Compensatie voor vertraagde mobiliteitskaart slechts voor enkele medewerkers
Slechts enkele medewerkers van de HR krijgen compensatie nu de invoering van de mobiliteitskaart is vertraagd. Met die kaart wordt het woon-werkverkeer met het ov volledig vergoed; op dit moment betalen medewerkers die meer dan twintig kilometer van de HR wonen een deel zelf. De mobiliteitskaart zou er oorspronkelijk al begin van dit jaar zijn.
In de zomer van 2024 werd duidelijk dat ‘begin 2025’ niet haalbaar was, het aanbestedingstraject duurde langer dan verwacht. De nieuwe streefdatum werd het najaar van 2025. Dat werd niet gehaald omdat afgelopen voorjaar het aanbestedingstraject door de HR werd ingetrokken (met name vanwege de veranderende markt van mobiliteitsaanbieders). Het nieuwe traject moet ertoe leiden dat medewerkers ‘waarschijnlijk in het najaar van 2026’ de kaart kunnen gaan gebruiken.
Anderhalf jaar
Dat is anderhalf jaar later dan aanvankelijk de bedoeling was, en dat betekent dat medewerkers die ver van Rotterdam wonen anderhalf jaar langer een deel van hun reiskosten zelf moeten betalen.
Het college van bestuur heeft laten onderzoeken of medewerkers voor wie de reiskosten voor woon-werkverkeer nu niet volledig worden vergoed, een vergoeding kunnen krijgen omdat de beloofde mobiliteitskaart er nog niet is. De uitkomst is dat slechts een enkeling daarvoor in aanmerking komt. Het gaat om ‘naar verwachting minder dan tien’ medewerkers bij wie bij indiensttreding, in de periode juli 2024 tot mei 2025, schriftelijk is vastgelegd dat hun reiskosten volledig worden vergoed. ‘In die uitzonderlijke gevallen komt de hogeschool haar juridische verplichtingen na’, reageert een woordvoerder desgevraagd.
Investering in tijd en IT-capaciteit ‘niet verantwoord’
Dat niet alle medewerkers voor deze tegemoetkoming in aanmerking komen is volgens de de woordvoerder ‘juridisch, administratief en ICT-technisch niet uitvoerbaar. Om dit zorgvuldig en betrouwbaar te doen, zou een investering in zowel tijd als IT-capaciteit (zoals aanpassingen in HR Today) nodig zijn, die niet verantwoord is’. Dit staat nog los van ‘het feit dat hiervoor geen verplichting bestaat’.
De werkgever is ‘in principe niet verplicht tot compensatie’, bevestigt Nasera Azzouz, rayonbestuurder van onderwijsbond Aob. ‘Een uitzondering kan ontstaan wanneer de werkgever bij een bredere groep de verwachting heeft gewekt dat iedereen binnenkort recht zou krijgen op de regeling (bijvoorbeeld via een officiële aankondiging). In dat geval kan er sprake zijn van een collectieve toezegging en ligt compensatie ook voor die groep in de rede’, zegt ze in z’n algemeenheid.
Het cvb heeft in juni 2024 haar voorgenomen besluit, met daarbij ‘begin 2025’ als startmoment, besproken in een openbare vergadering van de centrale medezeggenschapsraad (cmr) van de HR. Toen op 25 oktober 2024 op intranetsite Hint over de vertraging werd geschreven, gaf het cvb aan erop te sturen dat de kaart ‘in het najaar van 2025 ingevoerd kan worden’.
‘Werkgever mag invoering uitstellen, tenzij…’
‘Een werkgever mag’, gaat vakbondsbestuurder Azzouz verder, ‘De invoering van een regeling uitstellen, tenzij er al sprake is van een vastgestelde arbeidsvoorwaarde of van concrete individuele toezeggingen. Daarbij geldt wel het beginsel van goed werkgeverschap uit het burgerlijk wetboek: als medewerkers door het uitstel financieel nadeel ondervinden, is compensatie een passende maatregel’.
Met het voorgenomen nieuwe mobiliteitsbeleid wil de HR onder andere het gebruik van de auto ontmoedigen. Woon-werkverkeer voor medewerkers die met de auto naar het werk komen wordt in de toekomst immers niet volledig vergoed – uitzonderingen, zoals een medische indicatie, daargelaten.
Meer informatie over het vervoersbeleid van de HR en de mobiliteitskaart is te vinden op Hint.
Tekst: Jos van Nierop
Illustratie: Katja Hermann
Schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief!