bestudering van de oude talen en literatuur. Dat het ene specialisme zich beperkt tot de materiële kant van de oude cultuur, terwijl het andere zich toelegt op het geschrevene, is van ondergeschikt belang. En het is weliswaar onhandig dat archeologen datgene wat andere wetenschappers “hermeneutisch” noemen, aanduiden als “postprocessueel”, maar die jargonkwestie vormt geen principieel onderscheid. Het gaat erom dat alle oudheidkundes, alle geesteswetenschappen, alle sociale wetenschappen uiteindelijk de eigen aannames willen doorgronden en zo bijdragen aan zindelijk denken en een betere samenleving. Dat is de rechtvaardiging van het onderzoek, van de financiering en van de erfgoedwetgeving. En ik sluit niet uit dat als je het zo formuleert, ook Belgische federale ministers het begrijpen.
[wordt vervolgd]
#cultureleEcologie #data #feit #intersubjectiviteit #liberalisme #marxisme #MaxWeber #MuseumFürAntikeSchifffahrt #technologischDeterminisme #wetenschapsleer